De joden van Rome

Deel van een joodse sarcofaag met theatermaskers, die in een andere context zouden zijn uitgelegd als verwijzing naar de cultus van Dionysos. Deze god werd door menigeen echter aangezien voor de god der joden. (Nationaal museum, Rome)

De Nederlandse wet definieert universiteiten als instellingen die informatie overdragen aan de samenleving. Er staat niet dat ze informatie mogen verkopen of overdragen aan een commerciële uitgever. Omdat dat te vaak de praktijk is, ben ik altijd blij als een academicus zijn inzichten gewoon deelt. Zoals Leonard Rutgers in zijn uitstekende boek Israël aan de Tiber. Rutgers bestudeert de joodse catacomben in Rome en stelde bijvoorbeeld vast dat die ouder zijn dan eerdere onderzoekers vermoedden.

Zoals gezegd: een uitstekend boek. Goed opgebouwd, vlot verteld, functioneel geïllustreerd. Een handvol persoonlijke anekdotes, maar niet teveel. Geen pseudogeleerde verwijzingen naar ontoegankelijke hyperspecialistische literatuur. Wel een heldere rode draad: dat de joden in Rome volledig geïntegreerd waren in de stedelijke samenleving.

Centrale gedachte

Nu is dat geen heel erg originele gedachte. Natuurlijk waren de joden geïntegreerd in de antieke samenleving. Neem de Mishna: de rabbijnse traktaten zijn te lezen als richtsnoer waarmee joods leven mogelijk bleef nu overal niet-joodse machthebbers de scepter zwaaiden. De tekst is dus gericht op samenleven. Of neem Tiberius Julius Alexander, die een lange reeks Romeinse ambten bekleedde. De man was volledig geïntegreerd in het staatsapparaat. Of bezoek eens een antieke synagoge in Galilea, met een mozaïek van de zonnegod omgeven door een zodiac. We zien een samengaan van beeldtalen. Met uitzondering van Fik Meijer, die diverse keren heeft geschreven dat joden in vergelijking met andere volkeren in Rome slecht integreerden, ken ik geen oudheidkundige die Rutgers’ centrale gedachte tegenspreekt.

Van de andere kant: je mag de vraag stellen wat de zojuist gegeven voorbeelden nu écht bewijzen. Voor elk voorbeeld is immers een tegenvoorbeeld en als dat er niet is, dan nog zijn de Mishna, een magistraat en synagogemozaïeken als bewijs eigenlijk nogal ambigu. We zouden wat hardere informatie willen hebben.

Rutgers levert die. Het taalgebruik en de decoratie van de catacomben duiden erop dat men geen bezwaar had tegen het overnemen van als “heidens” te beschouwen cultuuruitingen. Zie het plaatje van de sarcofaag hierboven. Tegelijk waren de joodse bewoners van Rome trots op de eigen identiteit. Cijfer: van de joodse grafinscripties heeft 19% van de Latijnse en 12½% van de Griekse een verwijzing naar het joodse gemeenschapsleven. Op heidense en vroegchristelijke funeraire inscripties liggen de percentages op 2½ en 1. Je hebt hier redelijk hard bewijs.

Rutgers onderzoek

En zo heeft Rutgers meer interessante dingen te vertellen. Ik kende het vermoeden dat de joodse catacomben de tussenschakel moeten zijn tussen de koch-graven in het Nabije Oosten en de christelijke begraafplaatsen, maar Rutgers komt met koolstofdateringen en onderbouwt het vermoeden. Uit Flavius Josephus zou je afleiden dat er tienduizenden joden in Rome leefden, maar Rutgers rekent aan de hand van het aantal graven uit dat duizend een redelijke schatting is. Hij houdt er echter – en dit is te prijzen – rekening mee dat er joden elders begraven kunnen zijn. We weten immers van deportaties van joden uit Rome (behandeld in het mooie proefschrift van Renske Janssen, Religio illicita?, 2020).

Een andere interessante conclusie betreft de joodse vrouwen. Rutgers wijst erop dat in de catacomben diverse dames zijn gedocumenteerd die zelfstandig hun zaken regelden. Dat is logisch, want vrouwen met het drie/vier-kinderen-recht golden als handelingsbekwaam. Toch is het leuk te zien dat dit geen dode Romeinsrechtelijke letter is geweest. Maar dan komt het: Rutgers verbindt dit met de constatering dat er, naast de functionaris die “vader van de synagoge” heet, ook “moeders van de synagoge” waren, en schrijft:

Zolang er geen bewijs komt voor het tegendeel, is maar één conclusie mogelijk, namelijk dat joodse vrouwen een actieve rol in het joodse gemeenschapsleven konden spelen.

Ik houd van die formulering “zolang er geen bewijs komt”. Rutgers toont dat alle oudheidkundig bewijs (zoals alle wetenschappelijk bewijs) ad hoc is en dat er weinig echte zekerheden zijn.

Kortom, Israël aan de Tiber is een heel fijn boek, waarvan ik hoop dat u het leest voordat u een bezoek brengt aan Rome.

Deel dit:

10 gedachtes over “De joden van Rome

  1. Huibert Schijf

    “maar Rutgers rekent aan de hand van het aantal graven uit dat duizend een redelijke schatting is. Hij houdt er echter – en dit is te prijzen – rekening mee dat er joden elders begraven kunnen zijn.” Misschien is dit wat ongelukkig geformuleerd, maar er lijkt me nog een ander probleem. Dat is het zogenaamde zwarte getal, zoals het in de statistiek heet: het is onbekend hoeveel joodse graven er in totaal waren en hoe representatief de gevonden graven zijn voor het onbekende totaal. Statistici hebben daar, geloof ik, wel statistische technieken voor. Verder lijkt het me keurig onderzoek en goed bescchreven in dit mooie blog.

    1. Huibert Schijf

      Het bekendste voorbeeld van een zwart getal zijn cijfers over misdaad. Alleen het aantal arrestaties voor een bepaalde misdaad is bekend, niet het totale aantal. Overigens lijkt het me dat de vraag naar de mate van integratie van joden in het oude Rome enigzins los staat van de vraag hoeveel joden er in Rome woonden.

  2. Het is altijd leuk als iemand zo enthousiast en zo goed beargumenteerd de loftrompet ergens van steekt. Verfrissend in onze zeurcultuur. Ik meld nog nav …”Er staat niet dat ze informatie mogen verkopen of overdragen aan een commerciële uitgever…” dat in Nederland alles is toegestaan, wat niet verboden is. Itt b.v. onder Stalin, waar de omgekeerde situatie bestond: niets was toegestaan, behoudens vergunning.

    1. Je zou gelijk hebben als dit niet zou gaan om het artikel dat de universiteit definieert. Een universiteit die de inzichten niet overdraagt is per definitie geen universiteit. Maar ik geloof niet dat iemand er erg wakker van ligt.

      1. Art 1.3.1 van de WHW luidt: Universiteiten zijn gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. In elk geval verzorgen zij initiële opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs, verrichten zij wetenschappelijk onderzoek, voorzien zij in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker of technologisch ontwerper en dragen zij kennis over ten behoeve van de maatschappij.
        De “in elk geval” bepaling waarborgt dat ze ook andere activiteiten mogen verrichten, voorzover die binnen de eerste volzin passen. Verder staat bij geen van die in-elk-geval-activiteiten dat het om niet moet. Dat is geen gratuite opmerking, omdat het Rijk cf Titel 2, bekostiging, zie vooral 2.5, 2.6 en 2.6a, wel een bijdrage verstrekt voor de bekostiging van het onderwijs en het onderzoek, maar niet voor het overdragen van kennis. Daar moet een universiteit kennelijk zijn eigen kostje opscharrelen.

    1. Dat is een flauwe sneer. Ook astrologen en de vereerders van Isis konden op gezette tijden rekenen op een enkeltje buitenland – en keerden even vrolijk weer terug. Het betekent alleen maar dat zo’n groep herkenbaar was en in voorkomende gevallen als zondebok kon worden aangewezen.

      Of ze feitelijk schuld hadden vroeg men zich al in de Oudheid af; denk aan het commentaar van Tacitus op de executies van de als christenen aangeduide joden die de pech hadden door Nero te worden aangewezen als brandstichters.

  3. Ben Spaans

    Ach ja, The Past is Another Country…They Do Things Different There….
    Nog flauwer, ik weet het.

    Ik vind duizend Joden in Rome wel erg weinig.
    Geldt dat voor de 1ste eeuw, is dat over een paar eeuwen?

Reacties zijn gesloten.