Grafsteen van soldaat Marcus Julius uit V Alaudae (Thermenmuseum, Heerlen)
Ik het vorige blogje beschreef ik de oprichting van het Vijfde Legioen Alaudae en zijn rol in Caesars campagnes in Gallië en de Tweede Burgeroorlog. Daarna streed voor Marcus Antonius en keizer Augustus. De soldaten waren actief in Italië, Macedonië, Syrië en Spanje voordat de eenheid werd overgeplaatst naar Belgica.
De Germaanse Oorlogen
In 12 v.Chr. stationeerde Augustus’ stiefzoon Drusus het Vijfde in Nijmegen of Xanten, waarvandaan het deelnam aan enkele veldtochten in het Overrijnse. De soldaten staken de Weser over en bereikten in 9 v.Chr. zelfs de Elbe. Mogelijk verbleven ze daarna enige tijd in Oberaden of Haltern, de Romeinse bases langs de Lippe.
Soldaten van III Gallica eren keizer Caracalla (Nahr al-Kalb; meer)
[Tweede blogje over de geschiedenis van het Derde Legioen Gallica. Het eerste was hier.]
Armenië, Judea en Italië
Tijdens de regering van keizer Nero nam het Derde Legioen Gallica onder leiding van Corbulo deel aan de oorlogen in Armenië waarover ik al schreef. In 66 maakte een onderafdeling van III Gallica deel uit van het expeditieleger waarmee Gaius Cestius Gallus vergeefs probeerde de Joodse Opstand in de kiem te smoren. Vermoedelijk dienden de soldaten nog even onder Vespasianus, de door Nero gestuurde generaal die de regio moest pacificeren. Begin 68 werden ze echter overgeplaatst naar de Donau, waar III Gallica en VIII Augusta met succes de grens beveiligden tegen de Roxolani.
Priesters van Isis op een muurschildering uit Herculaneum (Museo Archeologico Nazionale, Napels)
De naargeestige apotheose van het Vierkeizerjaar was de inname van Rome door de troepen van Vespasianus in december 69. Er waren straatgevechten, Vitellius en zijn aanhangers waren gedood, maar niet nadat zij zich hadden vergrepen aan de verwanten en vrienden van Vespasianus. Onder leiding van Vespasianus’ broer Flavius Sabinus hadden zij asiel gezocht in de tempel van Jupiter op het Capitool. Tacitus schrijft in de Historiën (vertaald door Vincent Hunink):
De Vitellianen breken binnen, maken alles een warboel van bloed, ijzer, vlammen. Een handvol echte soldaten … waagt strijd, wordt overhoopgestoken. Flavius Sabinus, die ongewapend is en geen aanstalten maakt tot vluchten, omsingelen ze, evenals consul Quintius Atticus. … De rest ontglipte op allerlei manieren, sommigen in slavenplunje, anderen gedekt door trouw van beschermelingen, verborgen tussen bagage. Er waren er die het Vitelliaanse herkenningswacht woord opvingen, het dan zelf vroegen of gaven, brutaliteit diende hun tot schuilplaats.
Het zou niet goed aflopen met Sabinus en Atticus. Maar er was nog iemand die zich schuilhield op het Capitool.
Helm, gevonden op het slagveld van Cremona (Museo archeologico S. Lorenzo, Cremona)
Vitellius is misschien wel de beste keizer die Rome nooit heeft gehad. Hij wist in elk geval een van de grote problemen van het Romeinse Keizerrijk op te lossen: de ministerschappen. Er was een professionele kanselarij ontstaan en de ministers van departementen als Griekse Correspondentie en Latijnse Correspondentie waren vrijgelaten slaven. Ze hadden reële macht, wat de senatoren niet zinde. Keizers als Claudius en Nero hadden daardoor een moeizame relatie gehad met de Senaat. Vitellius benoemde ridders als ministers. Zo schiep hij enige administratieve rust.
Zelf profiteerde hij er niet van. Hij was aan de macht gekomen door Galba’s opvolger Otho te verslaan in de Eerste Slag bij Cremona, hij verspeelde de macht toen zijn troepen werden verslagen in de Tweede Slag bij Cremona. De toekomst behoorde aan Vespasianus en zijn zonen Titus en Domitianus.
[Negende deel van een reeks over de Joodse Opstand in 66-70 na Chr. Het eerste deel was hier.]
Na de verovering van Jotapata, die ik vorige week heb behandeld, trok de Romeinse generaal Vespasianus naar Caesarea, de hoofdstad van Judea en een van de belangrijkste havens in de regio. Daarmee was de aanvoer van graan, dat uit Egypte moest komen, verzekerd. Vervolgens trokken de legioenen op tegen de boerenmilitie van Johannes van Gischala, die eind 67 gedwongen was zijn posities in Galilea op te geven en naar Jeruzalem te trekken. In de eerste helft van het volgende jaar herstelde het Tiende Legioen Fretensis het Romeinse gezag in de vallei van de Jordaan. Het was tijdens deze campagne dat de bewoners van het gebouwencomplex bij Qumran, dat bekend is geworden van de Dode Zee-rollen, werden verdreven.
Nu Vespasianus de kust, Galilea en de Jordaanvallei beheerste, zou hij van drie kanten af naar Jeruzalem kunnen oprukken. Vermoedelijk wilden de leden van de provisionele regering niets liever dan dat, omdat ze dan een overeenkomst met de Romeinen konden sluiten en erop konden wijzen dat niet zij verantwoordelijk waren voor de golf van extremisme. De heersende klasse van Judea zou dan verder regeren en dankzij de Romeinse wapens zou de orde op het platteland worden hersteld. Maar het mocht niet zo zijn.
Bisschop Maximianus van Ravenna vindt dat u zijn naam niet mag vergeten. De anonymus middenin is keizer Justinianus (San Vitale, Ravenna)
Ik had u, beste lezer van dit zomerfeuilleton, gisteren achtergelaten bij het graf van Augustinus in het mooie Noord-Italiaanse stadje Pavia.
Cremona
Ik pikte daar die ochtend mijn eerste Italiaanse espressootje en fietste verder naar Cremona, dat al net zo’n fijne stad bleek te zijn als Pavia. Toch was ik in mei-juni 1992 niet op reis van stad naar stad, zelfs al zal ik er nog tientallen noemen. Ik wilde gewoon het landschap ervaren. De zon voelen, de wind in de rug hebben, ergens rechts van me de Po zien glinsteren, de populieren langs de weg zien. De middeleeuwse dom hier, het museum daar en het kasteel verderop waren zeker geen obstakels maar waren niet waarvoor ik op reis was.
Ten oosten van Cremona was een slagveld uit het Vierkeizerjaar 69: het is waar de Rijnlegioenen van de Romeinse keizer Vitellius de troepen van keizer Otho versloegen. Het verslag in Tacitus’ Historiën is adembenemend en was de reden waarom ik de omweg over Cremona had gemaakt. Niet dat er iets was te zien, maar ik wilde er zijn geweest. Ik denk dat de Bataven in Vitellius’ leger zich op die dag in april 69 wel op hun gemak zullen hebben gevoeld want het vlakke rivierenland doet wat denken aan de Betuwe.
Onvoltooid portret van Vitellius (Archeologisch Museum van Plovdiv)
Als er één gebied ter wereld is waar het goed wonen is, is het Noordwest-Europa. De delta’s van de Rijn, Maas en Schelde ontsluiten een achterland dat zich uitstrekt tot diep in Frankrijk en tot voorbij Duitsland. Langs de corridor van Rijn en Rhône kan bovendien handel worden gedreven met het Middellandse Zee-gebied. De zeehavens, die West-Europa verbinden met de oceanen, zijn al eeuwenlang economische krachtcentrales: Rotterdam en Antwerpen, Brugge en Dordrecht, Tiel en Dorestad.
Voeg toe: de agrarische weelde van de lössgronden langs de Maas, de mineralen van de Ardennen en de winsten uit de stedelijke nijverheid. Dan weet je dat er voor welvaart altijd een basis zal zijn in de Lage landen. Als er dan ook nog goede soldaten zijn, zoals in de zeventiende eeuw, staat zelfs weinig een machtsontplooiing in de weg. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was echter niet de eerste die deze mogelijkheden uitbuitte.
Ik zou dit stukje kunnen openen met de opmerking dat de Bataafse Opstand in 70 n Chr. dé centrale gebeurtenis is uit de Romeinse geschiedenis van Nederland, maar dat zou wat onzinnig zijn. Welke andere gebeurtenissen kennen we immers in enig detail? Eigenlijk geen enkele. Dat gezegd zijnde: het verhaal is spannend en verdient het te worden verteld, vandaar dat ik er deze Romeinenweek een feuilleton van maak, gebaseerd op mijn boek De randen van de aarde (2000) en Edge of Empire (2012, met Arjen Bosman).
***
Eerste bedrijf: de crisis in het Romeinse Rijk. Als de centrale overheid niet in de problemen zou zijn geraakt, was een opstand onmogelijk geweest. Vandaar dat we beginnen in Rome, waar de senatoren, Romes bestuursklasse, het tijdens de regering van keizer Nero het hard te verduren kregen. Tot degenen die meenden dat moest worden ingegrepen, behoorde Gaius Julius Vindex. Afkomstig uit een vooraanstaande Gallische familie had hij het gebracht tot senator en gouverneur van een van de provincies in Gallië. Dat hij meer dacht als een Romeinse senator dan als een inheemse aristocraat, blijkt uit zijn pogingen de onderdrukker zo constitutioneel mogelijk te vervangen. In april 68 dacht hij een waardige opvolger voor Nero te hebben gevonden in de persoon van de man die in 41 de Germaanse Chatten had verslagen, Servius Sulpicius Galba.
Indolent, decadent, inefficiënt, incompetent: dat waren, volgens de Romeinse historicus Tacitus, de voornaamste kwaliteiten van de Romeinse generaal Hordeonius Flaccus. En hij was nog jichtig ook. Niet bepaald de ideale man om de Rijngrens te verdedigen, zeker niet op een moment waarop driekwart van de troepen naar Italië was getrokken om daar Vitellius te helpen aan het keizerschap. Tot overmaat van ramp kwamen in de late zomer van 69 de Bataven in opstand, een half-geromaniseerde stam in de Betuwe.
Tacitus vertelt hoe de opstandelingen de Romeinse forten langs de Neder-Rijn een voor een innamen en plunderden, een gebeurtenis die archeologisch wordt bevestigd: alle bekende versterkingen hebben een brandlaag die rond 69 valt te dateren. Gelukkig was er een centurio, Aquilius, die erin slaagde de overlevende Romeinse soldaten te verzamelen, omvormde tot een strijdgroepje en zich een weg terugvocht naar de veiligheid van Batavodurum, het huidige Nijmegen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.