
De drie maanden die ik in 2018 doorbracht in Friesland behoren tot de gelukkigste van mijn leven. Ik heb er een zwak aan overgehouden voor het Fries Museum in Leeuwarden. En omdat ik de Middeleeuwen interessant vind zonder er heel veel van te weten, was ik blij dat er een expositie was over de Friese landen in de Late Middeleeuwen: Vrijheid, Vetes, Vagevuur. Voor het goede begrip: de Friese landen grensden rond 1000 in het zuidwesten aan de Rijn en in het oosten aan – naar keuze – de Dollard, de Jade, de Elbe of de Deense istmus. Het gaat in elk geval om het gebied langs de Waddenzee.
De Karolingen hadden de regio onderworpen en gekerstend, maar ze behield een zekere onafhankelijkheid. Echte onderwerping van het gebied zal voor de Ottoonse, Salische en Staufische vorsten ook weinig prioriteit hebben gehad. Het gebied lag perifeer. Bovendien grensde het aan zee, konden de bewoners zich betrekkelijk eenvoudig verplaatsen en had je er weinig aan de ruiterlegers die destijds het voornaamste instrument waren om gezag af te dwingen. Het zal keizer Sigismund niet heel zwaar zijn gevallen om in 1417 de de facto Friese vrijheid in een oorkonde ook de iure te erkennen. Een iets jongere tekst, het Fivelgoër handschrift, zegt het poëtisch:
De Friezen zijn vrij, zowel de geborenen als de ongeborenen, zolang de wind van de wolken waait en de wereld bestaat.
Voor- en nadelen van de Friese vrijheid
Het ontbreken van centraal gezag had allerlei gevolgen. Er was geen breidel op de interne rivaliteit tussen de vrije Friezen. Wie rijker was dan zijn buurman, liet het zien met een mooi landhuis (“stins”) en sieraden. Het museum kan vanzelfsprekend geen stinzen tonen, maar de sieraden liegen er niet om. Ook kloosterstichtingen en andere religieuze schenkingen waren manieren waarmee een rijke Fries het breed kon laten hangen.

Een minder mooi gevolg van het ontbreken van het landsheerlijke gezag was dat er geen echte manier was om ernstige conflicten in de kiem te smoren. Een in haar eer aangetaste familie kon de vrede officieel opzeggen en een vete uitroepen. Dit was vanzelfsprekend niet uniek voor de Friese landen, maar het kon er wel lelijk uit de hand lopen. Het Fries Museum toont een blijde, die illustreert dat een familievete de vorm van een open oorlog kon aannemen. Men was bereid én in staat een vijandelijke stins met grootschalige middelen te verwoesten.
Voordeel was natuurlijk weer wel dat de Friezen getrainde vechters waren. Zonder hun deelname zou de Vijfde Kruistocht (1217-1221) anders zijn verlopen. Jaap van Moolenbroek schreef er een erg mooi boek over, Nederlandse kruisvaarders naar Damiate aan de Nijl. Ruim een eeuw later zou graaf Willem IV van Holland de kwaliteit van de Friese soldaten tot zijn verdriet leren kennen in de strijd rond Stavoren (“de slag bij Warns”). Henk ’t Jong vertelt hierover in zijn onlangs verschenen boek Hoogtijd van Holland.
De kerk
De kerk zou een pacificerende rol hebben moeten spelen. Vanuit de zuidelijke bisdommen (zoals Utrecht) ontstond in de Friese landen een netwerk van dorpskerken. Daarnaast waren er kloosters, zo’n 120 rond het jaar 1500. Het is nu wat moeilijk voorstelbaar. Ik ben weleens naar de plek gefietst waar ooit de beroemde abdij Klaarkamp heeft gestaan, maar er was weinig van over. Even benoorden Groningen is bij Aduard wel de ziekenzaal van de voormalige Bernardusabdij nog te zien.
In elk geval introduceerden de kloosters nieuwe landbouwtechnieken en nieuwe ideeën. In de tentoonstelling was, als ik goed heb gekeken, geen aandacht voor de Moderne Devotie, wat bij mij de vraag opriep hoeveel nieuwe ideeën de Friezen oppikten. Het gebied bracht later toch grote humanisten voort als Rudolf Agricola.

Ik dwaal af. Ik wilde vertellen dat de kerk door middel van de Godsvrede ijverde voor rust. Een leuk voorwerpje was een paxtafeltje: de vertegenwoordigers van twee vrede sluitende partijen kusten dat allebei om de verzoening te effectueren. Ik had er nog nooit van gehoord, laat staan een gezien. Evengoed konden ook vertegenwoordigers van de kerk ten strijde trekken, konden abdijen betrokken raken bij vetes en was er geen taboe op het doden van geestelijken. Eelco van Liauckama, de abt van het klooster te Lidlum, werd doodgeknuppeld.
Het einde van de Friese vrijheid
De expositie eindigt rond 1500 als naburige landsheren hun macht naar de Friese landen uitbreiden. In het westen is het graafschap Holland dan allang een eigen weg gegaan; de landen ten oosten van de Dollard gaan nu ook hun eigen weg. Als de Geldersen en Hollanders ten oorlog gaan, gebruiken ze Friese troepen, zoals de Arumer Zwarte Hoop van Grutte Pier. Zijn (veronderstelde) zwaard is een van de laatste stukken op de expositie. Het allerlaatste is een verzameling puin dat overbleef na de Beeldenstorm.
Al met al een fijne tentoonstelling met ook een mooi verzorgde catalogus. Ik ben blij dat ik ben wezen kijken. Overigens waren de bijschriften in het Fries Museum, dat toch uitziet over het stuk historische grond dat het Zaailand is, alleen in het Nederlands en het Engels.
Vrijheid, Vetes, Vagevuur is nog toe zien tot en met 7 mei.
“de Friese landen grensden rond 1000 in het zuidwesten aan de Rijn”
Nog wel zuidelijker ook, als we Wikipedia mogen geloven. Graaf Dirk II – van West-Frisia, niet van Holland – regeerde ook over de Maasmonding, Schouwen en Walcheren. De naam Holland kwam pas een honderd jaar later in zwang. Het huidige West-Friesland (boven de lijn Alkmaar-Hoorn) werd van de huidige provincie Friesland gescheiden door een serie stormvloeden, zoals wel bekend. Vandaar dat de Friese Vrijheid niet voor dat gebied gold. De beroemde Pier Gerlofs Donia had er dan ook geen moeite mee in West Friesland rond te plunderen. Hij stopte er pas mee toen hij doorkreeg dat Karel van Egmont eveneens Friesland wilde overheersen.
De Friese (en Groningse) tegenhanger van de strijd tussen de Hoeken en Kabeljauwen is die tussen Schieringers en Vetkopers. Even zeuren: Agricola is geboren in Baflo en woonde in Stad. Gelre “beperkte” zich tot een ordinair vader-zoon conflict tussen Arnold en Adolf van Egmont. Ik wil maar zeggen, waar er wel gezag bestond was er ook niet echt een manier om ernstige conflicten te voorkomen. De Friezen hebben de naam, maar de rest kon er ook wat van. In het begin van de 16e eeuw waren de Geldersen minstens zo beruchte soldaten; vraag maar na in Den Haag (1528).
Op https://www.dbnl.org/tekst/oppe003zola01_01/oppe003zola01_01_0005.php een artikel: ‘Zolang de wind van de wolken waait. Geschiedenis van de Friese literatuur’ van een hele ris auteurs, waarin ook aandacht voor de poëzie van het Friese recht. Het is niet heel lang – een paar bladzijden – maar wel informatief.
Hoe herken je een oudhistoricus?
Aan zijn neiging jaartallen te laten aftellen:
‘de Vijfde Kruistocht (1217-1211)’
Hahaha! Ik heb het verbeterd!
De Moderne Devotie heeft met de zogenaamde Aduarder kring wel degelijk invloed gehad in de Friese landen en daarbuiten. Dit gedachtegoed heeft, mede, het gezicht bepaald van de godsdienstige overtuigingen in de zestiende eeuw in Groningen. Wiebe Jannes Formsma (1903-1999) vat de situatie als volgt samen: Er was sprake van een vrijzinnig, gematigd katholicisme met meer of mindere tendensen naar de hervorming, onder invloed van mensen als Wessel Gansfort en Reinier Veldman (beter bekend als Regnerus Praedinius). Jan Juliaan Woltjer (1924-2012) spreekt in dit verband van ‘protestantiserende katholieken’.
Dank je wel!
Die tentoonstelling ga ik nog zien. Ben benieuwd.
‘Voor het goede begrip: de Friese landen grensden rond 1000 in het zuidwesten aan de Rijn en in het oosten aan ………’
De Friese landen wel (al was dat tot aan de Maas of nog verder) maar effectief besloeg het toenmalige graafschap Holland (al heette dat toen nog Frisia) zo een beetje het huidige Noord- en Zuid-Holland.
Exclusief West-Friesland weer om het moeilijk te maken. Na de stormvloeden van de 12e eeuw, met de Allerheiligenvloed van 1270 als dieptepunt, was het snel gedaan met West-Friesland als onafhankelijk Fries land.
Leuk om er te leren dat de polsstok waar de Friezen mee fierljeppen in vroeger tijden ook een speer was.
Als je gaat kijken, bezoek dan meteen een van de mooist bewaarde stinzen, in Veenwouden. Er is een kleine tentoonstelling én een zaaltje gewijd aan de beroemdste dorpeling, de schrijver Theun de Vries.
Stins zou volgens Wikipedia ‘stenen woonhuis’ betekenen. In Vlaanderen kennen we er zo enkele uit de middeleeuwen: Gravensteen en Geerard de Duivelsteen in Gent, Stenen in Brugge en Brussel en het Steen in Antwerpen. Op een Steen in Delft na vind ik er geen in Holland. Is daar een verklaring voor (buiten ‘je hebt niet goed gezocht ‘)?
In Leiden is ook een Gravensteen. In Limburg is een plaats die Stein heet. En dat zijn maar een paar voorbeelden.