Maës, de antieke Marco Polo (3)

Een Chinese ruiter (Volkenkundig Museum, Leiden)

In het eerste stukje vertelde ik hoe Maës was begonnen aan een lange reis. Vanuit het uiterste oosten van het Romeinse Rijk trok hij door het Parthische Rijk en bereikte de Stenen Toren, zoals we zagen in het tweede stukje. Maës kon, mocht of wilde niet verder gaan, maar anderen reisden door naar de hoofdstad van China. Van hen zal de schatting zijn gekomen dat het vanaf de Stenen Toren 36.200 stadiën was ofwel 6516 kilometer. Waar de Stenen Toren ook stond, welke hoofdstad ook kan zijn bedoeld, en langs welke route Maës’ karavaan ook verder is gereisd: dit is zó veel dat het niet kloppen kan.

In China

Hoe de reis verder ging, kunnen we alleen vermoeden. Eerst zal Kashgar zijn bereikt. Hier takte de Zijderoute aan bij de weg die vanaf de Indus over de Karakorum noordwaarts liep. We hadden het er al eens over. Dit was de westelijke punt van het Tarimbekken, waarbinnen de Taklamakanwoestijn ligt. Gortdroog en getroffen door de zandstormen die ook Ptolemaios noemt, is dit een van de meest desolate plekken op onze planeet. Je kunt alleen van de ene naar de andere oase reizen langs de randen van de zandwoestijn, dus óf noordom óf zuidom. De twee routes kwamen samen bij Dunhuang. In deze provincie begon ook de Grote Chinese Muur.

Lees verder “Maës, de antieke Marco Polo (3)”

Maës, de antieke Marco Polo (2)

Een priester en een kind (Dalvarzin Tepa; Archeologisch Museum, Termez)

In het eerste stukje vertelde ik dat Maës was begonnen aan een reis die hem naar de Stenen Toren zou brengen, ergens in Centraal-Azië. Het einddoel was de hoofdstad van China.

Het Parthische Rijk

Ptolemaios noemt in 1.12 diverse plaatsen die Maës heeft aangedaan. Na het oversteken van de Eufraat was hij in het Parthische Rijk. Het reisgezelschap trok eerst door Mesopotamië, waar het de steden Edessa en Nisibis moet hebben aangedaan. Vervolgens bezocht het de Aramees-sprekende bevolking van Assyrië. Dat Ptolemaios niet de later populaire naam “Adiabene” gebruikt voor Noord-Irak, suggereert een vroege datering van Maës’ reis.

Lees verder “Maës, de antieke Marco Polo (2)”

Maës, de antieke Marco Polo (1)

De Eufraat (klik=groot)

Zoals de trouwe lezers van deze blog hebben gemerkt, vind ik het interessant te zien welke contacten er zijn geweest tussen de Romeinse wereld en het Verre Oosten. Helaas valt daarover weinig te weten. Van één reiziger kennen we echter zowel de naam als de toenaam. Deze antieke Marco Polo heette Maës, en werd ook Τιτιανóς genoemd, wat een weergave lijkt van de Romeinse naam Titianus.

Wie was Maës?

We weten weinig over Maës. Al onze informatie is indirect en komt uit de Geografie van de tweede-eeuwse Alexandrijnse geograaf Ptolemaios. Hij citeert het verloren gegane werk van een eerdere auteur, Marinus van Tyrus. Die had op zijn beurt in 114 na Chr. een boek gepubliceerd waarin hij onder meer vertelde over Maës’ expeditie naar het land waar de zijde vandaan kwam. Ptolemaios identificeert Maës als “een zoon van een koopman en ook zelf koopman”. Verder was Maës een Macedoniër, ofwel iemand met Macedonisch burgerrecht in een door een hellenistische vorst gestichte stad. Als hij Romeins burgerrecht had, hechtte hij er vermoedelijk weinig waarde aan. Anders had hij zich wel Marcus Titius Maesus genoemd of zo.

Lees verder “Maës, de antieke Marco Polo (1)”

Historische landkaarten

Een historicus zou eigenlijk alle landen moeten bezoeken waarover hij schrijft. Doet hij dit niet, dan maakt hij fouten. Gegarandeerd. Zo schrijven oudheidkundigen nog wel eens dat de Romeinen in Germanië alleen maar armzalige gebieden aantroffen, zodat ze het land aan de overzijde van de Rijn na verloop van rijd zonder al te veel schade weer konden opgeven. Wie echter de moeite neemt de Romeinse forten langs de Lippe te bezoeken of de vallei van de Main te verkennen, stelt al snel vast dat het gaat om vruchtbare gronden. De bewering dat Germanië arm zou zijn, is afkomstig uit de Romeinse propaganda, die moest verdoezelen dat er wel degelijk iets verloren was gegaan.

Of neem de Romeinse nederlaag bij Carrhae. Wie het verslag van Ploutarchos leest, krijgt het idee dat generaal Crassus door verraderlijke gidsen de woestijn werd ingelokt. De Griekse auteur geeft een lange beschrijving van het doodse landschap en merkt op dat de eindstrijd uiteindelijk plaatsvond bij een beekje dat daar, zo krijg je het idee, door de woestijn stroomde. In dit “eindeloze woestijnlandschap” konden de legioenen niet goed vechten, schrijven moderne auteurs dan. Wie de legioenen achterna reist, zal inderdaad door een doods landschap gaan, om vervolgens aan te komen bij de uiterst vruchtbare vlakte van de rivier de Balikh. De moderne reiziger stelt daar vast dat de beschrijving van het doodse landschap in feite totaal irrelevant is: de strijd vond plaats op de velden langs een rivier, ja zelfs ten dele in een moeras. Crassus kwam niet in de problemen door ontrouwe gidsen of “eindeloze woestijnen”, maar doordat zijn vijanden simpelweg beter waren – iets wat de Romeinen niet aan zichzelf konden toegeven en wat moderne historici zouden hebben geweten als ze de plek hadden bezocht. Oudheidkundigen zien feilloos de elitaire, seksistische en etnische vooringenomenheden van hun bronnen, maar herkennen zelden dat ook de geografie in oude teksten een afgeleide is van wat politiek wenselijk is.

Lees verder “Historische landkaarten”