
Ik ken de Vlaamse classicus Paul Claes niet maar het lijkt me een aardige man. Hij heeft me weleens gemaild met commentaar en suggesties, waaraan ik altijd iets heb gehad. Hij is bovendien de auteur van De sleutel, een van de leukste mij bekende boeken over poëzie. En nu is hij de auteur van Wie zei dat? 500 historische oneliners, waarin hij allerlei gevleugelde gezegden, van de Oudheid tot heden, chronologisch bij elkaar plaatst, vertaalt en uitlegt.
Dat levert een leuk boek op. Ewoud Sanders prees het al in het Handelsblad en van Marc van Oostendorp is de observatie dat oneliners taaldaden zijn waarmee feiten worden geschapen. Een voorbeeld: de Amerikaanse Burgeroorlog brak uit toen Lincoln eiste dat het federale gezag ging vóór het gezag van de individuele staten, maar dankzij de Gettysburg Address werd het conflict geherdefinieerd alsof het was gegaan over government of the people, by the people, for the people.
Ik haak nog even in op een ander stuk van Van Oostendorp, die onlangs schreef over de aforismentheorie van Andrew Hui. Die schrijft dat een kort, puntig gezegde “werk verlangt van de lezer”. Deze moet immers “actief aan de slag om zo’n kernachtige spreuk te interpreteren”. Een simpel voorbeeld is de maxime “oog om oog, tand om tand”, die vrijwel tegengestelde interpretaties kent: enerzijds een even simpel als snoeihard gebod (en dus iets wat feitelijk gebeurde), anderzijds een uiterste sanctie voor het geval er geen schadevergoeding kan worden overeengekomen (en dus iets wat nooit gebeurde). Het is het verschil tussen sadduceeën en farizeeën, voor het geval u het mocht willen weten.
Claes biedt de bij zo’n aforisme noodzakelijke uitleg en legt verbanden, maar er valt zeker meer te zeggen. Dat Leonidas’ woorden molon labe, als antwoord op Xerxes’ eis om zijn wapen in te leveren, moeten worden vertaald als “kom maar halen”, is wellicht wat al te kuis. (U kunt het gebaar waarmee Leonidas aangaf op welke plek Xerxes welk wapen mocht ontvangen, zelf wel verzinnen.) En nu we toch met obsceniteiten bezig zijn: dat McAuliffes Nuts! zoiets als “stik!” zou betekenen, is in elk geval niet de interpretatie die de GIs in Bastogne gaven aan het gevleugelde woord.
Het gaat me er nu niet om wat de juiste interpretatie is, want dat weet ik niet. Het gaat me erom dat discussie mogelijk, ja zelfs noodzakelijk is. De meerduidigheid van de woorden draagt bij aan hun overlevingskans. Hieruit volgt dat een boek het verkeerde medium is voor Claes’ informatie: er is een discussieforum nodig en het was beter de vijfhonderd oneliners te presenteren op het wereldwijde web, waar het ook mogelijk zou zijn geweest te verwijzen naar de bron. De vorige alinea toont hoe handig links kunnen zijn – al was het maar omdat er informatie staat waarmee de hierboven geboden interpretatie van molon labe valt te weerleggen.
Bovendien is internet handig omdat je daar de fouten kunt corrigeren die in ieder boek helaas onvermijdelijk zijn. Dat het van Marathon naar Athene (“we hebben gewonnen”) tweeënveertig kilometer zou zijn is gewoon onwaar. Hier is de link. Over het jaartal waarin het citaat moet worden geplaatst dat Kroisos, als hij de rivier de Halys zou oversteken, een machtig rijk zou vernietigen – 546 v.Chr. volgens Claes – valt wel een boom op te zetten. Discussie! En hier hebt u de link.
Ondertussen zijn de selectie, het commentaar en de vertaling aardig genoeg. Claes geeft Aristoteles’ beroemde uitspraak dat de mens een zoion politikon is heel charmant weer als “een sociaal wezen”. Hij legt leuke verbanden: de cynische woorden van keizer Vitellius dat de dode vijand het beste riekt, echoën in een (mogelijk apocriefe) opmerking van de Franse koning Hendrik IV dat het lijk van een vijand altijd goed riekt. Ook weet Claes voorbeelden aan te wijzen: Churchills blood, toil, tears, and sweat lijken geïnspireerd door Garibaldi’s fame, sete, marce forzate, battaglie e morte.
Hoewel ik aanvankelijk wat scepsis voelde over dit boek, ben ik het lezenderwijs gaan waarderen. Het begon me halverwege te dagen dat Claes in feite niet een reeks losse oneliners biedt, maar de wereldgeschiedenis aan het doornemen is. Ik ken wel wat mensen die na de middelbare school geen geschiedenisles meer hebben gehad en zouden willen weten hoe het ook alweer zat. Voor hen is Wie zei dat? een prima boek.
Dit brengt me terug bij het stuk van Van Oostendorp over de aforisme-theorie van Andrew Hui. Die schrijft dat aforismen “sociale wezens” zijn die bijna als van nature in bundels samenkomen. In Wie zei dat? ontstaat er tussen de losse uitspraken toch een systeem namelijk de geschiedenis van de (westerse) mensheid. Kortom, dit boek is de moeite waard, al denk ik dat Claes, door te kiezen voor een boekvorm, zijn informatie tekort heeft gedaan.
Er is nooit een Franse koning Hendrik IX geweest. Hendrik IV was de laatste Hendrik. Er is wel een Karel IX geweest!
Verbeterd!
Het was geen eis van Lincoln, het was de Constitution. Wie eenmaal bij de USA was aangesloten kon niet zomaar opstappen.
Daar is het laatste woord niet over gezegd. Als ik het goed herinner, was het een open kwestie. Toen de zuidelijke machten zich wilden afscheiden, zouden de partijen naar het Hooggerechtshof hebben moeten stappen, wat zowel de zuidelijke staten als Lincoln weigerden.
Over deze kwestie bestaat nog volop debat in boeken met titels als “The South Was Right”. Ik geloof dat de enige consensus is dat de slavernij-kwestie wel de diepere oorzaak maar niet onmiddellijke aanleiding was. Zo belanden we in een discussie en daarmee illustreert dit het punt dat ik in mijn stukje maak: Claes zou zijn informatie beter hebben gepresenteerd in het voor discussie geëigende medium.
OK, https://www.cambridge.org/core/books/constitutional-origins-of-the-american-civil-war/constitutional-right-of-secession/D5E93B06337831CE7DF6FFCC4DADBAAB
Ambiguous.
Onlangs schreef ik dat de westerse talen de gebruikers er bijna toe dwingen om in termen van doeloorzaken te denken. De Amerikaanse Burgeroorlog is daar een goed voorbeeld van. President Lincoln schreef nog in een brief uit 1862:
“Als ik de Unie zou kunnen behouden, zonder daarvoor ook maar één slaaf te bevrijden, dan zou ik het doen. Kon ik haar behouden door alle slaven te behouden, dan zou ik dat doen. En als ik haar kon behouden door sommige slaven te bevrijden en andere niet, dan zou ik dat eveneens doen. Alles wat ik onderneem met betrekking tot de slavernij en het gekleurde ras, doe ik omdat ik geloof dat het kan helpen de Unie te redden.”
Rond dezelfde tijd werd de omsingeling en isolatie van de Confederatie door de Unie onvermijdelijk na de inname van New Orleans. Pas in september 1862, ruim een jaar na het uitbreken, werd de afschaffing van de slavernij een oorlogsdoel.
UIteraard moeten we ook de andere kant bekijken. De Geconfedereerde Grondwet maakt duidelijk dat de slavernij in stand moest worden gehouden. In die zin draaide de Amerikaanse Burgeroorlog wel degelijk vanaf het begin om (afschaafing) van slavernij. Er is sprake van asymmetrie.
Kijken we nog wat verder dan wordt de vraag naar de oorzaak nog ingewikkelder. De noordelijke staten zaten midden in de Industriële Revolutie die de VSA tot de huidige wereldmacht maakten. De zuidelijke staten hadden het grootste deel van hun geld in hun slaven zitten – hun waarde was sinds het begin van de 19e eeuw enorm gestegen. Dat geld waren ze in 1865 kwijt en de resulterende armoe werkt tot op de dag van vandaag door. Men kan dus ook zeggen dat de oorzaak van de Amerikaanse Burgeroorlog traditioneel is: geld en bijbehorende macht.
Classici zullen altijd deftigheid, zoals boeken, belangrijker vinden dan goede overdracht van kennis en inzicht.
Vorige week heb ik in een boekhandel wat in dat boekje gebladerd en in het bijzonder gezocht naar het in Nederland nogal verbreide apocriefe “Jede [velen zeggen jeder, dit volk kan wel een lesje Duits gebruiken!] Konsequenz führt zum Teufel”.
Nog zo een: „Als het einde van de wereld gekomen is, ga ik naar Nederland, want daar gebeurt alles 50 jaar later.”
Frits Kief zou die uitspraak in 1939 op een bijeenkomst aan Heinrich Heine hebben toegeschreven, maar het lijkt erop dat dat ‘retorische vrijheid’ was…
Men zie op https://gutenberg.spiegel.de/buch/atta-troll-5940/13 voor wat ik bij Heine aantrof over Westbarbaren en Ostbarbaren.
Dit boek wil ik kopen. Ik verlaat me altijd op jouw recensie, Jona.
De meest onbetrouwbare citaten zijn natuurlijk de zogenaamde ‘famous last words’. Helaas genieten ze vaak veel bekendheid. Aangezien ik het boek nog niet heb, weet ik niet of er veel van dit soort uitspraken in staan. Ik denk dat ze alleen al onbetrouwbaar zijn, omdat er slechts enkele ooggetuigen zijn die vaak een paar woorden hebben opgevangen, die steeds verder opgeblazen worden tot een prachtige oneliner. Het is ook erg onwaarschijnlijk dat degene die deze laatste woorden uitspreekt exact zou weten wanneer hij zijn laatste adem uitblaast.
Enkele voorbeelden:
– De laatste woorden van Willem van Oranje, ons allen bekend.
– De laatste woorden van Van Speyk.
– De zeer beroemde Franse grammaticus en letterkundige Claude Favre de Vaugelas zou voor zijn sterven de volgende laatste woorden hebben uitgesproken: “Je m’en vais ou je m’en vas, tous les deux sont bons’. Dit zijn woorden die hij gesproken ‘zou kunnen hebben’, gezien de man een obsessieve drang voor de Franse grammatica had en daarover een beroemd boek heeft geschreven. In die tijd waren beide vormen grammaticaal goed.
Voor andere citaten of oneliners, indien ze echt controleerbaar zijn, omdat ze bijvoorbeeld opgeschreven zijn of op radio of televisie uitgesproken zijn, geldt dat minder, tenzij ze min of meer geplagieerd, soms enigszins gewijzigd zijn en daardoor het antwoord op ‘wie zei wat’ bemoeilijken. Verder denk ik dat een oneliner een bepaalde bekendheid moet hebben om de belangstelling van lezers op te wekken. In hoeverre is dat bij Claes het geval. Ik hoop het gauw te zien. Zijn het alleen citaten waarvoor je gymnasium gehad moet hebben of classicus of historicus moet zijn?
In het Frans en natuurlijk ook in het Nederlands en in andere talen zijn er veel snedige oneliners, gezegden en spreuken (vaak weerspreuken) die ook iemand voor het eerst heeft gezegd. Het achterhalen daarvan lijkt mij veel moeilijker of zelfs onmogelijk.
Enkele voorbeelden:
– An apple a day keeps the doctor away.
– Op één been kun je niet staan en het Engelse ‘one for the road’.
– ‘Ein voller Bauch studiert nicht gern. (bron: leerboek Duits van mijn humaniora).
Heel vaak zijn deze spreuken, zegswijzen, etc… gemakkelijk herkenbaar en kunnen we snel het Nederlandse of Vlaamse equivalent zien, zoals in:
Opgestaan is plaats vergaan (Fr: Qui va à la chasse, perd sa place).
Heel vaak bestaan deze volkswijsheden in verschillende talen, maar vaak in licht gewijzigde vorm.
Ik ben het met u eens dat zo’n boek van Claes (zijn kwaliteiten zijn mij bekend) een website verdient. Dat zou kunnen uitgroeien tot een corpus van oneliners of citaten waaraan nog meer toegevoegd zou kunnen worden met discussie over de juiste toeschrijving.
Niettemin verheug ik mij op het boek!
The queen’s (vroeger king’s) English geldt als maatgevend en dat zou, onverschillig wat haar antwoord was op de vraag naar de correcte uitspraak van ‘either’, allebei betekenen.
Uit mijn lagere schooltijd herinner ik me: “een volle maag studeert niet graag”, en dat rijmt!
Geldt uiteraard ook voor een lege maag!
Hier in huis weerklinkt opeens het klassieke Duitse “Niemand hat die Absicht eine Mauer zu errichten!” (Walter Ulbricht).
Drie oktober, niet alleen in Leiden, ook in Duitsland feestdag. En uiteraard ook dag voor historische terugblikken.
Het was een 3 oktober paar jaar geleden dat ineens tot mij doordrong dat ‘Sonderzug nach Pankow’ van Udo Lindenberg en ‘Chattanooga Choo Choo’ dat ik kende in de uitvoering van Glenn Miller, op dezelfde melodie is.
Sprakeloos. :))))))