De Archaïsche Periode

Vier kouroi tonen de verbeterde beheersing van de anatomie: v.l.n.r. uit Tenea (ca. 560 v.Chr.), uit een onbekende plaats in Griekenland (ca. 540), uit Anavyssos (ca. 530) en uit Agrigrento (ca. 480 v.Chr.).

In Griekenland heet de tweede helft van de IJzertijd (pakweg 800-480 v.Chr.) de Archaïsche Periode. Die naam gaat bij mijn weten terug op de grote Winckelmann, die de klassieke kunst enorm bewonderde en de aanloop daarheen aanduidde als archaïsch. Het idee dat de periode tussen pakweg Homeros en Marathon een aanloop was naar de klassieken, duikt nog altijd weleens op, bijvoorbeeld omdat beeldhouwers steeds beter in staat waren de menselijke anatomie weer te geven. Zo rond 490 lijken ze het volledig in de vingers te hebben gekregen en vanaf dan noemen we het klassiek. Een beroemd boek, Archaic Greece van Anthony Snodgrass, dat probeert de Archaïsche Periode wat meer recht te doen, ontkomt er ook niet helemaal aan de drie eeuwen te typeren als een “age of experiment” voor de latere bloeitijd.

Het is een aantrekkelijk verhaal. Dat beeldhouwers zochten naar de perfecte anatomie is gewoon wáár. Maar de eigenlijke geschiedenis zal niet naar zo’n doel hebben gewerkt. Misschien is het wel beter de tweede helft van de IJzertijd aan te duiden als de tweede helft van de IJzertijd. Die naam vertelt immers iets over Griekenlands technologisch niveau, wat op zijn beurt weer iets vertelt over het potentieel van een samenleving.

Lees verder “De Archaïsche Periode”

Hoplieten

Veldslag van hoplieten op het Nereïdenmonument uit Xanthos (British Museum, Londen)

Misschien moet ik eens een reeksje beginnen over typische antieke begrippen die steeds blijven terugkeren, hoewel er eigenlijk prima Nederlandse woorden voor zijn. Zoals de “hopliet”. In onze eigen taal kun je zo iemand prima aanduiden als een zwaarbewapende. Er zijn weinig situaties waarin het nodig is veel specifieker te zijn.

We hebben het over de Griekse soldaten uit de archaïsche en klassieke tijd, dus laten we zeggen tussen 800 en 300 v.Chr. Ze droegen een groot, zwaar schild (de aspis), een helm, harnas, scheenplaten, een zwaard en een speer. Hun gevechtslinie heet een falanx: lange rijen dicht op elkaar gepakte soldaten, waarbij elke hopliet zijn schild aan zijn linkerkant zó droeg dat hij de rechterkant van de man links van hem dekte.

Lees verder “Hoplieten”

Het einde van Sparta

Ik beschreef eergisteren hoe de Griekse legers in de vijfde eeuw waren geprofessionaliseerd en hoe er, naast de zwaarbewapende hoplieten, ook lichtbewapende peltasten waren gekomen. In het stukje van gisteren gaf ik aan dat het nu mogelijk werd tactisch onderdelen te verplaatsen, waardoor de krijgskunst veranderde. Ook vermeldde ik dat de Perzische koning Artaxerxes II Mnemon in 387 de Grieken had gedwongen tot het beëindigen van hun eeuwige oorlogen en Sparta had aangewezen als toezichthouder.

De Thebanen waren ongelukkig met die constructie en vochten, onder leiding van generaal Epameinondas, de regeling vanaf 382 aan. Vijf jaar later stichtten de Atheners een tweede Delische Zeebond, die de Spartanen behoorlijk in de problemen bracht, tot de Perzische koning in 371 opnieuw eiste dat zijn westerburen de vrede hernieuwden. Alleen de Thebanen weigerden daaraan gehoor te geven, waarop tienduizend Spartaanse hoplieten een inval deden Boiotië, “de dansplaats van Ares”, de landstreek waarin Thebe lag. Bij het dorp Leuktra kwam het tot een veldslag. Daarin bleek dat het leger van Sparta, zelfs al was het uitgebreid met peltasten en cavalerie, niet voldoende met zijn tijd was meegegaan. Het woord is aan Xenofon:

Lees verder “Het einde van Sparta”

De scheve falanx

Ik beschreef gisteren hoe de Griekse legers in de vijfde eeuw waren geprofessionaliseerd en hoe er, naast de zwaarbewapende hoplieten, ook lichtbewapende peltasten waren gekomen. Dit veranderde de krijgskunst. Het werd meer dan vroeger zaak tactisch met onderdelen te schuiven.

In een traditionele veldslag hadden beide legers in twee lange rijen tegenover elkaar gestaan. Als ze elkaar waren genaderd was het vooral aangekomen op brute kracht, waarbij de linie die de andere omverduwde, de slag had gewonnen. Hierop was enige variatie mogelijk geweest, zoals het versterken van de vleugels (Marathon), en niet zelden had er ruiterij gestaan aan weerszijden van de slaglinie, maar in principe hadden alle veldslagen plaatsgevonden volgens dit stramien: twee rijen die tegen elkaar duwden. Nu waren daar dus de peltasten bij gekomen. Daarbij bleef het niet.

Lees verder “De scheve falanx”

Peltasten

Een lichtbewapende Griekse soldaat, vroege vierde eeuw v.Chr., op een Apulische krater in het Archeologisch Museum van Zagreb. Peltasten droegen overigens kleren.

Professionalisering: misschien is dat wel het beste woord om de Griekse krijgskunst van de vijfde en vierde eeuw te beschrijven. Aanvankelijk beschikte alleen Sparta over beroepssoldaten, al was dat door “Spartaan” gelijk te stellen aan “soldaat” zodat er in feite geen andere beroepen bestonden. Het eigenlijke werk werd gedaan door staatshorigen (de heloten) en andere rechtelozen of halfgerechtigden. In de loop van de vijfde eeuw kregen ook de andere Griekse steden hun beroepslegers. Zo had de stad Argos een keurkorps van duizend man.

Opvallend waren de huurlingen. Niet dat die nieuw waren. Voordat Egypte door de Perzen was onderworpen, hadden de farao’s al Kariërs en Grieken in dienst gehad. Wahibre-em-achet bijvoorbeeld. Wel nieuw was de snelle toename van het aantal huurlingen in Griekenland zélf tijdens en na de Archidamische Oorlog (431-421) en de Dekeleïsche Oorlog (415-404). Onder hen waren ontheemden, anderen waren avonturiers, terwijl er ook mannen tussen waren als Xenofon, die politieke opvattingen hadden die slecht lagen bij hun stadsgenoten. Lees verder “Peltasten”