
Ik heb op deze plek weleens geschreven over het Verhaal van Wen-Amun, een Egyptische diplomaat die in het buitenland ontdekt dat mensen buiten het eigen land weleens anders naar de dingen kunnen kijken dan hij gewend is. Het is een voorbeeld van het Egyptische genre dat wel is aangeduid als “reisliteratuur”. Andere voorbeelden zijn het Verhaal van de schipbreukeling en het Verhaal van Sinuhe. De pointe van die verhalen is niet heel anders dan die van onze reisliteratuur: de hoofdpersoon verwerft in den vreemde een bepaald inzicht.
Meestal is dat overigens een inzicht dat de hoofdpersoon zonder al dat gereis ook wel thuis zou hebben kunnen opdoen. Maar ja, dan hadden wij geen verhaal vol avonturen en couleur locale gehad. Het is dus maar goed dat de hoofdpersoon doorgaans niet al te snugger is.
Net als in het Verhaal van Wen-Amun lijkt het Verhaal van Sinuhe op het eerste gezicht echt gebeurd. Er wordt verwezen naar historische gebeurtenissen, zoals het overlijden van farao Amenemhet I in 1952 v.Chr., en naar reëel bestaande plaatsen. Ik zal straks nog een detail noemen dat goed getroffen is.
Op de vlucht
De ik-figuur is een hoveling die zich, op het moment van het overlijden van Amenemhet I, bevindt in het gevolg van kroonprins Senusret, die nu koning zal worden. Tegen zijn zin verneemt hij iets dat niet voor zijn oren bedoeld is, en hij ziet zich gedwongen richting Sinaï te gaan om Egypte te verlaten. Als hij in de woestijn dreigt van de dorst om te komen, wordt hij gered door Aziaten (zoals de Egyptenaren iedereen in de Levant noemden).
Niets dan goed hebben zij voor mij gedaan. Het ene land overhandigde mij aan het ander. Was ik het ene moment nog in Kepni, het andere zat ik al in Qedem. Daar bleef ik anderhalf jaar. Toen werd ik door de heerser van Opper-Retjenu, Amunenshi, uitgenodigd.
Kepni, voor wie het wil weten, is de Egyptische naam voor Byblos; Qedem is ergens in de buurt van Moab (zeg maar zuidelijk Jordanië of het noorden van Saoedi-Arabië), en Retjenu is ruwweg Libanon. Kortom, Sinuhe zwerft.
Retjenu
Dan vraagt de heerser van Retjenu, Amunenshi, hoe het in Egypte gaat. Sinuhe zegt dat het, met een goede koning als Senusret, prima is en prijst de farao. Amunenshi zegt:
Dus als ik u goed beluister gaat het Egypte voor de wind in de wetenschap dat haar koning gedijt. Maar ondertussen zit u hier. En hier blijft u.
De heerser van Libanon geeft Sinuhe een rol bij de opvoeding van zijn kinderen, laat hem trouwen met een dochter en geeft hem een enorm stuk land ten geschenke. Beter kan het niet gaan. Natuurlijk zijn er afgunstige ogen, maar Sinuhe weet een rivaal in een duel te verslaan. Kortom, het leven is goed voor de gevluchte Egyptenaar, die in het buitenland alleen maar goede dingen meemaakt.
Terug naar huis
Alle succes ten spijt, is zijn leven echter incompleet. Hij leeft immers niet in Egypte zelf. Terwijl een beetje hoveling toch wel een graf wil hebben in het land van de Nijl.
En laat het nou gebeuren dat farao Senusret hem schrijft dat “een hersenspinsel met je op de loop is gegaan” toen hij vluchtte. De koning laat weten geen vijandschap te voelen en nodigt hem uit terug te keren. Zo geschiedt. De moraal is dat voor een Egyptische hoveling, zelfs als hij in Retjenu van een welwillende heerser alles krijgt wat zijn hart begeert, niets een waardig alternatief kan zijn voor Egypte.
Levensecht
Zoals gezegd: het Verhaal van Sinuhe is verzonnen. De auteur wil Senusret presenteren als een vriendelijke koning, die persoonlijk belang stelt in het welzijn van zijn hovelingen.
Evengoed toont het Verhaal van Sinuhe hoe de schrijvende elite van Egypte in de twintigste eeuw v.Chr. de Levant voorstelde. Het land dat Sinuhe ten geschenke krijgt is bijvoorbeeld voorzien van vijgen- en moringabomen, kent weiden voor allerhande vee en levert honing, gerst en spelt. Er groeien druivenranken, zodat het “meer wijn dan water” te bieden heeft. De vele fruitbomen, die in Egypte zeldzaam waren, zullen een exotische indruk hebben gemaakt. Het doet sterk denken aan de de Bekaa-vallei.

Dat de auteur van het Verhaal van Sinuhe de regio kende, blijkt uit het duel. Er wordt met een boog geschoten, schilden blijven onvermeld en uiteindelijk geeft Sinuhe de genadeklap met een bijl. Dit zijn precies de wapens die we ook uit de Levantijnse graven van deze tijd kennen en het lijkt erop dat de leden van de plaatselijke elites zich presenteerden als krijgers. Heel anders dan in Egypte, waar een hoffunctie het hoogst haalbare was. Kortom, de auteur van het Verhaal van Sinuhe slaagt in zijn ambitie een levensecht verhaal te vertellen.
***
In 2013 verscheen een Nederlandse vertaling van Sinuhe & Het testament van Amenemhat, gemaakt door Maud en Ping Cleton. De citaten hierboven zijn daaruit overgenomen, met wat kleine wijzigingen.
Het reisverhaal Sinuhe lijkt me een stijlfiguur om een loflied op het eigen land en de heerser te geven. Ik ben niet thuis in die literatuur maar er bestaan vast meer van dit soort ‘reisverhalen’. Het omgekeerde komt ook voor: het denkbeeldige reisverslag van buitenlandse bezoekers die in hun verslag eigenlijk kritiek geven op het land dat ze bezoeken. Dat doet Montesquieu in zijn nog steeds leesbare Perzische brieven met hun kritiek op Frankrijk.
Als Sinuhe niet het oudst bekende fictieverhaal is dan toch een van de oudste. Wat mij daarin altijd getroffen heeft is dat zowel in Azie als in Europa (Odyssee) het oudste verhaal (dat wij kennen, er zijn natuurlijk ook 100.000 jaar gelden verhalen verteld) gaat over het verlangen naar huis en terugkeer. Kennelijk een belangrijk en universeel literair motief
Over Si-nuhe ofwel Sa-nehet (= zoon van de sycomore boom) verscheen in 2014 het boek ‘Interpretations of Sinuhe’, n.a.v. een workshop aan de universiteit Leiden.
Het is een NINO publikatie in de serie Egyptologische Uitgaven (nr 27), verzorgd door H.M. Hays i.m., F. Feder en L.D. Morenz:
https://www.nino-leiden.nl/publication/interpretations-of-sinuhe
Het bevat ook een bijdrage van Harold M. Hays, die Leiden met zijn Menselijkheid verrijkte en die wij, conform het voorwoord van L.D. Morenz in dit boek, nooit zullen vergeten.
De sycomore is een moerbeiboom.
Het duurde een tijdje voor ik me realiseerde dat ik het verhaal van Sinuhe al heel lang ken: het stond in de ouderlijke boekenkast. Het zal de uitgave van Holkema en Warendorf uit 1949 zijn geweest: Sinuhe de Egyptenaar.
Ja, die heb ik ook nog gelezen. Daarin werd het verhaal verplaatst naar de tijd van Echnaton.
Het is al zo lang geleden dat ik me het niet eens meer herinneren kan. Voor een jong kind is een verhaal net dat: een verhaal. En of het een sprookje is of naar waarheid verantwoord maakt nog niet uit. Ik zal het zeker heel spannend hebben gevonden – en waarschijnlijk veel niet goed hebben begrepen. Maar dat de wereld door boeken zoveel ruimer werd, daar ben ik mijn ouders nog steeds dankbaar voor. Mijn moeder zei overigens Sinoé. Van Sinoé naar Sinuhe had even tijd nodig.
Ik denk dat je het boek van de Fin Mika Waltari bedoelt. Ik heb het ook in de kast staan. Laatst dacht ik het nog eens te herlezen. Nu misschien een extra stimulans. Zijn De Romein heb ik trouwens ook, dankzij de Duitse boekenclub waar ik ooit lid van was.
Klopt!