Het bekken van Sint-Nikolaas

Reliekhouder uit Worms

Nog even over de resten die Sint-Nikolaas op aarde achterliet toen hij opsteeg naar de hemel – een verhaal waarover we het al eerder hebben gehad en dat we nu kunnen laten rusten, al is het nog zo mooi. We hebben het dus over Nikolaas’ gebeente.

Relikwieën over de hele wereld

Nog even herhalen: de ketterpletter is vermoedelijk in 342 of 343 begraven in een kerk aan de rand van de havenstad Myra. Die kerk is later herbouwd en in 1087 hebben mensen uit Bari daarvandaan de relieken meegenomen. Later gaven ze zo nu en dan botten mee aan bevriende steden. Het is dus mogelijk dat er een rib is terechtgekomen in de Egmondse Abdij, maar daarvoor zie ik, zoals ik gisteren schreef, zo snel geen aanknopingspunt in de bronnen van het latere graafschap Holland. Er zijn ook botfragmenten elders terechtgekomen, zoals in Venetië. De fragmenten in de Duitse keizerstad Worms zijn in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. En een stukje van het bekken van Sint-Nikolaas zou zijn beland in Lyon.

Lees verder “Het bekken van Sint-Nikolaas”

De Griekse kolonisatie

Een vaasje uit Taucheira (Archeologisch Museum, Tocra)

Taucheira was een havenstad in het deel van het huidige Libië dat Cyrenaica heet. De antieke geleerde die bekendstaat als de Scholiast bij Pindaros weet te melden dat Taucheira is gesticht vanuit het landinwaarts gelegen Kyrene.

Een kolonie dus. Volgens de geschreven bronnen begonnen de Grieken rond 740 v.Chr. vrij plotseling uit te zwermen, eerst naar zuidelijk Italië, vervolgens naar Sicilië, later ook naar de kusten van de Zwarte Zee. Kyrene, waarvandaan Taucheira dus zou zijn gesticht, was ook zelf een kolonie. Nog in de vijfde eeuw na Chr. beroemde de auteur Synesios van Kyrene zich op zijn Spartaanse voorouders. Herodotos vertelt hoe het allemaal was gegaan – een heldhaftig verhaal vol vergissingen en overwonnen moeilijkheden – en helpt ons om het moment van de kolonisering te plaatsen rond 630 v.Chr. Kortom: de Grieken stichtten Kyrene rond 630 en de bewoners van Kyrene stichtten Taucheira. Dat zal dus wel later zijn gebeurd.

Lees verder “De Griekse kolonisatie”

De Zeevolken: de problemen

Het door Zeevolken verwoeste paleis van Ugarit

In de stukken die ik tot nu toe wijdde aan de Zeevolken vatte ik samen hoe De Blois en Van der Spek in Een kennismaking met de oude wereld uitleggen wat er aan de hand was. Ze doen dat met alle voorzichtigheid die het onderwerp vereist, want veel is onduidelijk. Wat echter inmiddels wél zeker is, is dat er een klimaatverandering is geweest die het maatschappelijke aanpassingsvermogen te boven ging. Ik keek naar het bewijsmateriaal en wees erop dat dit viel te presenteren als een consistent verhaal: zo rond 1200 v.Chr. was er een klimaatomslag; volken uit het Griekse gebied raakten op drift; er was een noordwest-zuidoost-beweging van Zeevolken; steden werden geplunderd; het Hittitische Rijk ging ten onder; de vraag naar tin nam af; de interregionale handelsnetwerken stortten in; men schakelde over op ijzer. We zouden de migratie van de Frygiërs vanaf het zuidelijke Balkanschiereiland naar Anatolië nog kunnen toevoegen.

Complicaties

Het is mogelijk het bewijsmateriaal zo te presenteren, maar er zijn complicaties. De voorgaande alinea past mooi in een negentiende-eeuws frame dat beschavingen à la het West-Romeinse Rijk ten onder gingen door migraties. Dat was destijds een populaire analyse – om niet te zeggen: een koloniaal angstbeeld – maar het is voor de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen achterhaald. Op drift geraakte stammen assimileerden en de veranderingen in het Mediterrane wereldrijk hadden vooral te maken met het feit dat het al van binnenuit verzwakt was. Iets dergelijks kan natuurlijk ook spelen bij de Zeevolken: die werden gevaarlijk doordat de oosterse grootmachten al verzwakt waren, waarbij de klimaatomslag die de Zeevolken het ruime sop deed kiezen, slechts één factor was. Moeten we niet zoeken naar andere factoren?

Lees verder “De Zeevolken: de problemen”

MoM | Chronologie en vooruitgang

De bestudering van de Oudheid is een gevarieerd veld. Sommige onderwerpen trekken meer de aandacht dan andere (ik zie het aan de bezoekersaantallen als ik blog over het joden- en christendom), we vinden sommige thema’s belangrijker dan andere (de Griekse filosofie heeft een goede naam) en bepaalde inzichten zijn fundamenteler dan andere. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de antieke geografie en chronologie. Hoe abstruus de materie soms ook oogt, de oudheidkundige kan niet zonder kennis van deze kwesties. Ideeëngeschiedenis is bijvoorbeeld onmogelijk als je de verspreiding van ideeën niet kunt plaatsen in tijd en ruimte.

Teksten

Het gaat me vandaag om de chronologie. Simpel samengevat worden de onzekerheden groter naarmate we dieper in het verleden zijn. Hebben we in de Late Oudheid nog de zekerheid van onze eigen jaartelling, in de Romeinse tijd hebben we de Juliaanse kalender en daarvoor hebben we de Seleukidische era, de Ptolemaïsche koningsjaren en de Canon van Ptolemaios. Tot het midden van de achtste eeuw v.Chr. beschikken we dus nog over de systemen waarmee men destijds het verstrijken van de tijd registreerde. Als we echter nog dieper willen, wordt het lastiger.

Lees verder “MoM | Chronologie en vooruitgang”

Koolstofdatering: Pseudoscepsis

Het Evangelie van de Vrouw van Jezus: veel te vérgaande conclusies aan de hand van een koolstofdatering

Nu we de wetenschappelijke zelfkritiek hebben gehad, komen we als vanzelf bij de pseudosceptici, waaronder er zijn die de koolstofmethode niet zien zitten. Ik heb al enkele valkuilen vermeld: nog levende schelpen die duizend jaar oud dateren en andere afwijkingen van de oorspronkelijke aannames die aan de koolstofdatering ten grondslag lagen. Wie twijfel wil zaaien aan oudheidkundige dateringen, kan zulke voorbeelden op indrukwekkende wijze presenteren.

Dat kan met cijfers, want de afwijkingen als gevolg van bijvoorbeeld het mariene reservoireffect bedragen honderden jaren. Ook taalkundige massage is dienstig. Er zijn reële problemen, stuk voor stuk oplosbaar, maar je kunt natuurlijk zeggen dat het “wemelt van de problemen”, dat er “schokkende verschillen” zijn, dat “ongerijmdheden de methode plagen”, dat de verschillen “niet onbetekenend” zijn en dat er sprake is van “onkwantificeerbare variabelen”.

Lees verder “Koolstofdatering: Pseudoscepsis”

Koolstofdatering: Kritiek

De mummie van een krokodil (Egyptisch Museum, Barcelona)

De koolstofmethode wordt vaak gepresenteerd als keiharde, betrouwbare en succesvolle methode. En terecht. Zo raakt echter wat uit het zicht dat ook zo’n keiharde en betrouwbare methode onoordeelkundig en dus onsuccesvol valt toe te passen. Hoe keihard en hoe betrouwbaar ook: dateren blijft een kunst.

Kritiek op koolstofdatering

Je moet heel goed weten wat je dateert en welke vraag je eigenlijk wilt beantwoorden. De meest voor de hand liggende vraag is natuurlijk: hoe oud is het? Maar daar is de koolstofmethode niet in alle gevallen geschikt voor. De vraag “stamt dit voorwerp uit het begin van de zevende eeuw?” vergt een nauwkeurigheid van een jaar of vijftig. Maar rond het begin van de zevende eeuw loopt de kalibratiecurve behoorlijk vlak. Een koolstofdatering kan dan heel goed uitvallen als 585 – 710 cal AD en daar heb je niks aan. Maar aan diezelfde datering heb je wél wat als je wilt weten of je voorwerp een moderne vervalsing is.

Lees verder “Koolstofdatering: Kritiek”

Koolstofdatering: Reiniging

De lijkwade van Turijn, waar beschuldigingen zijn gedaan van fouten bij de koolstofdatering

Vervuiling wordt vóór een koolstofdatering opgespoord met de microscoop, een standaardprocedure. Bij de lijkwade van Turijn is bijvoorbeeld gekeken naar de hoeveelheid roet in het doek. In 1532 is het doek namelijk het slachtoffer geweest van een brand. Niet alleen brandden gesmolten druppels zilver gaten in het textiel, mogelijk was er ook roet in het doek neergeslagen. Wellicht zou de koolstof uit dat roet de datering kunnen beïnvloeden. Misschien wel met een eeuw, misschien zelfs twee. Alle te onderzoeken vezels zijn dus onder de microscoop doorgegaan, waarbij bleek dat er nauwelijks roet aanwezig was.

Koolstofdatering: de AAA-reiniging

Monsters worden vooraf schoongemaakt. De standaardbehandeling is het afwisselend baden in een zuur, een base en weer een zuur: de AAA-behandeling (acid-alkali-acid; in de praktijk zoutzuur en natriumhydroxide). Het zuur lost ingespoelde kalk op, de base verwijdert ingespoelde organische zuren, zoals humus. De laatste zuurbehandeling dient om het monster weer neutraal te krijgen.

Lees verder “Koolstofdatering: Reiniging”

Koolstofdatering: Contaminatie

De Tollundman: voorbeeld van een veenlijk

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat een koolstofdatering niet eenvoudigweg een meting is, gevolgd door een handvol rekenkundige correcties, maar ook inzicht vergt in allerlei omstandigheden. Dit geldt ook voor het bepalen van aanrijking of verarming nadat het organisme is overleden. In theorie kan er dan alleen nog koolstof-14 verdwijnen door radioactief verval, maar in de praktijk kan een voorwerp nog vervuild raken met koolstof-14 van buitenaf en dat heeft natuurlijk effect op het resultaat.

Koolstofdatering: contaminatie

Berucht zijn koolstofbronnen die zo oud zijn dat ze geen koolstof-14 meer bevatten. Ik noemde hierboven al de effecten van fossiel kalksteen, maar ook geteerd scheepshout en met parafine geconserveerde museumvoorwerpen zijn niet zomaar te dateren. Teer en parafine zijn immers gemaakt van aardolie: miljoenen jaren oud organisch materiaal dat geen koolstof-14 meer bevat, waardoor bij een koolstofdatering de ouderdom van een monster te hoog wordt ingeschat.

Lees verder “Koolstofdatering: Contaminatie”

Koolstofdatering: het reservoireffect

Tipasa: opgraving met kans op reservoireffect

Zoals gezegd zorgt het iets grotere gewicht van het koolstof-14-atoom voor licht afwijkend gedrag van dat atoom, waardoor een koolstofdatering te oud of te jong kan uitvallen. We hebben gezien dat hiervoor valt te corrigeren. Daarmee zijn echter nog niet alle processen ondervangen die ervoor zorgen dat een organisch voorwerp aangerijkt of verarmd raakt met koolstof-14.

Koolstofdatering: het reservoireffect

Eén van die processen is het reservoireffect: de omgeving kan functioneren als een plaatselijk reservoir van extra koolstof-14, of juist een tekort daaraan, wat leidt tot verkeerde dateringen.

Neem hard water met veel kalk. Kalksteen is eigenlijk een organisch materiaal(skeletresten van micro-organismen) en kan miljoenen jaren oud zijn, waardoor het vrij is van koolstof-14. Dat is allemaal allang radioactief vervallen. Wanneer de kalk oplost in water of wordt meegenomen door een rivier, kan een gebied ontstaan waarin alle levende wezens minder koolstof-14 bevatten dan normaal. Er is dus sprake van verarming. Dateringen vallen te oud uit.

Lees verder “Koolstofdatering: het reservoireffect”

Koolstofdatering: Isotoopfractionering

Fotosynthese is een van de processen waarbij isotoopfractionering een rol speelt (foto Needpix.com)

We hebben in de eerste stukjes over koolstofdatering gemakshalve aangenomen dat de hoeveelheid koolstof-14 in de atmosfeer correspondeert met die in levende wezens, de biosfeer. In de wat ingewikkelder werkelijkheid blijkt dit niet helemaal te kloppen.

Een atoom koolstof-14 heeft twee kerndeeltjes meer dan een normaal koolstof-12-atoom en dat wil zeggen dat het 16% zwaarder is. Dat heeft om te beginnen gevolgen voor het fysische gedrag van het koolstof-14-atoom: koolzuurgas met de zwaardere isotoop verdampt iets minder makkelijk uit water dan koolzuurgas met koolstof-12. Omgekeerd slaat een verbinding met koolstof-14 net even iets sneller neer dan één met de lichtere vorm. Zo ontstaan verschillen tussen het gehalte koolstof-14 in zee en in de atmosfeer.

Lees verder “Koolstofdatering: Isotoopfractionering”