
Vandaag begint de Week van de Klassieken. Het woord “klassiek” is zo’n term waar iedereen een eigen betekenis aan geven kan. Voor sommigen is het een aanduiding voor iets dat hen inspireert, voor anderen duidt het op een maatstaf, voor weer anderen slaat het op Griekenland en Rome, en ook zijn er mensen die het associëren met een oorsprong. Het een sluit het ander niet uit en het is allemaal waar voor Homeros. Talloze auteurs hebben aansluiting gezocht bij de Griekse dichter; het ethos van de homerische helden heeft gegolden als maatstaf voor adeldom; en de dichter staat aan het begin van de Griekse literatuur.
Het afgezaagde grapje dat die Griekse literatuur begon op een hoogtepunt en dat het sindsdien alleen maar minder is geworden, is natuurlijk onzin. Er spreekt echter erkenning uit dat Homeros iets bijzonders heeft gemaakt. Alle reden om het, bij het begin van de Week van de Klassieken, eens over hem te hebben. Het komt dan goed uit dat ik in mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, deze week het korte achtste hoofdstuk kan behandelen, dat is gewijd aan de Griekse “dark ages” ofwel de Vroege IJzertijd ofwel de periode tussen 1200 en 800 v.Chr.
Monumenten en herinneringen
Aan het begin van die periode gingen de Mykeense paleisburchten ten onder. Aan het einde van die periode leefde Homeros. Over beide dateringen is, zoals de handboekauteurs aangeven, het laatste woord nog niet gezegd. In de tussenliggende eeuwen lijkt de Griekse wereld in elk geval terug te zijn gevallen naar een lager bestaansniveau. Voor zover ik weet, schakelde men aan het begin van deze tijd over van arbeidsintensieve akkerbouw naar arbeidsextensieve schaapsteelt. We kunnen ons voorstellen dat Griekse herders gedichten hebben gemaakt over de ruïnes die ze her en der in het landschap zagen. Zulke grote stenen, dat moest cyclopenwerk zijn. Dat bronnenhuis, misschien streden Achilleus en Hektor wel daar. Die rots, dat leek wel een huilende moeder.
Behalve mythen en sagen, opgehangen aan concrete punten in het landschap, bevat de oudste Griekse poëzie herinneringen aan de Mykeense tijd. De Ilias vermeldt strijdwagens, maar ze worden niet gebruikt in de veldslag, zoals in de Bronstijd het geval was geweest, maar om de krijgers naar het front te rijden. Er is ergens een beschrijving van een met everzwijnentanden versierde helm, zoals inderdaad bestonden in de Bronstijd. De in de Ilias genoemde steden corresponderen met plaatsen waar in de Mykeense tijd paleisburchten waren.
De homerische maatschappij
Dat wil niet zeggen dat de Ilias een beschrijving van de Mykeense wereld biedt. De auteurs van het handboek schrijven:
De homerische maatschappij heeft meer betrekking op de wereld van Homeros’ eigen tijd en de direct voorafgaande eeuwen. In deze maatschappij was de koning geen leider in een paleiseconomie met een uitgebreid stedelijk leven maar een grote herenboer … Deze heren waren de leiders van grote agrarische huishoudens. Zij bezaten de militaire macht, konden zich een uitrusting permitteren, gingen te paard naar het slagveld en stapten daar af om in man-tegen-man-gevechten te strijden.
De vraag welke wereld dit is, wordt gecompliceerd doordat we Homeros dus niet met voldoende zekerheid kunnen dateren. We weten echter wel iets. De Duitse geleerde Karl Julius Beloch is al een ruime eeuw geleden woorden gaan tellen en stelde vast dat er veel meer verwijzingen waren naar brood en graan in de Odyssee dan in de Ilias. Ook zag hij een verschuiving van brons naar ijzer. Deze constateringen verwijzen naar de materiële cultuur en zijn dus archeologisch dateerbaar. Aan het einde van de dark age schakelden de Grieken weer over naar akkerbouw en begonnen ze het ijzer beter te bewerken.
Verloren poëzie
Er zijn sinds Beloch uiteraard andere theorieën geopperd. Hij gaf bepaald het laatste antwoord niet. Maar het illustreert wel dat archeologische datering van teksten kan bestaan. Het handboek plaatst de Ilias rond 750 en de Odyssee rond 725, maar geeft aan dat andere dateringen ook mogelijk zijn. Het is een ingewikkelde kwestie, waarbij we ook rekening moeten houden met latere bewerkingen van de gedichten.
Bovendien moeten er meer heldendichten zijn geweest. De Titanomachie van Eumelos, Kinaithons elf boeken over Oidipous, de twaalfdelige Thebais en de even lange Epigonen van opnieuw Homeros, de elf boeken van de Kypria van Hegesias, de vijf delen van Arktinos’ Aethiopis, de vier boekrollen met de tekst van Lesches’ Kleine Ilias, de tweedelige Val van Troje van Aischylinos, de vijf boeken over de Terugreizen die Agias wijdde aan de nasleep van de Trojaanse Oorlog en Eugammons boeken over Telegonos: we weten dat ze hebben bestaan maar ze zijn allemaal verloren. We hebben uittreksels. Dat is alles. Deprimerend.
Het was echter de natuurlijke gang van zaken: teksten die geen kopiist vonden, zijn verloren gegaan. Geen enkel Grieks of Romeins literair monument was ooit duurzamer dan papyrus. Ik begon dit stukje met vier omschrijvingen van wat klassiek was. We zouden kunnen toevoegen: klassiek is dat wat, om welke reden dan ook, altijd kopiisten vond en tot ons is gekomen.
***
U vindt het programma van de Week van de Klassieken hier. Mocht u mij eens willen horen loeien: ik spreek morgenmiddag in Leeuwarden over de wijze waarop onvoldoende kennis van het historisch ambacht het makkelijk maakt ideologie te verkopen als geschiedenis. Als u niet kunt komen: er is meer hier.
“Deze heren waren de leiders van grote …..”
Lijkt sterk op de maatschappelijke organisatie tijdens de eerste helft van de Middeleeuwen.
En ook die periode wordt wel “the Dark Ages” genoemd.
In de eerste helft van de Middeleeuwen werd anders heel wat opgeschrevern.
In vergelijking tot de 500 jaar ervoor was het maar een schijntje.
Ik heb vroeger op school geleerd dat het helemaal niet zeker is dat er een (één) dichter Homerus heeft bestaan. Ik begrijp uit het bovenstaande dat dat inmiddels geen vraag meer is?
Ook dat is een deel van de discussie. Er waren later “homeriden” die gezangen voordroegen en er is weleens geopperd dat Homeros alleen maar een verzonnen naam is voor hun geestelijke voorvader. Evengoed zal er wel iemand zijn geweest die ermee is begonnen de Ilias in elkaar te zetten.