De dubbele slag bij Filippoi (1)

Zegelring met het portret van Marcus Antonius (British Museum, Londen)

Een tijdje geleden blogde ik over Caesars optreden bij Alesia en de ondergang van de Romeinse Republiek. In feite was die met de dictatuur van Caesar zo dood als een pier. Wat de toekomst ook mocht brengen, het was duidelijk dat de nieuwe leiders geen magistraten maar generaals zouden zijn, mannen die de macht bezaten om genomen besluiten ook te doen uitvoeren. Zo zag Caesar het: het was hij of de chaos. Het kwam er alleen nog op aan ook de harten van zijn onderdanen te winnen.

Om niet op een militaire potentaat te lijken, ontbond hij enkele legioenen, maar in feite wist hij niet hoe hij zijn monarchie moest verkopen. De Volksvergadering, die ooit commando’s, eerbewijzen en legioenen te vergeven had gehad, wilde dat zo houden, en menig senator weigerde te berusten in zijn eigen irrelevantie. Er waren dus nog volop republikeinse gevoelens, maar Caesar kon meer niet terugkeren naar de oude verhoudingen. Misschien was de invoering van de monarchie een oplossing en Caesar probeerde krediet op te bouwen met een indrukwekkende reeks hervormingen. Ook in de provincies had hij gezag. Medio februari 44 liet hij zich de koninklijke diadeem aanreiken, maar het volk joelde en een maand later werd hij door senatoren vermoord, opdat de wereld zou weten dat de senatoren hun waardigheid hadden hersteld.

En toen brak de hel los. De samenzweerders, ongeveer zestig in getal, namen hun toevlucht op het Capitool, terwijl Caesars rechterhand, consul Marcus Antonius, beslag legde op de bezittingen van de vermoorde alleenheerser. Na te hebben overlegd met de vele senatoren die hun positie aan Caesar te danken hadden, bood hij de moordenaars amnestie aan, mits ze ermee instemden dat Caesars maatregelen niet zouden worden herroepen.

Ze tuinden er met open ogen in: door het aanbod aan te nemen erkenden ze dat er in feite weinig reden was geweest voor de moord. Wie na dit morele demasqué nog probeerde gewetensvol politiek te bedrijven en principiële bezwaren tegen de monarchie had, zoals degenen die Caesar vijf weken eerder hadden uitgefloten, hield zich maar stil.

Het was daarna voor Antonius een koud kunstje de menigte op te zwepen door te vertellen dat Caesar elke bewoner van de stad geld had nagelaten. De moordenaars brachten zich buiten de stad in veiligheid en lieten zich wegpromoveren naar een of andere onbeduidende provincie.

Marcus Antonius was de situatie meester en wilde zaken doen met de Senaat. Zoals gezegd dankte menig senator zijn positie aan Caesar en velen deelden diens mening dat het oude senatoriële systeem niet in staat was geweest de rivaliteit tussen de leden in goede banen te leiden. Er waren nog enkele principiële senatoren die van oordeel waren dat de republiek – met wat aanpassingen hier en daar – een toekomst had, maar zij zwegen. Antonius bepaalde de agenda en lijkt te hebben gezocht naar een nieuwe balans tussen Senaat en legers.

Het is moeilijk te achterhalen wat hij precies nastreefde en het is nog moeilijker te bepalen of het succes had kunnen hebben, want al zijn plannen werden doorkruist door een jonge achterneef van de vermoorde: Gaius Octavius, die de consul eraan kwam herinneren dat Caesar niet zijn rechterhand tot erfgenaam had benoemd, maar zijn familielid. Trots noemde hij zich Gaius Julius Caesar, naar de man die hem postuum had geadopteerd. Antonius had het geld uit de nalatenschap echter al uitgegeven en kon de jongeman niet helpen, maar ook zonder geld en slechts gewapend met de magische naam wist Octavius de alleenheerschappij te veroveren en een keizerrijk te stichten.

Zijn tijdgenoten wisten aanvankelijk niet goed hoe ze hem moesten noemen. Toen hij na zijn eerste overwinningen de eretitel Imperator had gekregen, begon hij die te gebruiken als voornaam, en toen hij eenmaal de macht had veroverd, noemde hij zich Augustus. De enige naam die hij nooit heeft gebruikt is die waarmee oudhistorici hem gewoonlijk aanduiden: Octavianus. Die werd pas populair in de Middeleeuwen.

Duizenden veteranen waren bereid hem te dienen en Caesars ontbonden legioenen werden weer onder de wapenen geroepen. Voor de laatste republikeinen in Rome vormde dat een godsgeschenk. Met Octavianus hadden ze ineens de beschikking over troepen. De Senaat erkende Octavianus’ privéleger en liet het, samen met de twee consuls van het jaar 43, naar het noorden trekken om Marcus Antonius te verdrijven.

De jonge generaal versloeg zijn vijand en omdat beide consuls sneuvelden, trok hij meteen naar Rome om de vacature te vervullen. De senatoren konden de staatsgreep niet verhinderen en zagen nu dan toch in dat ze geen reële macht meer bezaten. Het oeroude college zou blijven bestaan, maar zijn rol was uitgespeeld.

Vervolgens verbijsterde de twintigjarige consul de wereld door een verdrag te sluiten met Marcus Antonius en samen ten strijde te trekken tegen de moordenaars van Caesar, die van de strijd in Italië hadden geprofiteerd om zich meester te maken van Macedonië en de daar gestationeerde legioenen.

Marcus Antonius en Octavianus, inmiddels samenwerkend met Lepidus, herriepen de amnestie, verklaarden de moordenaars vogelvrij, doodden hun vrienden, confisqueerden de bezittingen, en staken met achtentwintig legioenen de Adriatische Zee over. Terwijl Lepidus het westen in de gaten hield, marcheerden Octavianus en Marcus Antonius Macedonië binnen tot ze voor het stadje Filippoi de weg geblokkeerd vonden. Aan weerszijden ervan lagen grote kampen waarin zich de legers bevonden die de verschillende moordenaars hadden samengebracht. De generaals waren Brutus en Cassius.

[Wordt morgen vervolgd]

Deel dit:

6 gedachtes over “De dubbele slag bij Filippoi (1)

  1. FrankB

    Je laat mooi uitkomen dat Gaius Octavius alias Gaius Julius Caesar het rechtsstelsel vierkant aan zijn laars lapte als hem dat beter uitkwam.

  2. Rudmer Koopal

    “en principiële bezwaren tegen de monarchie had…….. hield zich maar stil”. Dit is iets te kort door de bocht. Cicero, de leider van republikeinse fractie in de senaat publiceert en spreekt op 20 december zijn Derde Phillippica uit (redevoeringen tegen Marcus Antonius) en probeerde Octavianus nog voor de republikeinse zaak te winnen. Bijna een jaar lang heeft Cicero geprobeerd de republikeinse gedachte levend te houden. Kort na de oprichting van het tweede triumviraat kost het hem wel zijn kop als hij in opdracht van Marcus Antonius wordt vermoord.

Reacties zijn gesloten.