Zelfinterview

Als het goed is, ligt vanaf vandaag Het visioen van Constantijn in de winkel, een boek waarin classicus Vincent Hunink en ik een bekende oudheidkundige puzzel presenteren: hoe kon een heidens visioen veranderen in een christelijke legende? Een volledig antwoord is er niet maar we gebruiken de puzzel om en passant te wijzen op de problemen waar een oudheidkundige mee wordt geconfronteerd. In een kort vraaggesprek interviewen we elkaar.

Jona: Je had zin in het vertalen van de Lofrede van 310, de tekst waarin het heidense visioen wordt gepresenteerd, omdat dit het hoge stijlregister betrof en laatantieke welsprekendheid. Wat is daar zo speciaal aan?

Vincent: Het is een genre dat wij eigenlijk niet meer kennen. Ook wie tegenwoordig een speech houdt tegenover de koning of minister-president zal zich uitdrukken in min of meer “gewoon” Nederlands. Maar in deze antieke speeches gaan echt alle remmen los. De redenaar pakt breed uit en hanteert alle talige middelen die hij kent om zijn lofzang te zingen. Of juist om onwelkome details te verdoezelen. Ik vond het spannend om te kijken of ik die talige “grandeur” enigszins in taal van nú kon uitdrukken, zonder te belanden in de valkuil van oubollig Nederlands. Of dat gelukt is mag de lezer beoordelen.

Jona: We hebben het eens gehad over de Latijnse woorden “instinctu divinitatis” op de Boog van Constantijn, die je hebt vertaald als “door ingeving van de godheid”, en “divino monitus instinctu” uit de Lofrede van 310, die je weergaf als “geleid door goddelijke inspiratie”. Ik vroeg me af of je de vertaling niet meer op elkaar kon laten lijken en je antwoordde toen dat een monumentale en een retorische context om een ander soort Nederlands vroegen. Kun je dat toelichten?

Vincent: Die twee frasen betekenen inhoudelijk natuurlijk zowat hetzelfde. Behalve dan dat de tweede iets langer en uitgebreider is. Dat is één reden om ze verschillend weer te geven in het Nederlands. Verder is er inderdaad het verschil van context. Op een antiek monument is de taal meestal strakker en minder uitgesproken dan in een lofrede die grossiert in bloemrijke uitdrukkingen. Dat “geïnspireerd door” hoort volgens mij niet thuis op het monument maar wel in de lofrede.

Jona: Wat hoop je dat Nederlandstalige lezers uit de lofrede zullen halen?

Vincent: De kern van “het visioen van Constantijn” is hier te vinden. Dus als lezers een goede reden zoeken om de tekst te lezen, dan hebben ze allereerst het historische argument: this is it. Maar ik hoop dat ze, net als ik, vooral ook plezier zullen beleven aan de klinkende retoriek van deze tekst. Het historische argument kan dus een excuus zijn om gewoon eens lekker los te gaan in een heerlijk ronkend betoog. Eindelijk mag het eens! Of het allemaal waar is wat er staat doet er niet toe.

Vincent: Om daar meteen een vraag aan vast te knopen: waarom heb jij ervoor gepleit om die hele lofrede op te nemen in ons boek? Als historicus had je kunnen volstaan met de twee, drie voor ons thema relevante frasen uit het slot van de tekst. Waarom dan toch zo’n lange lap laatantieke retorica?

Jona: Omdat ik vind dat je een tekst helemaal moet lezen. Het visioen aan het einde correspondeert met een claim aan het begin. Ook wordt ergens in de toespraak een natuurverschijnsel gepresenteerd als de manifestatie van een godheid, wat een interpretatierichting biedt voor het visioen. Los daarvan zijn teksten als deze ideaal om de lezer een indruk te geven van de complexiteit van tekstuitleg.

Vincent: Jij maakt je in je blogberichten vaak druk om de humaniora. Je hekelt vaak het gebrek aan goede, wetenschappelijke methoden, én verkeerde vormen van publieksvoorlichting. Hoe heb je die twee aspecten behandeld bij het maken van dit boek?

Jona: Te vaak is voorlichting het presenteren van trivialiteiten en feitjes. Oudheidkundigen leggen zelden uit hoe ze tot hun conclusies komen, hoewel elke nota over wetenschapsvoorlichting dat adviseert. Als mensen bijvoorbeeld vragen hebben over hermeneutiek, moet ik ze doorsturen naar de theologen. Ik heb nu een puzzel getoond – niet opgelost – en aangegeven waar de voetangels en klemmen zitten. Ik ben niet diep ingegaan op de methoden. Ik zou al heel gelukkig zijn als mensen begrijpen dát er problemen zijn waarover is nagedacht, dat de oudheidkundige disciplines methoden hebben en dat een opleiding zin heeft.

Vincent: Zijn we met dit boek het raadsel van Constantijns ‘bekering’ een beetje meer op het spoor gekomen? En komt er in de toekomst nog eens zo’n boek van jou?

Jona: De puzzel is niet op te lossen. Ik zou willen dat de lezer gaat begrijpen dat er haken en ogen zitten aan de uitleg van een bron. Zeker mensen met een achtergrond in de exacte wetenschappen onderschatten dat weleens. Ik zou nog eens zo’n boekje willen schrijven over de haken en ogen die zitten aan papyri, want ook daarover wordt lichtvaardig gedacht. Alleen heb ik de uitgever nog niet weten te overtuigen, maar dat komt wel als hij het eclatante verkoopsucces van Het visioen van Constantijn heeft gezien.

[Wilt u meer weten over papyri? Bevorder dan de verkoop van Het visioen van Constantijn en bestel uw exemplaar hier (levert landelijk). Of liever, bestel er twee.]

Deel dit:

11 gedachtes over “Zelfinterview

  1. Hans van der Valk

    Mijn gelukwensen met deze publicatie. Ik zal het lezen met mijn exact wetenschappelijke achtergrond. Het project met de papyri lijkt me ook interessant.

  2. Frans

    Gelukgewenst ook namens mij! Ik zal het zeker niet lezen met een exact wetenschappelijke achtergrond, eerder het tegenovergestelde. Even inhakend op het vorige stukje: wat in het christendom heidens wordt genoemd is in wezen sjamanisme en daarin is het beleven van visioenen heel normaal. De prairie Indianen hielden een vision quest als onderdeel van het volwassen worden. Misschien zijn wij dat als moderne mensen te veel kwijtgeraakt? Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat het betreden van een andere realiteit heel inspirerend kan zijn.

  3. Frans

    Ayahuasca. Ik heb het nu natuurlijk over een totaal andere cultuur op een ander continent en de oude Romeinen deden geen vision quest, maar toch… Het heeft er in ieder geval toe geleid dat ik een andere kijk op dat soort zaken heb gekregen. Wat Constantijn al die eeuwen geleden heeft meegemaakt, zullen we natuurlijk nooit weten, maar dat hij “iets” heeft gezien of gedroomd, lijkt me zeker mogelijk. En iedereen legt zoiets uit aan de hand van z’n eigen cultuur: Apollo voor de een, de Grote Geest voor een ander, de Maagd Maria voor dat meisje in Lourdes…

  4. Gefeliciteerd met deze mooie gebeurtenis!
    Gelukkig hebben sommige exacte wetenschappers nog Gymnasium B gedaan en hebben ze in ieder geval enig benul van de moeilijkheden van het vertalen van antieke teksten.

  5. A. Minis

    Ik had me opgegeven voor de presentatie in Leiden, maar ik hoor nu dat het ook in Amsterdam gebeurt. Aangezien ik in Amsterdam woon, ga ik a.s. woensdag naar Athenaeum i.pl.v. naar het RMO.
    Tot woensdag !

Reacties zijn gesloten.