
In het eerste stukje vertelde ik hoe Maës was begonnen aan een lange reis. Vanuit het uiterste oosten van het Romeinse Rijk trok hij door het Parthische Rijk en bereikte de Stenen Toren, zoals we zagen in het tweede stukje. Maës kon, mocht of wilde niet verder gaan, maar anderen reisden door naar de hoofdstad van China. Van hen zal de schatting zijn gekomen dat het vanaf de Stenen Toren 36.200 stadiën was ofwel 6516 kilometer. Waar de Stenen Toren ook stond, welke hoofdstad ook kan zijn bedoeld, en langs welke route Maës’ karavaan ook verder is gereisd: dit is zó veel dat het niet kloppen kan.
In China
Hoe de reis verder ging, kunnen we alleen vermoeden. Eerst zal Kashgar zijn bereikt. Hier takte de Zijderoute aan bij de weg die vanaf de Indus over de Karakorum noordwaarts liep. We hadden het er al eens over. Dit was de westelijke punt van het Tarimbekken, waarbinnen de Taklamakanwoestijn ligt. Gortdroog en getroffen door de zandstormen die ook Ptolemaios noemt, is dit een van de meest desolate plekken op onze planeet. Je kunt alleen van de ene naar de andere oase reizen langs de randen van de zandwoestijn, dus óf noordom óf zuidom. De twee routes kwamen samen bij Dunhuang. In deze provincie begon ook de Grote Chinese Muur.

Na Dunhuang volgde de Hexi-corridor, een duizend kilometer lange en honderd kilometer brede strook land, gelegen tussen de Tibetaanse hoogvlakte in het zuidwesten en de Gobiwoestijn in noordoosten. Deze regio was in de tweede eeuw v.Chr. vanuit China onderworpen en wie er met toestemming van de gouverneur doorheen trok, reisde hier veilig. Via Wuwei en Lanshou bereikten de reizigers uiteindelijk de oude hoofdstad Chang’an. Als Maës zijn expeditie in de eerste eeuw na Chr. heeft georganiseerd, resteerden nu nog 400 kilometer naar Luoyang.
Aan het hof en terug

Maës’ mensen zullen aan het keizerlijk hof zijn ontvangen. We hebben een vermelding in de Houhan Shu (“Het boek van de Late Han” waaruit we al eens citeerden) over westelijke bezoekers. Die “brachten tribuut” aan de keizer en kregen geschenken terug: balen zijde. Een nette manier om handel te beschrijven. Hoewel het wel erg toevallig zou zijn als de Houhan Shu verwijst naar de mensen die Maës vooruit had gestuurd, zullen zij niet heel anders zijn ontvangen.
Toen Maës’ medereizigers terugkeerden bij de Stenen Toren, met het textiel waar het allemaal om te doen was geweest, moet hij allerlei verhalen hebben gehoord. Hun heenreis had zeven maanden geduurd. Ze hadden een hoofdstad gezien met een kilometerslange muur, paleizen en wat niet al. En toen was er hun zeven maanden durende terugreis. Opnieuw door de droogte en de stofstormen van de Taklamakan.
Het verloren verhaal van Maës
Die verhalen, die zijn er ooit geweest. Maar de informatie is niet tot ons gekomen. Misschien vond Marinus van Tyrus, toen hij deze verhalen las, ze niet voldoende geloofwaardig. Kooplieden waren geen ontdekkingsreizigers en schepten te graag op. Misschien vond Maës het zelf beter dat hij niet teveel vertelde over gebieden waar hij niet zelf was geweest. Misschien wilde hij geen bedrijfsgeheim verklappen.
In elk geval: wij kennen de verhalen niet. We moeten genoegen nemen met wat we wel hebben gekregen – maar wat zouden we graag meer hebben geweten over deze antieke Marco Polo.
[k heb morgenochtend nog een voetnoot.]
Als we het toch over Marco Polo hebben, verwijs ik graag naar het wonderschone De Onzichtbare Steden van Italio Calvino (Italiaans 1972, Nederlands 2013) waarin Marco Polo Kublai Khan verhalen verteld over steden, maar eigenlijk steeds over dezelfde stad, Venetië.
Wat weten we nu precies?
Het programma Welkom in de Middeleeuwen bracht onlangs een nieuwe variant van ‘Marco Polo is nooit zelf in China geweest’ – Vader Nicolo en oom Matteo zijn er wel geweest, Marco ging met hun verhalen aan de haal…
Tja…