
Zoals de trouwe lezers van deze blog weten, ben ik momenteel in Leeuwarden duizenden digitale foto’s online aan het plaatsen die mijn zakenpartner, enkele vrienden en ik de afgelopen vijftien jaar hebben gemaakt. Het is allemaal nog even wennen, maar mijn geadopteerde woonplaats is prettig ontspannen en ik werk hier met plezier. Als ik straks wat sneller kan werken en als ik wat geluk heb, dan is over drie maanden zo niet de hele dan toch een fors deel van de verzameling online beschikbaar voor iedereen die er gebruik van wil maken, bijvoorbeeld via de websites van Tresoar, Vici, het Rijksmuseum van Oudheden of Livius. (Hoewel ik daarnaar link, is er nu nog niets te zien van de fotocollectie.)
Omdat ik én met deze lekkere klus bezig ben én nog wat aan het Friese leven moet wennen – waar is in Leeuwarden om tien uur ’s avonds een supermarkt open? – is er weinig tijd om het nieuws te volgen, maar gelukkig attendeerde Kees Huyser van het NIKHEF, die ook de landkaarten maakte voor Het visioen van Constantijn, me op een artikel dat me anders misschien was ontgaan: “Fluctuating radiocarbon offsets observed in the southern Levant and implications for archaeological chronology debates”. Dit lijkt belangrijk nieuws over de archeologie van het Nabije Oosten.
Teksten en vondsten
Wat is er aan de hand? De Bijbel vertelt mooie verhalen over koning David en zijn zoon Salomo, die ergens in de tiende eeuw zouden hebben geregeerd over een vrij machtig rijk. Archeologisch zijn ze echter zoek. Hoewel zionistische archeologen regelmatig anders beweren, is er nog nooit iets gevonden dat de Bijbelse verhalen bevestigt. Na anderhalve eeuw waarin elke vierkante meter Israëlische bodem drie keer is omgespit, wordt dat verontrustend. Weliswaar bewijst de afwezigheid van bewijs niet dat iets afwezig is geweest, maar je bereikt ooit een punt waarop je constateren moet dat je zó lang niets hebt gevonden, dat het onwaarschijnlijk is dat het heeft bestaan.
Je zou een kleitablet willen hebben – hét bewijs voor het bestaan van een overheid met een rijksadministratie – waarop een Salomo wordt vermeld, al was het maar in een dateringsformule (“in het zesde regeringsjaar van Salomo”) of een reçuutje (“twee amforen olijfolie, ontvangen in het huis van Salomo”). De enige tekst die we hebben is echter een inscriptie uit Dan, waarop David staat vermeld als stamvader van het koninklijke huis van Juda. Dat bewijst dat in later tijd verhalen over David circuleerden, maar bewijst niet zijn historiciteit, al lijkt me dat de bewijslast ligt bij degenen die haar ontkennen. Maar Davids historiciteit bewijst nog geen groot koninkrijk.
Verder zijn er enkele monumentale gebouwen uit de Vroege IJzertijd. Maar hoe oud zijn die precies? Aanvankelijk gingen archeologen ervan uit dat David en Salomo de enigen waren die als bouwheer in aanmerking kwamen, en dat ze dus mochten worden gedateerd aan de hand van hun regeringsjaren. Die kennen we uit de teksten die zijn gebundeld in de Bijbel: Salomo regeerde van pakweg 970 tot 930 v.Chr. en David in de decennia daarvoor, dus rond 1000 v.Chr. Als zowel de identificatie als de geschreven chronologieën kloppen, dateren de ruïnes dus uit de tiende eeuw.
Het probleem
Deze redenatie is niet onlogisch en degenen die u jaarlijks vervelen met de ontdekking van het zoveelste paleis van David, denken nog altijd op deze manier. De bewijzen stapelen zich echter op dat het niet klopt. Als je namelijk een normale aardewerkchronologie construeert, gekoppeld aan de chronologieën van andere delen van de Mediterrane wereld, lijken deze gebouwen te jong te zijn om nog door David en Salomo te zijn gebouwd. Ik schrijf “lijken”, want hierover bestaat discussie – ik blogde er uitgebreid over. Oudheidkundigen hebben geprobeerd de aardewerkchronologie te verbeteren door haar te onderbouwen met behulp van koolstofdateringen, maar dat leverde twee uitkomsten op. Kijk maar:
In dit plaatje staat de waarschijnlijkheid aangegeven dat een bepaald moment de overgang markeert tussen de archeologische periode zonder monumentale en de periode mét monumentale architectuur. Zoals u ziet heeft de curve twee toppen, namelijk rond 970 en rond 930. En dat zijn stomtoevallig precies het begin en het einde van de regering van Salomo. Kortom, we hebben twee uitkomsten en die hebben vérstrekkende gevolgen: in het ene geval kan een David of een Salomo de monumentale gebouwen hebben laten construeren, is er een groots koninkrijk geweest en hebben de geschreven bronnen gelijk, in het andere geval hebben de auteurs van de Bijbelverhalen bouwwerken toegeschreven aan David en Salomo die pas later zijn gebouwd. Dit alles heeft weer consequenties voor ons beeld van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel.
Kortom, dit is de puzzel en het feit dat er twee uitkomsten zijn, suggereert dat er iets niet in de haak is. Tot deze week wisten we niet wat nu het probleem is. Dat weten we nog steeds niet, maar het artikel waarnaar ik hierboven verwees, suggereert wel een richting waarin we het moeten zoeken. De auteurs opperen dat er iets mis is met de kalibratiecurve die wordt gebruikt bij koolstofdateringen.
Kalibratie
Nu wordt het even technisch. Levende wezens ademen voortdurend zeer licht radioactief materiaal in. Tot ze dood gaan. Door straling verliest dood organisch materiaal zijn radioactiviteit, wat betekent dat de mate van radioactiviteit een aanwijzing kan zijn voor de ouderdom. De aanname hierbij is dat levende wezens in alle tijden evenveel radioactief materiaal inademden – en dat is niet het geval. Eén flinke supernova bij een naburige ster en alle levende wezens op aarde worden een tikje radioactiever en worden dus bij een koolstofdatering te jong geschat. Daarom moet een koolstofdatering worden geijkt (“gekalibreerd”) aan de hand van jaarringen.
Impasse en vooruitgang
So far, so good. We hebben altijd aangenomen dat de kalibratiecurve overal hetzelfde was. De auteurs van het genoemde artikel opperen nu dat er toch lokale variaties zijn.
We observe a substantive and fluctuating offset in measured radiocarbon ages between plant material growing in the southern Levant versus the standard Northern Hemisphere radiocarbon calibration dataset derived from trees growing in central and northern Europe and North America. This likely relates to differences in growing seasons with a climate imprint.
Daarmee is het probleem van de twee toppen in de waarschijnlijkheidscurve nog niet opgelost. Die is immers gebaseerd op koolstofmonsters die allemaal komen uit dezelfde regio en die dus allemaal dezelfde lokale afwijking vertonen. Het is echter wél duidelijk dat het vergelijken van koolstofdateringen uit diverse regio’s – laten we zeggen het huidige Israël en Anatolië of het Egeïsche Zee-gebied – niet zomaar is toegestaan. Het probleem is dus nog complexer geworden maar het is mogelijk dat we eindelijk beginnen te begrijpen waarom het zo complex is. Dat is vooruitgang.
“De auteurs opperen dat er iets mis is met de kalibratiecurve die wordt gebruikt bij koolstofdateringen.”
Ha! Oudheidkunde die een fout in de natuurkunde opspoort. Ik blijf het grappig vinden.
Het is geen natuurkundige fout, maar een slordigheid in de aannames die gebruikt worden om uit de natuurwetenschappelijke data chronologische conclusies te trekken.
Het is geen slordigheid in de aannames. Het is doodgewoon een foute natuurkundige aanname, een natuurkundige fout dus:
“dat levende wezens in alle tijden evenveel radioactief materiaal inademden”.
Dat is geen fout in de natuurkunde. De natuurkunde voorspelt de huidige samenstelling, als de oorspronkelijke samenstelling bekend is. De kalibratie levert een hypothese voor de oorspronkelijke samenstelling, en die kan alleen door metingen bepaald worden uit materialen van bekende ouderdom. Zulke kalibratiemetingen zijn meer ‘historische’ gegevens dan fundamenteel natuurkundige gegevens, in dezelfde zin als het Nederlandse woord voor biologie ‘natuurlijke historie’ is.
Net als de hele historie zelf zijn dit soort gegevens ‘zoals het zich nu eenmaal heeft afgespeeld’, zonder voorspelbare noodzakelijkheid die bij natuurwetten hoort.
De hoeveelheid aangemaakte C14 is afhankelijk van het weer op aarde en zon en zelfs de sterren. De hoeveelheid opgenomen C14 is afhankelijk van de chemie in het milieu, de voedingsbronnen, de temperatuur. Allemaal lokaal verschillend.
Zie boven. De radiometrische berekeningen zijn gebaseerd op de aanname
“dat levende wezens in alle tijden evenveel radioactief materiaal inademden ”
Die aanname is fout. Daar is natuurkunde verantwoordelijk voor
“als de oorspronkelijke samenstelling bekend is”
En wat die oorspronkelijke samenstelling betreft accepteerde de natuurkunde (specifiek radiometrie) een foute aanname. Dat is een natuurkundige fout.
“De hoeveelheid aangemaakte C14 is afhankelijk van het weer op aarde en zon en zelfs de sterren.”
Precies het punt – daarom is de aanname (een natuurkundige aanname) fout. Een natuurkundige fout. Ik vind het altijd fijn als mensen mij bevestigen terwijl ze denken mij tegen te spreken.
Wat een leuk verhaal!
“waar is in Leeuwarden om tien uur ’s avonds een supermarkt open?”
Onnodig toch? Ook in Amsterdam. Het vraagt alleen iets meer planning voor de boodschapper, maar is prettiger voor de winkelier.
Het is natuurlijk zonneklaar dat het de radioactieve straling van de Ark van het Verbond is die de curve lokaal in de war stuurt. Ik ga komende zomervakantie een boek hierover bijeenverzinnen en mijn broodje is gebakken. Bedankt voor de tip!
Broodje aap?
Fantastisch verhaal. Dank voor de verwijzing naar de blog-serie van Richard Kroes (enorm duidelijk). Over de methode had ik al vaker gelezen, maar dit zit didactisch goed in elkaar.
Ik verwijs nog naar het volgende artikel: https://www.rug.nl/research/centre-for-isotope-research/images/toekomst-vh-verleden.pdf
Interessant, maar veel technischer!
Beste Jona,
Wat ik niet goed snap, is hoe men aardewerk kan dateren met C-14, of interpreteer ik dit verkeerd? Of gaat het hier om organische residuen die zich in het aardewerken recipiënt bevinden? Immers, materiaal van niet-organische oorsprong kan men niet dateren met C-14, maar eerder, waar het voorwerpen uit gebakken klei betreft, een rehydroxilatie-kinetiek-datering gebruikt ofwel een datering door middel van thermoluminescentie en als laatste, minst nauwkeurige datering paleomagnetisme? Trouwens een heel boeiende vondst, mbt tot C-14; ik hoop dat men werk zal (kunnen) maken van nauwkeurigere en ‘geografische’ C-14 waarden.
Dat heb je goed begrepen: het is niet het aardewerk maar het bijbehorende organische materiaal dat wordt gedateerd.
Ok, als ik het goed begrepen heb kunnen er dus lokale variaties van C14 (14C schijn je eigenlijk te moeten noteren toch? Dit terzijde). Deze vaststelling heeft (nog) geen rechtstreekse betrekking op de ruïnes van Megiddo, daar is (nu) echt nog geen nieuwe informatie over.
Mocht dit tot een nieuwe verbeterde en bruikbare dateringsmethode leiden, gaat het dan om verschillen van honderden jaren of een kleinere tijdspanne?
In het artikel lijkt de gemiddelde shift in datering zo’n 19 jaar, maar tijdens warmere periodes zou het meer kunnen zijn.
De methode is getest/gecalibreerd met materiaal van de laatste paar eeuwen en die calibratie is geextrapoleerd naar de vroege ijzertijd.
“On the basis of the currently available comparison, AD 1610–1910, we might anticipate the possibility of offsets relevant to 14C dating in the southern Levant ranging from about 19 ± 5 14C years to 24 ± 5 14C years at such times.”
Aha. Als ik het goed begrijp zou dan een dergelijke correctie voor de Megiddo ruïnes niet heel spectaculair uitpakken, toch?
De discussie is of Megiddo gebouwd kan zijn door Salomo; dan is een verschil van 20 jaar in de archeologische datering belangrijk, zie de grafiek die Jona hierboven toont mbt datering.
Dat punt wordt impliciet ook door de auteurs gemaakt maar dan tav van hoge en lage chronologie in de Levant cq Egypte waar het gaat om decennia
Data voor Salomo variëren:
972-932 v. Chr., volgens NBG-1951 bijbel (8ste druk z.j.)
Circa 966-926 v. Chr., volgens Sesam Atlas bij de Wereldgeschiedenis dl. 1
Circa 970-931., v. Chr. gegeven door Finkelstein & Silberman, The Bible Unearthed, (New York 2001).
Data voor Omri en Achab variëren ook:
Circa 875-854 volgens NBG (alleen Achab)
878-871 voor Omri; 875-852 voor Achab volgens Sesam dl. 1
884-873 voor Omri; 873-852 voor Achab volgens Finkelstein & Silberman
Grofweg dus maximaal 120 jaar tussen Salomo en Achab. Het jongste jaar voor het einde van Salomo’s regering 926 v. Chr., het oudste jaar voor het begin van Omri’s regering 884 v. Chr., max 42 jaar. (De ‘Omrieden’ worden beschouwd als grote bouwers in Megiddo).
De 14C getallen voor de vondsten staan in de grafiek. die schuift 20-30 jaar naar jongere datum en dat betekent meer kans dat Megiddo later is aangelegd; dan vrijwel zeker niet onder “David” maar ook niet onder Salomo. Voor de laatste is er geen trouwens enkele buiten-bijbelse referentie