
[Slot van een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]
Na het einde van zijn internering reisde Polybios veel. Hij bezocht de Karthaagse steden in de Maghreb en Marokko en waagde zich zelfs op de Oceaan. Hij bezocht Alexandrië en Sardes. In 133 v.Chr. was hij aanwezig bij het beleg van Numantia in Iberië. Bij een andere gelegenheid trok hij over de Alpen, waarbij hij keek of hij kon zien hoe Hannibal deze bergen was overgestoken. Dat wil overigens niet zeggen dat zijn verslag van die Alpentocht een eigen, op autopsie gebaseerde schepping is. Hij vat een oudere bron samen die ook door zijn Romeinse collega-geschiedschrijver Titus Livius wordt samengevat.
Polybios’ Alpentocht is echter opmerkelijk. Een van zijn grootste verdiensten is dat hij de landen die hij beschrijft ook werkelijk heeft gezien. (Dat spreekt nog altijd niet vanzelf.) Hij wist bovendien, net als bijvoorbeeld Xenofon, wat het was om een legeronderdeel te commanderen. Zijn uitleg over de superioriteit van een legioen ten opzichte van de falanx, die ik hier citeerde, is voorbeeldig. Ook streefde hij ernaar de mensen te interviewen die bij de gebeurtenissen betrokken waren geweest. Hij memoires en andere publicaties en consulteerde archieven. Net als zijn tijdgenoot, de auteur van 2 Makkabeeën, citeert Polybios uit verdragen, waarbij hij onhandige stijlbreuken accepteert. Stijl was minder belangrijk dan waarheid.
Dezelfde inzet om de gebeurtenissen correct te beschrijven vinden we in Polybios’ toespraken, die mogelijk samenvattingen zijn van wat werkelijk gezegd is. Dit is in de antieke historiografie eigenlijk vrij zeldzaam. Een voorbeeld van Polybios’ streven naar de accurate weergave van redevoeringen is de toespraak van enkele ambassadeurs uit Rhodos (21.22-23), die zo beroerd is dat hij gewoon niet verzonnen kán zijn.
Zijn verlangen naar objectiviteit, rationaliteit en waarheid maakt Polybios tot een van de belangrijkste antieke geschiedschrijvers. Toch is zijn oeuvre slechts gedeeltelijk bewaard gebleven. We beschikken over de boeken 1-6, die min of meer compleet zijn. De rest is alleen bekend uit bloemlezingen of via Appianus’ Geschiedenis van Rome en Orosius’ Wereldgeschiedenis tegen de heidenen. Eén reden voor deze verwaarlozing is dat de opkomst van Rome niet langer interessant was toen de Italiaanse stad alle bekende naties in één rijk had samengebracht.
Polybios’ verklaring was evenmin relevant: toen de gemengde staatsvorm van Rome eenmaal een monarchie was geworden, begonnen geschiedschrijvers de oorzaken van het historisch proces vooral te zoeken in de persoonlijkheden van de keizers. Dat leverde weliswaar onderhoudende biografieën op maar droeg weinig bij aan het begrip.
Er is nog een andere verklaring voor het feit dat Polybios’ Wereldgeschiedenis geen kopiisten meer vond. Voor de Grieken was het frustrerend dat ze de macht hadden verloren aan de Romeinen. Dit was alleen aanvaardbaar als ze culturele superioriteit konden claimen, een claim waarmee de nieuwe meesters tactvol instemden, zelfs toen Rome allang de culturele hoofdstad was van de hele wereld. De Grieken van de tweede en derde eeuw na Christus waren geobsedeerd door hun ooit grootse, klassieke verleden, en intellectuelen probeerden het klassieke Grieks nieuw leven in te blazen. Auteurs die in hellenistisch Grieks (“Koinè”) schreven, werden niet meer gekopieerd.
Polybios was één van de slachtoffers van dit culturele atavisme. Hij behoorde tot de beste geschiedschrijvers uit de Oudheid, maar had de pech dat de literaire smaak veranderde. Tyche is inderdaad grillig.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.