
Als ik u zeg dat het 6 februari was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls hun naam zouden geven, en als ik dat omreken naar 19 december 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Hij zat nog steeds in het koninklijk paleis van Alexandrië, samen met Kleopatra VII en haar broertje Ptolemaios XIV. Ze werden daar belegerd door Ptolemaios XIII, die sinds kort stond aan het hoofd van het leger dat tot dan toe was gecommandeerd door Arsinoë IV en Ganymedes. Caesar had al wat versterkingen toegezegd gekregen en had gevraagd om méér, maar vooralsnog zat hij opgesloten en verliep de Alexandrijnse Oorlog niet naar zijn wens. Zijn aanvoerlijn was na de verovering van Faros weliswaar redelijk veilig, maar nog altijd precair. De auteur van De Alexandrijnse Oorlog, wiens naam we niet kennen, legt dat eens te meer uit.
Kanopos
De Alexandrijnen hadden [met Ptolemaios XIII] wel een leider gekregen, maar ze bemerkten dat ze daarmee niet daadkrachtiger waren geworden en de Romeinen niet lakser. Tot hun grote ergernis dreven de soldaten de spot met de leeftijd en zwakheid van de koning, en ze zagen dat ze niets vorderden.
Ook ontstonden geruchten dat voor Caesar grote hulptroepen over land onderweg waren, uit Syrië en Cilicië (iets wat Caesar nog niet had gehoord), waarop ze besloten de levensmiddelen die over zee voor onze troepen werden aangevoerd te onderscheppen. Ze posteerden daarom snelle schepen op strategische punten bij Kanopos en belaagden onze schepen en levensmiddelen. (25; vert. Hetty van Rooijen)
Kanopos lag zo’n vijfentwintig kilometer ten oosten van Alexandrië. Eigenlijk heette de stad Per-Geuti, maar de Grieken hadden de plek vernoemd naar de stuurman van Menelaos, die hier om het leven zou zijn gekomen. Het was een badplaats voor Alexandrijnen, maar ernaast lag een landtong die inderdaad konden dienen als uitvalsbasis voor een Egyptische vlootaanval. Cassius Dio vermeldt dat de mensen van Ganymedes hiervandaan lichtsignalen gaven aan de Romeinse schepen, die erop af kwamen en in de val liepen.
Caesar stuurde Tiberius Claudius Nero (later de echtgenoot van Livia en de vader van keizer Tiberius) erop af.
Zeeslag
Toen dit aan Caesar werd bericht, liet hij de hele vloot gereedmaken en uitrusten, en hij gaf Tiberius Claudius Nero het commando. In die vloot voeren de Rhodische schepen mee en daarop Eufranor, zonder wie nooit een zeegevecht was geleverd, en ook nooit een met slechte afloop. Maar het Lot, dat meestal degenen die het met de grootste gunsten overlaadt voor een hardere slag reserveert, vergezelde Eufranor op een andere manier dan daarvoor.
Toen ze Kanopos bereikten en aan beide kanten de vloten werden opgesteld en slaags raakten, ging Eufranor volgens zijn gewoonte het eerst de strijd aan. Hij stootte een vierriemer van de vijand lek en bracht hem tot zinken, maar ging te ver achter het volgende schip aan, terwijl de andere schepen te traag achter hem aankwamen, en hij werd door de Alexandrijnen omsingeld. Niemand bracht hem hulp, omdat ze dachten dat hij genoeg beschermd werd door zijn moed en geluk, of omdat ze bang waren voor hun eigen veiligheid. En zo was de man die als enige in dat gevecht met succes vocht ook de enige die omkwam met zijn zegevierende vierriemer. (26; vert. Hetty van Rooijen)
Het gevecht was niet verlopen zoals Caesar had gehoopt. Versterkingen waren weliswaar op weg, maar het zou nog een maand duren voordat Caesar uit zijn benarde positie werd gered en de Alexandrijnse Oorlog een voor hem gunstige afloop kon geven.
[Meer nieuws daarover op 16 januari. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.