
Zoals de trouwe lezers van deze blog hebben gemerkt, vind ik het interessant te zien welke contacten er zijn geweest tussen de Romeinse wereld en het Verre Oosten. Helaas valt daarover weinig te weten. Van één reiziger kennen we echter zowel de naam als de toenaam. Deze antieke Marco Polo heette Maës, en werd ook Τιτιανóς genoemd, wat een weergave lijkt van de Romeinse naam Titianus.
Wie was Maës?
We weten weinig over Maës. Al onze informatie is indirect en komt uit de Geografie van de tweede-eeuwse Alexandrijnse geograaf Ptolemaios. Hij citeert het verloren gegane werk van een eerdere auteur, Marinus van Tyrus. Die had op zijn beurt in 114 na Chr. een boek gepubliceerd waarin hij onder meer vertelde over Maës’ expeditie naar het land waar de zijde vandaan kwam. Ptolemaios identificeert Maës als “een zoon van een koopman en ook zelf koopman”. Verder was Maës een Macedoniër, ofwel iemand met Macedonisch burgerrecht in een door een hellenistische vorst gestichte stad. Als hij Romeins burgerrecht had, hechtte hij er vermoedelijk weinig waarde aan. Anders had hij zich wel Marcus Titius Maesus genoemd of zo.
Wanneer Maës zijn reis maakte, is onbekend. Dat is frustrerend, want aan het begin van de jaartelling verplaatsten de Chinese keizers hun residentie van Chang’an naar Luoyang, ruim 400 kilometer verderop. We kennen het einddoel van Maës’ expeditie dus niet. Ik denk overigens dat de theorie dat de reis kort na 20 v.Chr. is geweest, niet de slechtste is. Toen was er een vredesakkoord tussen Rome en de Parthen. Kort daarna overvleugelde de zeehandel de handel over het land en nam de belangstelling af voor de route door Centraal-Eurazië.
In elk geval: Maës’ informatie kwam via Marinus bij Ptolemaios. Die gebruikt haar niet alleen in het voorwoord van zijn Geografie (1.11-12), maar ook in enkele latere hoofdstukken (6.11-13). De informatie is dus alleen indirect en fragmentarisch. Ze is bovendien niet helemaal consistent. Het is ook nog eens weinig vertrouwenwekkend dat Ptolemaios een uitspraak van Marinus citeert dat kooplieden “alleen aandacht hebben voor hun handel en geen ontdekkingsreizigers zijn, en dat ze bovendien graag opscheppen over de afgelegde afstanden”.
Op reis
Evengoed vernemen we voldoende om er morgen nog twee blogjes aan te wijden. De karavaan van Maës lijkt vertrokken uit Hiërapolis, een stad die een dag ten westen van de grensrivier Eufraat lag. Ptolemaios/Marinus zegt dat de afstand vanaf Hiërapolis tot aan de plek die hij “de Stenen Toren” noemt, 26.280 stadiën (4730 kilometer) bedroeg, en dat het daarvandaan nog eens 36.200 stadiën (6516 kilometer) was naar Sera, de hoofdstad van de Seres. Dat laatste woord betekent “Zijde-mensen” en is een gangbare Griekse en Latijnse naam voor China. Welke stad met Sera is bedoeld, is dus onduidelijk: Chang’an of Luoyang.
Over de tweede helft van de reis deed men zeven maanden, meldt Ptolemaios, wat betekent dat ze zeker dertig kilometer per dag aflegden. Dat is onmogelijk veel. Ptolemaios realiseert zich dat er iets niet in de haak is.
Het is heel goed mogelijk dat tijdens een langdurige reis het tempo niet gelijkmatig is. Het is niet onredelijk te veronderstellen dat dit ook het geval is geweest bij deze reis van zeven maanden. Het is zelfs waarschijnlijk dat dit zo was … want de tocht van de Stenen Toren naar Sera was blootgesteld aan winterse stormen. … Daarom moet zo’n reis veel afwijkingen hebben gekend, vooral omdat hij werd ondernomen om handel te drijven.
Kortom, de informatie die we hebben, is lastig te duiden. Dat wisten Ptolemaios en Marinus al. We zullen het er echter mee moeten doen.
Dit wordt een leuke en interessante reeks, zo te zien. Maar de opmerking ‘Het is ook nog eens weinig vertrouwenwekkend dat Ptolemaios een uitspraak van Marinus citeert dat kooplieden “alleen aandacht hebben voor hun handel en geen ontdekkingsreizigers zijn, en dat ze bovendien graag opscheppen over de afgelegde afstanden”,’ klinkt mij juist geheel geloofwaardig in de oren. De schrijver van reisboeken Colin Thubron beschrijft in zijn Shadow of the Silk Road
(2006) enkele kooplieden in de bus die de gehele rit obsessief zitten te rekenen en via hun smartphone zaken doen. Ze vertellen hem hoeveel ze wel niet reizen. Er zijn vast meer voorbeelden te vinden in andere reisverhalen.
Hetzelfde gold voor die ouwe Hollanders. Onze voorouders bevoeren de zeven zeeën, maar alleen om geld te verdienen, niet om nieuwe landen te ontdekken. Columbus en Vasco da Gama waren de ontdekkingsreizigers, de Hollanders kozen pas het ruime sop nadat de Portugese havens gesloten werden en het dus economisch aantrekkelijk werd om naar Amerika en Azië te zeilen. Abel Tasman, Jacob Roggeveen, Alexandrine Tinne (en vast nog wel een paar anderen) zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen.
Het is van Bagdad naar Luoyang 7700 km over de moderne autoweg, en naar Chang’an een paar honderd km minder. Dat is 2/3 van de genoemde afstand en dan worden dagreizen van gemiddeld 20 km een stuk haalbaarder.
Het probleem is dat het niet is berekend vanaf Bagdad maar vanaf de Stenen Toren. Waar die ook geweest moge zijn: het was ten oosten van het huidige Termez.