Caesar in Noord-Gallië (2)

Caesar (Archeologisch Museum, Palermo)

[Dit is het tweede uit een korte reeks stukjes waarin de Vlaamse archeoloog Guido Cuyt en ik de recente identificatie van Caesars slagveld bij Kessel proberen te plaatsen in de wijdere context van het onderzoek. In het eerste deel behandelden we het probleem: de asymmetrie van het bewijsmateriaal – de archeologische vondsten bevestigden het verslag in Caesars Gallische Oorlog niet.]

De Belgische campagne van 57 v.Chr.

Caesars Belgische campagne begon, zoals gezegd, met een veldslag aan de rivier de Aisne, even ten noordwesten van het huidige Reims. Het Romeinse kamp wordt al heel lang gezocht op een heuvel die Mauchamp heet, en deze identificatie werd in 1997 bevestigd met luchtfoto’s. Daarop was bijvoorbeeld goed zichtbaar dat de poorten leken op die in Gergovia en Alesia. Deze identificatie is dus zeker.

Vanaf de Aisne rukte Caesar op naar de Ambiani, een stam die leefde rond het huidige Amiens. Hier bogen de legioenen af naar het oosten, om de Nerviërs aan te vallen, een stam die gold als de gevaarlijkste van alle Belgen. Ze deden hun naam eer aan: bij het riviertjes Sabis verrasten ze de Romeinse voorhoede en wisten ze de hoofdmacht uiteen te slaan. Ook al streden de legioenen zonder veel coördinatie, hun discipline en ervaring verzekerden uiteindelijk de Romeinse zege.

De Selle
De Selle

Je leest nog weleens dat de Sabis dezelfde rivier is als de Sambre, maar al in de negentiende eeuw wist men dat dit etymologisch onmogelijk is. Topografische, strategische en taalkundige argumenten wijzen allemaal naar het riviertje de Selle in Noord-Frankrijk en meer precies naar het dorpje Saulzoir als plaats van het treffen. Dit was, althans tot voor kort, het laatste punt in Caesars Belgische campagne dat met grote zekerheid kon worden geïdentificeerd.

De wal van het heuvelfort in het Bois du Grand Bon Dieu.
De wal van het heuvelfort in het Bois du Grand Bon Dieu.

Het volgende slagveld was het heuvelfort van de Aduatuci, een stam die had beloofd de Nerviërs te steunen maar te laat arriveerde. Deze vesting was lange tijd volkomen onbekend en werd op verschillende plaatsen in de Maasvallei aangewezen, zoals in Namen en Hoei. In 2012 opperde archeoloog Nico Roymans, die nu de plek heeft geïdentificeerd waar Caesar de Usipetes en Tencteri vernietigde, dat de Aduatuci ten onder waren gegaan op het plateau ten zuiden van het huidige Thuin. Het Bois du Grand Bon Dieu was al bekend als een Belgisch fort: gebouwd in de meander van een kleine rivier heeft het steile hellingen, sommige ervan zelfs rotsachtig. De plek kan alleen vanuit het noordoosten worden benaderd over een soort natuurlijke toegangsdam die zo’n 200 Romeinse voet breed is – precies zoals Caesar schrijft. De lengte van de palissade die Caesars soldaten moesten bouwen, 15.000 voet, komt overeen met het traject over de toppen van de omringende heuvels.

Deze topografie is onvoldoende voor de identificatie. Er is echter ook overtuigend archeologisch bewijs. Er zijn monsters genomen uit de wallen die de Aduatuci oprichtten, en er is een redelijke match met wat we zouden verwachtten: ze zijn gebouwd tussen pakweg 90 v.Chr. en 60 na Chr. Romeinse slingerstenen uit de eerste eeuw v.Chr. wijzen op plaatsen waar gevechten hadden plaats gevonden.

Het sterkste bewijs is een drietal muntschatten, bestaand uit Nervische goudstukken. Net als een gouden torque waren deze munten zorgvuldig begraven, en wel op hetzelfde moment aan het begin van de jaren vijftig van de eerste eeuw v.Chr. Het moet haast wel gaan om betalingen door de Nerviërs aan hun bondgenoten, die de schatten begroeven voordat ze zich overgaven aan de Romeinen. Andere Aduatuci gaven hun geld aan Caesar: volgens de Romeinse biograaf Suetonius verwierf de veroveraar zóveel goud dat in Italië de prijs van edelmetaal instortte.

[Wordt vervolgd]

Deel dit: