Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)

Her graf van centurio Lucius Poblicius uit V Alaudae (Römisch-Germanisches Museum, Keulen)

Het is niet ongebruikelijk de geschiedenis van het Romeinse Rijk te vertellen aan de hand van keizers. Zo deden ze het in de Oudheid al en in de negentiende eeuw, toen geschiedvorsing een wetenschap werd, ging men ermee verder. Het was immers de tijd waarin Europese geschiedenis gemaakt leek te worden door koningen, premiers en ministers, het was de tijd van de grotemannengeschiedenis. De echt belangrijke wetenschappers voelden zich ongemakkelijk bij deze visie op oorzakelijkheid. Het is geen toeval dat Theodor Mommsen, de voornaamste van allemaal, vastliep toen hij met zijn Römische Geschichte was aanbeland bij de keizertijd. Hij wist dat zelfs de grootste grote mannen alleen maar geschiedenis konden maken met instituties die ze niet zelf hadden gecreëerd.

Ik heb weleens overwogen een geschiedenis van het Romeinse Keizerrijk te schrijven aan de hand van de legioenen. Zo’n boek zou dan zeker zijn begonnen met het Vijfde Legioen Alaudae. De bijnaam is Gallisch en betekent “leeuweriken”, vergelijk het Franse alouette. Het ontstaan van deze eenheid staat feitelijk voor het begin van het keizerrijk.

Lees verder “Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)”

III Gallica (1)

De heuvelrug bij Munda; de rechtertop is bestormd door III Gallica

Wie het Romeinse Rijk wil begrijpen – en wie zou dat nou niet willen? – ontkomt niet aan de geschiedenis van de legioenen. Niet omdat de Romeinen krijgszuchtiger waren dan andere antieke volken, want dat waren ze niet, maar omdat de regimentsgeschiedenis toont waar de brandhaarden waren, hoe de Romeinen ermee omgingen en hoe mensen van hot naar haar bewogen. Over het Tiende Legioen Gemina heb ik het al eens gehad. Vandaag behandel ik het Derde Legioen Gallica.

Ontstaan

De nummers één tot en met vier waren traditioneel voorbehouden aan de Romeinse consuls. Het Derde dat wij kennen, gaat terug op het tweede consulaat van Julius Caesar, dat hij had willen bekleden in 49 v.Chr. Zoals ik bij een andere gelegenheid al vertelde, waren er machinaties waardoor hij zich geen kandidaat stellen mocht, zodat hij zich gedwongen zag tot een Tweede Burgeroorlog. De reguliere consuls zetten hun Derde Legioen over naar Albanië en Caesar formeerde het zijne vanaf het moment dat hij consul was, in 48 v.Chr.

Lees verder “III Gallica (1)”

De dubbele slag bij Filippoi (4)

De inmiddels drooggelegde moerassen van Filippoi

[In mijn hier begonnen reeks over het conflict tussen enerzijds Marcus Antonius en Octavianus en anderzijds de moordenaars van Caesar, Brutus en Cassius, behandelde ik gisteren de eerste slag bij Filippoi, die onbeslist eindigde, al pleegde Cassius zelfmoord.]

Appianus van Alexandrië schrijft dat Brutus een grafrede hield voor zijn collega en hem prees als de “laatste der Romeinen”. Onze andere bron, Cassius Dio, moet deze informatie achterwege laten, want voor hem vormden de overwinning van Octavianus en de stichting van het keizerrijk, ondanks de weinig nobele motieven waarmee dit was gebeurd, een goede zaak. Er waren nog vele generaties goede Romeinen geweest. De keuze tussen vrijheid en stabiliteit, zoals Caesar en Octavianus en  de feiten hadden uitgelegd, was in Dio’s tijd geen actuele meer.

Lees verder “De dubbele slag bij Filippoi (4)”

De dubbele slag bij Filippoi (3)

De vlakte bij Filippoi, gezien vanuit de stad

[Ik blogde vorige week over de Derde Burgeroorlog, het conflict dat na de moord op Caesar de Romeinen verdeelde tussen zijn aanhangers, aangevoerd door Marcus Antonius en Octavianus, en zijn tegenstanders, aangevoerd door Brutus en Cassius. Hun legers raakten slaags bij Filippoi in oostelijk Macedonië. De Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio presenteert het als een conflict tussen de vrijheid van een republiek tegen de rust van de monarchie.]

Hoewel Cassius Dio weergeeft wat ruwweg de inzet van het conflict was, klopt er weinig van zijn verhaal over de veldslag, zoals blijkt als het wordt vergeleken met dat van Appianus van Alexandrië. Die vertelt hoe de twee legers tegenover elkaar lagen en hoe Marcus Antonius besloot een dam door het moeras te bouwen om zo achter de kampen van Cassius en Brutus te komen en de weg naar hun aanvoerbasis af te snijden. Tien dagen lang werkten de legionairs in het moeras.

Lees verder “De dubbele slag bij Filippoi (3)”

De dubbele slag bij Filippoi (2)

De eerste slag bij Filippoi

[Ik blogde gisteren over de Derde Burgeroorlog, het conflict dat na de moord op Caesar de Romeinen verdeelde tussen zijn aanhangers, aangevoerd door Marcus Antonius en Octavianus, en zijn tegenstanders, aangevoerd door Brutus en Cassius. Hun legers stonden tegenover elkaar bij Filippoi in oostelijk Macedonië.]

Opgehouden door Brutus en Cassius richtten Marcus Antonius en Octavianus een groot kamp in en begonnen ze met de verkenning van de omgeving. Een moeras maakte een omtrekkende beweging naar het zuiden onmogelijk en bergen belemmerden een noordelijke omweg. Omsingelen was dus onmogelijk.

Een tijd lang kwam het niet tot een formeel gevecht, terwijl Octavianus en Antonius er juist op gebrand waren het snel op een treffen te laten aankomen. Immers, ze hadden wel betere soldaten dan hun tegenstanders, maar hun bevoorrading liet te wensen over. … Cassius en Brutus hadden helemaal niets tegen een formele veldslag. Hun troepen waren weliswaar van mindere kwaliteit, maar ze hadden er wél meer. Maar toen zij de positie van hun tegenstanders nog eens overdachten en die vergeleken met die van henzelf – iedere dag kregen zij er bondgenoten bij en hun schepen zorgden voor een overvloedige aanvoer van proviand – was dat voor hen juist reden om zich niet al te druk te maken. Misschien konden ze wel de overwinning behalen zonder al te veel risico of verlies aan mensenlevens.

Lees verder “De dubbele slag bij Filippoi (2)”

De dubbele slag bij Filippoi (1)

Zegelring met het portret van Marcus Antonius (British Museum, Londen)

Een tijdje geleden blogde ik over Caesars optreden bij Alesia en de ondergang van de Romeinse Republiek. In feite was die met de dictatuur van Caesar zo dood als een pier. Wat de toekomst ook mocht brengen, het was duidelijk dat de nieuwe leiders geen magistraten maar generaals zouden zijn, mannen die de macht bezaten om genomen besluiten ook te doen uitvoeren. Zo zag Caesar het: het was hij of de chaos. Het kwam er alleen nog op aan ook de harten van zijn onderdanen te winnen.

Om niet op een militaire potentaat te lijken, ontbond hij enkele legioenen, maar in feite wist hij niet hoe hij zijn monarchie moest verkopen. De Volksvergadering, die ooit commando’s, eerbewijzen en legioenen te vergeven had gehad, wilde dat zo houden, en menig senator weigerde te berusten in zijn eigen irrelevantie. Er waren dus nog volop republikeinse gevoelens, maar Caesar kon meer niet terugkeren naar de oude verhoudingen. Misschien was de invoering van de monarchie een oplossing en Caesar probeerde krediet op te bouwen met een indrukwekkende reeks hervormingen. Ook in de provincies had hij gezag. Medio februari 44 liet hij zich de koninklijke diadeem aanreiken, maar het volk joelde en een maand later werd hij door senatoren vermoord, opdat de wereld zou weten dat de senatoren hun waardigheid hadden hersteld.

Lees verder “De dubbele slag bij Filippoi (1)”