De werken van Barmhartigheid

Adam Elsheimer, Philemon en Baucis

Afgelopen week ging ik naar Gent om het gerestaureerde Lam Gods te bekijken. Tijdens de uitleg die men gaf, viel me op hoe men uitlegde wat het christendom was. Die vraag houdt me eerlijk gezegd nogal bezig, aangezien in mijn omgeving, seculier als die is, kinderen opgroeien en ik eigenlijk wel zou willen weten hoe je hun iets kunt vertellen over oude kunstwerken. Zo’n kruisiging kan nog zo mooi geschilderd zijn, het blijft een naar gezicht, zo’n verminkt menselijk lichaam. Kun je niet-christelijke mensen uitleggen wat dat is? Trouwens, wat is überhaupt een god?

De Sint-Baafs-kathedraal koos ervoor het christendom niet uitsluitend te presenteren met zijn wonderlijke verhaal over zondeval, kruisdood en het verzoenend bloed van het Lam Gods, maar benadrukte dat het christendom ook stond voor concrete sociale actie: vluchtelingen herbergen en hongerigen voeden. We zijn hier op het terrein van de werken van barmhartigheid.

Eerst even het Bijbelcitaat waar het om te doen is: Matteüs 25, een toespraak waarin de evangelist het heeft over de wereld die zal komen. De scène is het Laatste Oordeel – hoe leg je dát uit aan kinderen? – en de Mensenzoon beloont de rechtvaardige mensen. Hij zegt:

Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe. (Matteüs 25.34-36; Nieuwe Bijbelvertaling)

De rechtvaardige mensen blijken het zó vanzelfsprekend te hebben gevonden, dat ze zich niet eens herinneren dat ze dit hebben gedaan. Dat past goed bij de antieke opvatting dat de goden – of, in een joodse context: de engelen – weleens op aarde rondwandelden om te zien hoe de mensen zich gedroegen. “Sommigen hebben zonder het te weten engelen ontvangen”, zoals de auteur van de Brief aan de Hebreeën het formuleert. Uit de Grieks-Romeinse wereld kunt u het verhaal van Filemon en Baukis toevoegen: twee oude mensen die Hermes en Zeus verwelkomen.

Het idee van concrete zorg voor degenen die het minder hebben getroffen, kwam niet uit de lucht vallen. In de zesde eeuw v.Chr. definieerde Ezechiël rechtvaardigheid al als je houden aan de geboden van de Wet van Mozes, waaraan hij het delen van je brood en het verstrekken van kleding toevoegt (Ezechiël 18.7). Een eeuw later geeft de auteur die bekendstaat als Trito-Jesaja hetzelfde advies en hij voegt toe dat je ook arme mensen in je huis kunt opnemen (Jesaja 58.7). Weer iets later vermeldt de auteur van de hellenistische tekst Tobit het uitdelen van voedsel en kleren (Tobit 4.16) terwijl zijn tijdgenoot Jezus Sirach vrijgevigheid, grafgiften en ziekenbezoek adviseert (Sirach 7.32-35). Hij voegt toe: klaag met degenen die klagen. Wij zouden het empathie noemen. Overigens zijn het bij Sirach nogal utilitaire deugden, want hij wijst erop dat je je zo populair maakt.

Weer een andere parallel vinden we in de al genoemde Brief aan de Hebreeën 13.3, die ook licht werpt op de martelingen in de Romeinse gevangenissen.

Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangenzat, en om de mishandelden als om mensen die net zo’n lichaam hebben als u.

Kortom, nieuw is het idee van de werken van barmhartigheid niet. Matteüs noemt er zes: hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken verzorgen, gevangenen bezoeken. Voor die dorstigen zie ik zo snel geen parallel. De middeleeuwse kerk heeft een extra advies toegevoegd, namelijk het begraven van de doden. Daarmee kwam het aantal werken van barmhartigheid op zeven. En nogmaals: zoals het verhaal van Filemon en Baukis toont, is dit alles niet specifiek voor de joods-christelijke traditie.

Er is echter wel een stevig verschil tussen de adviezen uit Ezechiël, Jesaja, Tobit en Sirach enerzijds en Matteüs 25 anderzijds: de verwachting van de Eindtijd. Bij het eerste viertal is er geen sprake van een Laatste Oordeel, terwijl dat bij Matteüs de crux is. Daarmee is het, geloof ik, overigens niet heel erg anders dan diverse Dode-Zee-rollen en de Henochitische literatuur.

En een ander punt: als Filemon en Baukis twee vreemdelingen herbergen, laven en spijzen, doen ze dat om de doodeenvoudige reden dat het zo hoort. In de joodse wereld, waar ook de auteur van het Matteüs-evangelie bij hoort, ligt dat iets anders: een Jood behoort tot het uitverkoren volk en reageert op die genade door zich te houden aan de Wet. Je kunt het beschouwen als een vorm van noblesse oblige.

In elk geval: de Werken van Barmhartigheid behoren tot de joods-christelijke traditie en het staat de Sint-Baafs-kathedraal vrij het christendom hiermee te typeren. Maar ik hecht eraan op te merken dat het bepaald niet specifiek is voor het christendom.

[Een overzicht van deze reeks is hier.]

Deel dit:

20 gedachtes over “De werken van Barmhartigheid

  1. Han Borg

    In dat verband is het wellicht aardig om te weten dat er op dit moment door de jonge schilder Egbert Modderman (1989) gewerkt wordt aan een serie monumentale schilderijen voor de kooromgang van de Groninger Martinikerk, met de Werken van Barmhartigheid als thema. Modderman schildert in een realistische, mede op Caravaggio geënte stijl. Hij ontving in 2020 de BP Young Artist Award van de National Portrait Gallery in Londen.
    https://youtu.be/fTpeZxlKIa4

  2. FrankB

    “Trouwens, wat is überhaupt een god?”
    Daar heeft ongeveer elke religie een ander antwoord op.
    Vwb het christendom heb ik Wikipedia maar weer eens geraadpleegd. “Een eeuwig wezen, dat alle dingen schept en behoudt.” Omdat christenen veel van analogieën houden kun je daar het voorbeeld van een bruggenbouwer aan toevoegen.

    “Kun je niet-christelijke mensen uitleggen wat dat is?”
    Jawel – ik ben nooit gedoopt en toch lukt het prima. Het probleem is eerder dat met duizenden denominaties christenen zelf het niet eens kunnen worden wat dat is. Gelukkig is dat probleem niet het mijne – ongeacht uitleg, geloven doe ik het niet.
    Precies daarom moest ook de Sint-Baafs-basiliek een keuze maken.

    “het Laatste Oordeel – hoe leg je dát uit aan kinderen?”
    Als Sinterklaas. Dat eeuwige wezen bepaalt welke mensjes stout waren en welke zoet.

    1. Dirk Zwysen

      Frank heeft natuurlijk gelijk dat er zoveel christelijke gezichtspunten zijn als christenen. Terwijl heel wat Amerikanen meer wakker liggen van het Laatste Oordeel dan van corona of klimaatverandering, ga je maar weinig Vlaamse katholieken vinden die een Eindtijd verwachten.
      Het christendom waarmee ik ben opgegroeid, dat op school wordt aangeboden en dat om me heen mensen in beweging zet, is er toch vooral een sociaal en moreel. Geweldloosheid, solidariteit, vergiffenis zijn kernwaarden. Er werd/wordt al eens naar de mis gegaan, God en het hiernamaals zijn soms wel, soms niet van de partij, Jezus was een mens en wat er na zijn dood gebeurde een interessant vraagstuk. Erfzonde, maagdelijke geboorte, Laatste Oordeel, Opstanding van het Lichaam…spelen geen rol.
      In de periode rond Allerheiligen komt op school wel de vraag aan bod of je na je dood, in het geval van een hiernamaals, een oordeel kan verwachten (analogie: het ultieme rapport). Kinderen voelen nog sterk aan dat het goede beloond moet worden, het kwade bestraft. Voor islamitische kinderen is de hel een schrikwekkende realiteit. Dan vragen ze vaak: “Wat geloof jij, meester?”. Altijd lastig, want a) je wil ze vooral zelf laten nadenken en sommigen nemen alles wat de meester zegt voor waar aan en b) weet ik veel. Dus, met veel nadruk op het feit dat ik net zo onwetend ben als de volgende, de meester gelooft soms in God, maar op die momenten altijd in een liefdevolle God die troost en vergeeft. Straf of beloning morgen mag niet onze reden zijn om vandaag goed te doen. Als er een hiernamaals is, dan is misschien ons enige oordeel en onze ergste straf het moment waarop we zelf inzien welke kansen tot liefde we lieten liggen. Dat was pas echt zonde.

      1. Rob Duijf

        ‘Als er een hiernamaals is, dan is misschien ons enige oordeel en onze ergste straf het moment waarop we zelf inzien welke kansen tot liefde we lieten liggen. Dat was pas echt zonde.’

        Er is geen hiernamaals. En inzicht is geen straf, maar de bevrijding van de last die je vanaf je geboorte opgelegd hebt gekregen en verzameld en die je je leven lang meezeult tot het gaatje. Ongeacht wie je bent. Inzicht is er nu of het is er nooit. Waarom inzicht uitstellen? Dat is pas zonde.

      2. Rob Duijf

        ‘Voor islamitische kinderen is de hel een schrikwekkende realiteit. Dan vragen ze vaak: “Wat geloof jij, meester?”. Altijd lastig, want a) je wil ze vooral zelf laten nadenken en sommigen nemen alles wat de meester zegt voor waar aan en b) weet ik veel.’

        Als een kind ’s avonds niet kan slapen, omdat het bang is dat er een eng monster onder zijn bedje ligt, dan neem je het bij de hand en dan ga je samen kijken. En als het kind ziet dat er helemaal geen monster is, dan kun je uitleggen dat het dat zelf heeft bedacht en er vervolgens bang van is geworden.

        Dus hoezo ‘b) weet ik veel’? Je kunt dat islamitische kind uitleggen dat mensen de hel zelf hebben bedacht, en er vervolgens bang voor zijn geworden en er hun leven en dat van hun kinderen door laten leiden. Dat is je taak als opvoeder. Het betekent wel dat je zelf vrij moet zijn van die flauwe kul. Dan kun je tegen dat kind zeggen: ‘De meester weet niet alles, maar hij gelooft niks.’

        1. Dirk Zwysen

          Ik snap hoe mijn verwoording de indruk wekt dat de vraag enkel van hen komt maar het zijn niet enkel de islamitische kinderen die achter de visie van de meester vragen. Omdat ik het erg vind dat kinderen bang gaan slapen, leg ik ze uit dat ikzelf niet geloof in hel, duivel of verdoemenis.
          Dat een ‘vader in de hemel’ automatisch angst oproept, is mij vreemd. In mijn omgeving stond die voor liefde. Wellicht zal dat in de katholieke jeugd van mijn ouders of in heel wat gereformeerde gemeenschappen nog heel anders (geweest) zijn. Een groot deel van die ideeën worden inderdaad zoals Sara zegt voorgesteld als geloof van vroeger dat ons vandaag niets meer zegt.

          Inzicht is geen straf in de betekenis van een opzettelijk vervelende, door iemand geplande reactie op iets wat jij doet, maar het kan wel pijnlijk aanvoelen. Wie wil er nu bewust inzicht uitstellen? Gelieve dat niet te projecteren op elke gelovige. Je mag nog zoveel wijsheden debiteren over tot inzicht komen, soms moet het inzicht tot jou komen. Ik ben blij voor jou dat je zo zeker bent van je ongeloof, ik ben minder zeker van mijn geloof dus probeer ik in zulke zaken vooral niet te stellig te zijn. Het is mijn taak als opvoeder om kinderen te waarschuwen voor mensen die erg zeker van hun stuk zijn in onkenbare zaken, of het nu de pastoor, de dominee, de imam of de atheïst is.

          1. Rob Duijf

            ‘Ik ben blij voor jou dat je zo zeker bent van je ongeloof (…)’

            Het is wel opmerkelijk, beste Dirk, dat wanneer ik zeg dat ik niet geloof, jij dat onmiddellijk interpreteert als atheïsme…

            Ik ben geen atheïst, hoogstens een onwetende. Ik heb daar overigens geen enkele moeite mee. Alomvattende kennis bestaat niet; daarom gaan kennis en onwetendheid altijd hand in hand. Onwetendheid biedt geen zekerheid. Daar kun je voor weglopen en je kunt het onder ogen zien.

            Mensen worden niet met geloof geboren, ze worden IN geloof geboren. Kinderen hebben geen enkel referentiekader, geen kritische, vrije geest. D.w.z. dat ze worden voorgekookt, gekneed en gevormd – d.i. geconditioneerd – in het geloof van hun ouders, hun opvoeders, hun gemeenschap, hun cultuur, of het nu gaat om het geloof in de een of andere god of goden, inclusief de hemelse en onderaardse santekraam, of de zogenaamde spirituele, mystieke of esoterische flauwekul, of het geloof in de een of andere politieke stroming. Want voor de politieke ‘kerk’ geldt precies hetzelfde.

            Geloof is gebaseerd op ideeën over de werkelijkheid. Maar ideeën zijn voorstellingen en voorstellingen zijn niet echt. Ze zijn illusie. Dat zegt niets over het wel of niet bestaan van iets dat je god, of goddelijk zou kunnen noemen. Het toont alleen aan dat onze voorstellingen van god, god niet zijn. Alles wat we daarover beweren, inclusief het wel of niet bestaan, is onwaar. Helaas is dat de wereld waarin gelovige mensen leven: ze dwalen in hun ideeën en de werkelijkheid ontgaat ze.

            Dus hoe objectiveer je het wel of niet bestaan van dat wat echt is, wat waar is? Dat betekent dat je moet onderzoeken en dat kan alleen maar wanneer je vrij van geest bent, wanneer je nergens voor anker ligt. De werkelijkheid is onbekend voor ons, het biedt geen enkele zekerheid, geen enkel houvast. Het betekent dat we de openheid van geest moeten hebben, waarin de werkelijkheid zich toont zoals deze is en niet zoals we denken of geloven dat deze is. En ALS er in die werkelijkheid een goddelijke essentie is, dan zou deze zich kunnen openbaren, maar alleen we er met onze rug naar toe staan, want er valt niets te verlangen of naar uit te kijken.

            Het is de taak van de opvoeder om voor  omstandigheden zorg te dragen waarin een kind een vrije geest kan ontwikkelen en geen geconditioneerde geest die aan banden is gelegd. Dat kan alleen maar wanneer de opvoeder zelf vrij van geest is.

          2. Rob Duijf

            ‘Wie wil er nu bewust inzicht uitstellen?’

            Inzicht zet de bijl aan de wortels van onze vermeende zekerheden. Daar zijn we bang voor.

            ‘Je mag nog zoveel wijsheden debiteren over tot inzicht komen, soms moet het inzicht tot jou komen.’

            Je kunt wel geïrriteerd zijn over wat ik zeg, maar wie debiteert er hier iets?

            Je kunt niet tot inzicht komen. Er is inzicht, of er is geen inzicht. Je ziet het, of je ziet het niet.

            Als jij beweert dat ‘het inzicht tot jou moet komen’, ben jij dan wel tot ontvangst in staat? Dat vraagt om volkomen openheid van geest. Die is er niet als je voor anker ligt, omdat je bij voorbaat vooringenomen bent. Jouw ankers bieden jou immers zekerheid. Ze laten je zien wat jij wilt zien. Maar inzicht is het niet…

      3. Ben Spaans

        Klimaatverandering wordt ook steeds meer als een Laatste Oordeel voorgesteld. Het krijgt toch echt religieuze trekken. (Zorgwekkend…?)

        Gelukkig staat er niets over in Openbaringen…🙄

  3. Sara

    Misschien is het juist het punt dat het niet meer uit te leggen valt.

    Laten we kinderen niet meer bang maken met deze concepten van een ‘almachtige vader in de hemel’, van een ‘laatste oordeel waarbij deze goedheiligman besluit of je naar hel of hemel gaat’.

    Ik zou deze concepten alleen gebruiken om kinderen te tonen welke idiote ideeën mensen (nog steeds) kunnen hebben en waar dat allemaal toe kan leiden.

  4. Rob Alberts

    Of er nu sprake is van een seculiere, joodse of christelijke achtergrond?

    Barmhartigheid is in mijn ogen steeds minder aanwezig in de Nederlandse samenleving!

    In die zin behoeft deze blogpost veel meer lezers ….

    Stille groet,

  5. Karel van Nimwegen

    Jona’s stukken zijn het beste als hij kwaad is. Vandaag is dat niet zo maar nu is de discussie leuker.

  6. Willem Visser

    De zes weken van barmhartigheid zijn de ‘ziel’ van het christendom en vormen met de Tien Geboden als ‘body’ de basis waarop onze samenleving gefundeerd is…

      1. Willem Visser

        Zelf denk ik toch alle Tien… en ik denk dat alle Tien sinds mensenheugenis bestaan, van ver voor de tijd van Mozes. Hieronder de Geboden met een korte toelichting:

        1. ‘Ik ben de HEER, uw God – uw Schepper.’
        ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde (Gen.1:1) … God zei: Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt (Gen.1:26) … Hij zegende de mens en zei tegen hen: wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag (Gen1:28) … God de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken’ (Gen.2:15).

        Het ‘Eerste Gebod’ dat God de mens geeft is de taak [gebiedende wijs] om de aarde te beheren (heersen & zorgdragen, Gen.1:26), te bedwingen (onderwerpen, Gen.1:28), te bewerken (dienstbaar te zijn, Gen.2:15) en te bewaken (onderhouden, Gen.2:15).

        God geeft tevens de grens aan van wat de mens wel en niet mag: ‘En God de HEER gaf de mens dit Gebod: Je mag van alle bomen in de tuin overvloedig eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad mag je niet eten, want op de dag dat je daarvan eet, zal je sterven’ (<WB) (Gen.2:16).

        2. ‘Vereer naast Mij geen andere goden.’
        Maar de mens is ongehoorzaam aan zijn HEER. Hij maakt een knieval voor de slang door naar hem te luisteren, en niet naar zijn Schepper.
        ‘Jullie zullen helemaal niet sterven – als je van die boom eet’, had het serpent hen beloofd (Gen.3:4). Geloven in de slang komt het mensenpaar duur te staan: God straft hen voor de begane zonde en het onbetrouwbare mensenpaar wordt door hun HEER uit het Paradijs verdreven (Gen.3:23).
        Vandaag de dag is geld – de Mammon – de grootste afgod van de mensheid.

        3. ‘Heilig Gods Naam.’
        Het Gebod om niet van ‘de boom’ te eten heeft de mens naast zich neergelegd. Lichtvaardig (ijdel) en onbezonnen gaat men met het Gebod waar God Zijn Naam aan verbonden heeft om. Hierdoor maakt de mens zich schuldig aan ontheiliging van Gods Naam: ‘Want de HERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt’ (<HSV) (Ex.20:7).

        4. ‘Houd de Sabbat in ere, het is een heilige dag.’
        God voltooit op de zevende dag Zijn werk dat Hij heeft gedaan: ‘God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte Hij ’ (Gen.2:3). Na zes dagen werken hoeft er – op de zevende dag – nog maar één ding te gebeuren: de ‘rust’ dient nog geschapen te worden; dan is de Schepping pas echt af!

        5. ‘Toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’
        God zei: ‘Laten Wij mensen maken die Ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken … als evenbeeld van God schiep Hij hen, mannelijk en vrouwelijk ’ (Gen.1:26-27).
        God is blijkens dit vers zowel Mannelijk als Vrouwelijk. Hij is daarmee net zoveel Vader als dat Hij Moeder is. Hij is het die ‘verwekt’ en die ‘baart’. Hij is het waar je eerbied en respect voor moet hebben want Hij is jouw Maker en Opvoeder en leert jou – door Zijn Geboden – de juiste Weg te bewandelen: ‘Mijn zoon, houd vast aan wat je vader je opdraagt, verwerp de lessen van je moeder niet’ (Spreuk.6:20).
        Cham, de zoon van Noach, is het ‘eerste’ mensenkind die dit Gebod overtreedt. Als hij zijn vader in beschonken toestand naakt liggend in de tent aantreft dan doet hij niets om diens schaamte te bedekken maar ‘brieft’ dit onbeschaamd door aan zijn broers.
        Sem en Jafet maken een eind aan deze voor hun vader vernederende situatie door hem met zijn mantel te bedekken. Uit respect voor hun vader lopen ze daarbij achteruit de tent in zodat ze zijn naaktheid niet zien (Gen.9:20-24). ‘Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en te weten kwam wat zijn jongste zoon hem had aangedaan’ vervloekte hij de jongste zoon van Cham (Gen.9:25 / 10:6).

        6. ‘Gij zult niet moorden.’
        Door van de verboden vruchten te eten brengt het eerste mensenpaar de dood over zichzelf en hun nageslacht (Gen.3:19). Maar het gaat verder dan dat: het gif van de door hen gepleegde zonde werkt door tot in hun nageslacht en hun zoon Kain pleegt de eerste moord. God veroordeelt de schuldige en legt hem een straf op: verbanning (Gen.4:10-14).

        7. ‘Gij zult geen overspel plegen.’
        Het eerste mensenpaar heeft een relatie met God maar pleegt ‘overspel’ met de slang. Als gevolg daarvan vind er een ‘breuk’ plaats tussen God en de mens.
        Fysiek overspel (echtbreuk) is voor het eerst aan de orde in de geschiedenis van Jozef in Egypte (Gen.39:1). Die gebeurtenis speelt zich zo’n 400 jaar vóór de Wetgeving op de Sinaï af. Jozef, die door zijn broers als slaaf wordt verkocht blijkt een rechtvaardig man. Als de vrouw van zijn meester hem uitnodigt ‘het bed met haar te delen’, zegt hij: ‘Hoe zou ik zo’n grote wandaad kunnen begaan en zo kunnen zondigen tegen God ’ (Gen.39:9-12). Jozef kiest ervoor trouw te blijven aan Gods Geboden; hij pleegt geen overspel.
        Vraag jezelf bij overspel af hoe jij – als vader – het zou vinden als blijkt dat 'jouw' kind van een ander blijkt te zijn; of dat jij – biologisch gezien – een andere vader blijkt te hebben als dat je dacht.

        8. ‘Gij zult niet stelen.’
        Het eerste mensenpaar eigent zich iets toe dat niet van hen is. De boom en haar vruchten – de kennis van goed en kwaad – zijn Gods eigendom, en Hij heeft hen gewaarschuwd: ‘De Ene, God, stelt een Gebod over de mens en zegt: van alle geboomte in de hof mag je eten en eten; maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zul je niet eten’ (<NV) (Gen.2:16).
        Die diefstal rekent God het mensenpaar zwaar aan. Tegen de vrouw zegt God: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart…’. Tegen de mens zei Hij: ‘Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang…’ (Gen.3:16-17).

        9. ‘Gij zult geen vals getuigenis afleggen.’
        Als de diefstal gepleegd is en God het mensenpaar hierover bevraagd dan probeert het stel zich eruit te praten door de schuld bij de ander en de slang te leggen:
        ‘Het komt door de vrouw die U mij gegeven hebt, zei de man …
        Het komt door de slang, zei de vrouw, die heeft me misleid’ (<EB) (Gen.3:12-13). Met leugens proberen ze hun zelf gemaakte misstap te camoufleren. Ze zeggen: ‘Mij treft geen blaam, het is echt de schuld van die ander, en niet van mij!’ Maar het was toch echt hun eigen zelfgenomen beslissing om Gods Gebod te overtreden.

        10. ‘Gij zult niet begeren wat aan een ander toebehoort.’
        ‘En de vrouw zag dat de boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was’ (<HSV) (Gen.3:6).
        De vrouw begeerde te hebben wat niet van haar was. Begeerte was de grote boosdoener achter de zondeval. En tot op heden, is begeerte één van de grootste boosdoeners achter al het leed dat mensen elkaar aandoen.

Reacties zijn gesloten.