
Mijn eerste leraar Latijn zal ik nooit vergeten, want hij gaf me een 2 voor mijn eerste proefwerk. Niettemin of juist daarom: ik heb veel van hem geleerd. Inclusief dingen waarvan je denkt: waar haalde je dát nou vandaan? Bijvoorbeeld dat de Grieks-Romeinse godsdienst was gebaseerd op het principe van do ut des. Vertaald: ik geef opdat jij geeft. Anders gezegd: religie als ruilhandel. Ik offer wat aan deze of gene godheid, ik vraag d’r iets bij, en dan zorgt Venus of Silvanus of Mercurius wel voor de bezorging.
Mijn leraar was de enige niet die dit dacht. De Nederlandse Wikipedia vermeldt het zonder blikken, zonder blozen en zonder referentie. Alsof het zó algemeen bekend is dat het geen toelichting behoeft.
Terwijl je denkt: dat kan niet zomaar kloppen. Al was het maar omdat er niet één Romeinse godsdienst was. Er waren diverse religieuze praktijken en veel daarvan vallen niet onder opgemeld principe. Maar er wringt meer.
Romeins Recht
Do ut des is immers een formulering uit het Romeins Recht. U vindt haar bijvoorbeeld in de Digesten 19.5.5, waar de beroemde jurist Julius Paulus een probleem beschrijft en de bij de rechtsvinding relevante rechtsprincipes opsomt. Do ut des is er een van: een simpele formulering voor transacties waarbij zoiets gold als “gelijk oversteken”.
Nu hoeft een leraar Latijn aan een Apeldoorns VWO niet alles te weten, maar dit is bepaald geen obscure passage. Ook zijn de Digesten geen ontoegankelijke bron; voor wie geen Latijn beheerst, is er de Nederlandse vertaling van J.E. Spruit c.s..
Je zou verwachten dat inmiddels wel iemand zou hebben opgemerkt dat do ut des een rechtsprincipe is dat je niet zomaar op religie kunt loslaten. Maar het idee verdwijnt niet. Een leuk voorbeeld van een idée reçue dat discutabel is maar blijft terugkeren.
Welbegrepen eigenbelang
Nu is daar ook wel aanleiding toe. Er zijn natuurlijk mensen geweest die offerden uit eigenbelang. Het is dus niet zo dat do ut des nooit een rol speelde. Bovendien zijn er rituele handelingen die erop lijken. Titus Livius vertelt bijvoorbeeld hoe in 393 v.Chr. (396 VC) de Romeinse generaal Marcus Furius Camillus op het punt staat Veii in te nemen en de beschermgodin van die stad een tempel in het vooruitzicht stelt:
En u, Koningin Juno, die nu in Veii woont, smeek ik om, wanneer wij hebben gezegevierd, met ons mee te gaan naar onze stad, die spoedig ook de uwe zal zijn en waar een tempel, uw verheven grootheid waardig, u zal ontvangen. (Livius 5.21; vert. F.H. van Katwijk-Knapp)
Anders gezegd: ik beloof u een tempel als tegemoetkoming voor de door u geleden schade. Dat lijkt op do ut des maar is wel iets anders. Zo zijn er ook “vergoedingen” te herkennen, zoals wanneer generaal Appius Claudius Caecus in 296 v.Chr. de krijgsgodin probeert over te halen: “Bellona, indien u ons heden de zege schenkt, wijd ik u een heiligdom!” (Livius 10.19) Hier is dus geen sprake van een contract, maar een vrijwillige toezegging.
Vroomheid
Uiteindelijk gaat het om de vraag wat vroomheid eigenlijk is. De Atheense filosoof Plato behandelt de thematiek in zijn dialoog Euthyfron. De titelheld definieert vroomheid als
kennis van het op de juiste wijze geven van offers en gebeden, en van het in ruil daarvoor vragen van gunsten.
Euthyfrons gesprekspartner Sokrates werpt tegen dat vroomheid dan een koehandel is, maar Euthyfron antwoordt dat offers en gebeden eerbewijzen zijn en geen betalingen. Ze tonen de vriendschap, besef van hoe het hoort. Vergelijk het met de jood die zich houdt aan de Wet omdat hij weet dat hij van God allerlei gunsten heeft ontvangen. Ik denk ook aan een inscriptie die ik in een andere context eens citeerde: “Ere zij god voor het redden uit zee van Theodotos”. Niks do ut des, een gewoon dankjewel.
Los daarvan: wat kunnen mensen nou eigenlijk terugdoen? De Romeinse filosoof Seneca meent dat stervelingen überhaupt niet kunnen vergoeden wat ze aan weldaden van de goden krijgen. Je reageert daar het beste op door het exemplum deorum sequi, “het voorbeeld van de goden volgen”. Schik je dus maar in je lot.
Roddel
Kortom, er waren religieuze transacties die lijken op do ut des en er waren momenten waar het principe werkelijk van toepassing is, maar het is overdreven de complexe antieke religieuze werkelijkheid zo samen te vatten. Waar komt die karikatuur dan vandaan?
Het is christelijke polemiek. De gedachte is immers dat het oude heidendom geen werkelijke diepgang had. Die zou pas met het christendom zijn gekomen, is de implicatie. Deze visie strookt met een wat oudere visie dat de oude culten de mensen steeds minder bevredigden en dat het christendom aansloeg omdat het de mensen wel geborgenheid en diepgang bood. In deze context moest het heidendom worden gereduceerd tot een handeltje.
Maar dat is dus een karikatuur. Zoals er veel christenen zijn geweest (en zijn) voor wie hun geloof een cultureel gegeven is en geen zaak van diepgevoelde overtuiging, zo zijn er in de Oudheid vast mensen geweest die een persoonlijke band ervoeren met een godheid. Ik zou de oprechtheid van Apuleius’ liefdevolle beschrijvingen van Isis niet in twijfel willen trekken.
[Met dank aan Gert Knepper]
Ik ben er het mee eens dat ‘do ut des’ mss niet breed toepasbaar is op de Romeinse en Griekse periode, maar men zou wel kunnen stellen dat de deelnemers zoals Mithras volgelingen mekaar ondersteunden (begrafenissen, bij ziekte, …) Of zie ik dit verkeerd? Een interessant boek althans is er ééntje van de evolutionair psycholoog Robin Dunbar, “how religion evolved and why it endures” dat minstens tot nadenken stemt…
Ik mis in dit stuk eigenlijk wat voorbeelden van Christelijke karikaturen van het heidendom (bij Augustinus misschien?).
In de bestudering van de vroege middeleeuwen zie je de laatste jaren een grotere interesse bij historici in de rol van “gift exchange”, mede dankzij de invloed van de culturele antropologie. Het gaat dan niet zo zeer om het principe do ut des, maar meer om bijv. de symbolische functie die een gift kon hebben binnen de samenleving (Christendom overigens inbegrepen). Ik zelf vind dergelijk onderzoek erg waardevol.
Voor belangstellende: Het klassieke geschrift over Giften is dat van de Franse antropoloog Marcel Mauss uit 1923-1924. Er is een keurige Nederlandse vertaling beschikbaar: Essay over de gift (2014). Dun maar niet goedkoop. Goederen uitgewisseld in de vorm van geschenken zijn in theorie vrijwillig, maar moeten in feite verplicht worden gegeven en teruggegeven. Daarbij is zowel de eer van de gever als die van de ontvanger in het geding.
Oef, dat is toch wel heel snel geconcludeerd. Een paar citaten van kerkvaders waren op hun plaats geweest, een ander vindt misschien ook niet-christelijke kritiek op het transactiebeginsel in Romeinse religies. Nader werk van te maken dus; zoals het er staat hebben de christenen het weer gedaan als de akker verdroogt en als de Tiber buiten z’n oevers treedt.