MoM | Chronologie en vooruitgang

De bestudering van de Oudheid is een gevarieerd veld. Sommige onderwerpen trekken meer de aandacht dan andere (ik zie het aan de bezoekersaantallen als ik blog over het joden- en christendom), we vinden sommige thema’s belangrijker dan andere (de Griekse filosofie heeft een goede naam) en bepaalde inzichten zijn fundamenteler dan andere. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de antieke geografie en chronologie. Hoe abstruus de materie soms ook oogt, de oudheidkundige kan niet zonder kennis van deze kwesties. Ideeëngeschiedenis is bijvoorbeeld onmogelijk als je de verspreiding van ideeën niet kunt plaatsen in tijd en ruimte.

Teksten

Het gaat me vandaag om de chronologie. Simpel samengevat worden de onzekerheden groter naarmate we dieper in het verleden zijn. Hebben we in de Late Oudheid nog de zekerheid van onze eigen jaartelling, in de Romeinse tijd hebben we de Juliaanse kalender en daarvoor hebben we de Seleukidische era, de Ptolemaïsche koningsjaren en de Canon van Ptolemaios. Tot het midden van de achtste eeuw v.Chr. beschikken we dus nog over de systemen waarmee men destijds het verstrijken van de tijd registreerde. Als we echter nog dieper willen, wordt het lastiger.

Voor zover het gaat om teksten, hebben we koningslijsten en regeringsjaren. Er zijn brieven waarmee we kunnen vaststellen welke koningen tegelijk regeerden, zodat we een gat in de chronologie van Assyrië kunnen opvullen via Babylonië. Met zulke teksten komen we een eind het tweede millennium v.Chr. in. Ik beschreef het hier. Als we zeggen dat de Egyptische koning Toetmozes III regeerde van 1479 tot 1425, zullen we er niet heel veel naast zitten. Gaan we nog verder terug, dan lopen we tegen de problemen aan: de Midden-Bronstijd.

Archeologische dateringen

In de Bronstijd zijn teksten niet langer de voornaamste dateringswijze. De archeologische methoden nemen het nu over en dan hebben we het in eerste instantie over de jaarringmethode en de koolstofmethode. Ze vullen elkaar aan en helpen om elkaars zwakten te neutraliseren. De koolstofmethode is gebaseerd op radioactief verval dat gelijkmatig zou verlopen als er geen fluctuaties waren in het beginniveau, veroorzaakt door variatie in kosmische straling. Kalibratie aan de jaarringenreeks zorgt voor correcties. Omgekeerd vertoont bijvoorbeeld de jaarringenreeks voor Anatolië (waar we beschikken over veel hout) een gat dat we kunnen overbruggen door het oudste deel van die reeks weer een koolstofdatering geven. Ik herinner me uit mijn studietijd hoe Peter Kuniholm dit aankondigde. Dat was toen het gesprek van de dag.

We kunnen dat skelet van jaarring- en koolstofdateringen weer gebruiken om de wereld te dateren die we kennen uit de teksten. Ik heb al eens eerder beschreven dat de regeringsjaren van de koningen van Assyrië en Babylonië op zich bekend zijn: het is een solide blok wederzijds verankerde chronologieën. Alleen sluit het niet aan bij het jongere deel van de chronologie. Er zit een gat tussen maar dat oudste blok kan dankzij astronomische waarnemingen op maar een stuk of vier manieren worden gedateerd. Welke de juiste is, is de laatste jaren duidelijk geworden toen de Nederlandse onderzoeker Tije de Jong erop wees dat de astronomische waarnemingen een fout bevatten die valt te verklaren door een vulkaanuitbarsting tegen het einde van de zeventiende eeuw, die we weer kunnen dateren aan de hand van de jaarringencyclus (en ook ijslaagjes, maar dat terzijde).

Meer fluctuaties

Langzamerhand gaat het “zekere” deel van onze chronologie zo richting 2000 v.Chr. maar nog niet alle problemen zijn verholpen. Twee jaar geleden opperde Sturt Manning dat er iets mis moest zijn met de kalibratiecurve waarmee koolstofdateringen worden gecorrigeerd voor de al genoemde fluctuaties. Wellicht waren er regionale varianten. Ik blogde er destijds over.

Inmiddels zijn we weer wat verder en begrijpen we het onderliggende mechanisme. Bomen op noordelijke breedtes, zoals in Duitsland of in de Verenigde Staten, nemen koolstof op in april tot en met september terwijl dat in de zuidelijke Levant gebeurt in oktober tot april. Hierdoor ontstaan dus regionale varianten, die Manning inmiddels is gaan toetsen.

Verdampende problemen

In een artikel, gepubliceerd in maart, geeft hij aan dat afwijkingen die oudheidkundigen tot nu toe beschouwden als ruis of interpreteerden als gevolg van verschillende laboratoriumpraktijken, verklaarbaar zijn vanuit het onderzochte soort hout en dus het groeiseizoen en dus de regio. Enkele aloude problemen blijken nu schijnproblemen te zijn, ontstaan door de nu onjuist gebleken aanname dat er slechts één kalibratiecurve was.

De eerste kwestie is de datering van het graf van de Egyptische farao Toetanchamon, die volgens de geschreven bronnen is overleden rond 1325 v.Chr. Door rekening te houden met het regionale patroon blijken de koolstofdateringen beter in lijn met de informatie uit de bronnen.

Een tweede succes betreft de datering van de uitbarsting van de vulkaan op Santorini, een vraagstuk waarbij opnieuw twee soorten bewijsmateriaal conflicteerden. Ik schreef er al eens over dat aardewerkdateringen suggereerden dat deze gebeurtenis plaatsvond rond het midden van de zestiende eeuw v.Chr., wat nu door een jaarringdatering schijnt te zijn bevestigd, terwijl koolstofdateringen haar een halve of driekwart eeuw eerder plaatsten. Manning meende het probleem te hebben verkleind maar als ik dit artikel over de herijking van de kalibratiecurve lees, is het juist complexer geworden.

Tot slot

Het tweede kwart van het tweede millennium – dus zeg maar de jaren 1750-1500 v.Chr. – blijft problematisch, maar langzaam beginnen onderzoekers te begrijpen hoe de problemen in elkaar steken.

En als er een diepere les is te verbinden aan deze wat technische materie, dan is het een dubbele. De eerste: je kunt je niet beperken tot teksten of materiële cultuur, je moet alle data gebruiken. De tweede: wetenschap gaat stapje voor stapje. Soms is er een genie, soms is er een spectaculaire doorbraak, maar normaalgesproken is wetenschap een rustig proces van geleidelijke accumulatie van gegevens, geleidelijk herkennen van patronen, geleidelijk methodes onderling afstemmen en geleidelijk de onzekerheid verkleinen.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

11 gedachtes over “MoM | Chronologie en vooruitgang

  1. Opa

    is er al iets bekend over radioactief verval en de ramp in Tsjernobyl die de kalibratiecurve bevestigt?

  2. reest12

    Vorige maand verscheen ‘Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld geschreven in jaarringen’ geschreven door Valerie Trouet, dendroklimatologe, hoogleraar aan de universiteit van Arizona. Heel interessant! Ik heb nooit geweten dat jaarringen ons zoveel kunnen vertellen.

  3. Johan Hendriks

    Ik wil graag waarschuwen voor een schijn van zekerheid als het over dateringen gaat. Een eeuw geleden moesten we het nog met de Egyptische koningslijsten doen, daarna zijn er diverse nieuwe natuurwetenschappelijke methoden bijgekomen en ze blijken allemaal grotere of kleinere problemen in zich te dragen. Geen enkele methode uitgezonderd. Hoewel we al heel blij zijn dat we niet meer uitsluitend in het drieperiodensysteem van Thomsen hoeven te werken, blijft dateren met schriftelijke bronnen van voor het begin van de christelijke jaartelling, aardewerk, 14C, dendrochronologie, varven, Groenlandse ijskolommen, etc. nog altijd een hachelijke zaak. Een exacte datering is op basis van alle problemen die een rol spelen echt helemaal nooit te geven. We kunnen hooguit de werkelijkheid iets beter benaderen.
    En het wordt nog ingewikkelder als we aan archeologische dateringen ook nog eens historische processen koppelen. Een berucht voorbeeld is de landing van de Romeinen in 43 AD op de zuid- of zuidoostkust van Engeland. De archeologische bewijzen zijn flinterdun en er is geen enkel hard bewijs wáár die landing plaatsvond en zelfs niet dát die landing in 43 plaatsvond. De historische bronnen zijn niet alleen veel later (vooral Cassius Dio), maar ook zeer onvolledig en onbevredigend.
    Dus pas op met dateringen. Het is een enorme valkuil !

    1. FrankB

      “De archeologische bewijzen zijn flinterdun”
      Dan is er dus ook geen natuurwetenschappelijke dateringsmethode met valkuilen om in te vallen. Geen sterk voorbeeld, dus, die landing. Een zal er wel hebben plaatsgevonden, ergens – de Romeinen zullen geen tunnel hebben gegraven en ook niet als luchtlandingstroepen.
      De truc zit hem er uiteraard in zo vaak mogelijk verschillende dateringsmethoden te gebruiken, zowel natuurwetenschappelijk als anderszins. Als ze dezelfde uitkomst hebben is de kans wel erg klein dat deze fout is. Dat heet ijken.

      “er is geen enkel hard bewijs”
      Een loze kreet zolang u niet duidelijk maakt wat u met bewijs bedoelt en wanneer dat hard is. Wie weet, de volgende keer dat we iets loslaten valt het wel naar boven. Toch is dat geen reden tot hyperskepticisme en om de Gravitatiewet van Newton te wantrouwen.

      1. Dirk

        Het zou wel reden zijn om enigszins verontrust naar boven te kijken. Reuzenplaneet op ramkoers? De opname van de gemeente? Trekstraal omdat een buitenaardse archeoloog nog een rectaal monster nodig heeft voor een nauwkeurigere ijking van de aardse chronologie?

    2. Ik deel uw mening: het is een mijnenveld. Dat maakt het ook zo boeiend. En wat ik ook denk: hoe meer methoden, hoe meer wederzijds vergelijkingsmateriaal.

      En inderdaad: antieke historici schreven niet om antwoord te geven op vragen die wij stellen. Dat maakt ze niet per se onbetrouwbaar, maar de Corbulogracht illustreert de vrijheid die Tacitus nam om materie te plaatsen in wat wij het verkeerde jaar zouden noemen. Dio is niet onvergelijkbaar. Bevestiging van ’s keizers reizen (en dus de invasie van Britannië) zal wel mogelijk zijn aan de hand van Claudius’ rescripten, maar ik heb dat nu niet paraat.

  4. jan kroeze

    Toekomstige onderzoekers zullen mogelijk dateringsproblemen kunnen krijgen middels koolstof wegens de atoomproeven uit de jaren 50 vorige eeuw. Klopt dit?

Reacties zijn gesloten.