De slag bij Sentinum (1)

Helm uit de derde eeuw v.Chr., zoals gedragen door de soldaten bij Sentinum (British Museum, Londen)

De legioenen! Rome veroverde er in de vierde eeuw v.Chr. Italië mee, schakelde er in de derde eeuw Karthago mee uit, en onderwierp er daarna de rest van de Mediterrane wereld mee. Oppervlakkig gezien leken de legioenen op de legers die in deze tijd vochten voor de grote hellenistische koninkrijken rond het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Overal vormden zwaarbewapende infanteristen de kern van de slagorde en was de cavalerie ondergeschikt. De antieke economie kende immers geringe rendementen en infanterie was overal goedkoper dan ruiterij, die bovendien niet werkelijk betrouwbaar kon zijn zolang de stijgbeugel niet was uitgevonden.

Stootkracht versus wendbaarheid

Het verschil tussen de hellenistische wereld en Rome was de opstelling van de soldaten. In een Griekse falanx bleef een soldaat die vooraan stond daar ook staan, zelfs als hij na een kwartier vechten bezweek aan de combinatie van psychische stress en fysieke uitputting. In Rome, dat geen koninkrijk met een professioneel leger was, maar een republiek met dienstplichtige boeren, was het ondenkbaar dat een commandant op deze wijze zou omspringen met zijn electoraat. De Romeinen offerden daarom stootkracht op om hun legioenen zo te structureren dat de voorste linie kon worden vervangen terwijl het gevecht al gaande was.

Een legioen bestond uit dertig eenheden zwaarbewapenden, de manipels, waarvan er tijdens een veldslag tien naast elkaar stonden. Ervóór stonden lichtbewapenden, vergelijkbaar met peltasten, die met speerworpen de vijandelijke gelederen moesten verstoren voordat de eigenlijke veldslag begon. Achter de eerste linie van zwaarbewapende manipels stonden nog twee linies van elk tien manipels. Elk van deze eenheden was gesplitst in twee delen, die werden aangeduid als de “voorste centurie” en “achterste centurie”. (Nominaal telde een centurie honderd soldaten, maar in de praktijk waren het er tussen de zestig en tachtig.) Bij het eigenlijke gevecht probeerden de legionairs niet, zoals in een falanx, hun vijanden omver te duwen, maar met speren en zwaarden te doden. Daarvoor hadden ze wat meer ruimte nodig dan falanxsoldaten, zodat ze op enige afstand van elkaar stonden opgesteld en legionairs van de achterste centurie naar voren konden lopen om het gevecht over te nemen van de mannen van de voorste centurie. De soldaten die de strijd waren begonnen, liepen dan terug en konden uitrusten.

Op soortgelijke wijze konden de manipels uit de tweede lijn die uit de voorste linie aflossen en uiteindelijk konden ook de manipels uit de derde lijn worden ingezet. Om deze manoeuvres te coördineren hadden de diverse eenheden eigen veldtekens, die door de soldaten werden vereerd als goddelijke krachten – en niet ten onrechte, want hun leven hing af van de souplesse waarmee de linies elkaar afwisselden.

Ook al miste een legioen de massieve stootkracht van een falanx, het kon een gevecht veel langer voortzetten. Boven kon het beter uit de voeten op oneffen terrein. De Romeinen zijn nooit meer van deze strijdwijze afgestapt.

De weg naar Sentinum

Rome was al vroeg een grote belangrijke stad en in 387 v.Chr. achtte de alleenheerser van Syracuse, Dionysios I, het niet beneden zijn waardigheid een groep Gallische huurlingen, die hij in de teen van Italië wilde inzetten, te verzoeken de stad aan de Tiber te plunderen als ze er toch langs kwamen. De Romeinen herstelden zich snel en er is wel eens geopperd dat de flexibele opstelling van de legioenen is ontstaan als reactie op deze aanval door ongeordend strijdende Galliërs. Een andere reden kan zijn dat Rome in de vierde eeuw vaak ten strijde moest trekken tegen Apennijnse bergstammen en weinig voordeel zou hebben gehad van een rigide falanx.

Bij de strijd tegen de bergvolken werd Rome gesteund door andere steden uit Latium, die waren verbonden met de Romeinen door taal, culten en de banden van handel en huwelijk. Toen de bergstammen eenmaal waren verslagen, perkte Rome de vrijheid van de Latijnen in. Midden-Italië was voortaan Romeins en de expansie zette zich voort naar het noordwesten, waar de Etrusken de voornaamste tegenstanders waren, en naar het zuidoosten, waar de Samnieten weerstand boden.

Toen Rome in de loop van de vierde eeuw in deze oorlogen oorlog de overhand begon te krijgen, kozen de Etruskische en Samnitische generaals voor samenwerking. Ze breidden hun coalitie uit met de Umbriërs en de Senonen, een Gallisch volk dat zich had gevestigd aan de Adriatische Zee. Hierdoor werd het conflict buitengewoon complex. Het zou komen tot een beslissende veldslag bij Sentinum .

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

5 gedachtes over “De slag bij Sentinum (1)

  1. “ruiterij, die bovendien niet werkelijk betrouwbaar kon zijn zolang de stijgbeugel niet was uitgevonden”
    Dat moet je denk ik even nader uitleggen Jona?

    Ruiterij was notoir onbetrouwbaar. Dat had niets met stijgbeugels te maken want het gehoornde zadel gaf de Romeinse ruiter genoeg controle over zijn paard. Maar ruiterij is gemakkelijk in paniek te krijgen, soms door de paarden te irriteren, zoals door olifanten en kamelen, maar ook door het gebruik van paardenmaskers (chamfrons) tegen cavalerie die dat niet gewend was. Die laatste hoorde ik pas kort geleden, er is geen klassieke bron voor maar het komt door ervaringen van reenactors.

  2. “want hun leven hing af van de souplesse waarmee de linies elkaar afwisselden.”
    Suggesties dat dit afwisselen niet tijdens een gevechtspauze konden plaatsvinden zijn gebaseerd op Hollywood. Geen enekele eenheid kan van plaats wisselen met een andere zonder de tegenstander de gelegenheid te geven de situatie uit te buiten en de vijand uit het lood te krijgen. Onzin filmpjes over het gebruik van fluitjes zijn niet gebaseerd op welke bron dan ook. gevechten konden lang duren maar er moeten altijd gevechtspauzes zijn geweest om letterlijk weer op adem te komen. Wisseln van de Romeinse linies moet dan ook – als er tenminste niet terrein werd prijsgegeven door terug te trekken door de reserve heen – tijdens een gevechtspauze hebben plaatsgevonden.
    Later weten we dat het Romeinse leger hiervan is afgestapt omdat bronnen aangeven dat de eenheden weer en bloc waren opgesteld en niet meer in drie linies. En vanaf de vierde eeuw stond de infantrie weer opgesteld als een klassieke falanx.
    Zie onder.

  3. “De Romeinen zijn nooit meer van deze strijdwijze afgestapt.”

    Echt wel!
    Sowieso is er veel zin en onzin geschreven over de aflossing door verse soldaten, maar te vaak wordt populair aangenomen dat het alles of niets was – alsof de Romeinse taktische manier van vechten onveranderd bleef.
    Maar dat klopt niet. Er zijn genoeg aanwijzingen dat het Romeinse leger gebruikt maakte van een scala aan opstellingen, die ingezet werden naar aanleiding van de omstandigheden. Dus soldaten konden vechten met een voet tussenruimte, maar ook in ‘synaspismos’ – met overlappende schilden.

    Dat houdt in dat de Romeinen ook later in hun geschiedenis in een falanx konden vechten (Pompeius en Ceasar deden dat) en dat ze later weer van de manipel afstapten toen de legioenen uit het Principaat werden vervangen door de kleinere enheden vanaf het Dominaat.

    [Overigens ben ik tegen het gebruik van de benaming ‘Byzantijns’ in discussies over het Romeinse rijk, omdat dit suggesties oproept van kunstmatige veranderingen en breuken in de ontwikkeling die er gewoonweg niet waren.]

    1. FrankB

      “ben ik tegen het gebruik van ….”
      Ik ook, maar andere namen hebben ook bezwaren. Misschien iets als NIeuw-Romeinse RIjk (ik zeg maar wat).

Reacties zijn gesloten.