
In Griekenland heet de tweede helft van de IJzertijd (pakweg 800-480 v.Chr.) de Archaïsche Periode. Die naam gaat bij mijn weten terug op de grote Winckelmann, die de klassieke kunst enorm bewonderde en de aanloop daarheen aanduidde als archaïsch. Het idee dat de periode tussen pakweg Homeros en Marathon een aanloop was naar de klassieken, duikt nog altijd weleens op, bijvoorbeeld omdat beeldhouwers steeds beter in staat waren de menselijke anatomie weer te geven. Zo rond 490 lijken ze het volledig in de vingers te hebben gekregen en vanaf dan noemen we het klassiek. Een beroemd boek, Archaic Greece van Anthony Snodgrass, dat probeert de Archaïsche Periode wat meer recht te doen, ontkomt er ook niet helemaal aan de drie eeuwen te typeren als een “age of experiment” voor de latere bloeitijd.
Het is een aantrekkelijk verhaal. Dat beeldhouwers zochten naar de perfecte anatomie is gewoon wáár. Maar de eigenlijke geschiedenis zal niet naar zo’n doel hebben gewerkt. Misschien is het wel beter de tweede helft van de IJzertijd aan te duiden als de tweede helft van de IJzertijd. Die naam vertelt immers iets over Griekenlands technologisch niveau, wat op zijn beurt weer iets vertelt over het potentieel van een samenleving.
De hoofdlijn
Er zijn in deze tijd ontwikkelingen die zich vrij eenvoudig, maar niet per se correct, laten plaatsen in een ogenschijnlijk logische volgorde. Dan begint het met betere technieken om ijzer te bewerken en betere landbouwinstrumenten. Die zijn archeologisch te documenteren. Vervolgens stijgen de agrarische rendementen – ik denk niet dat dit te onderbouwen is – en begint de bevolking te groeien. Er is inderdaad een toename van het aantal graven per decennium, maar zoals in een eerder stukje opgemerkt is hierover discussie geweest.
Meer mensen, grotere nederzettingen. De stad ontstaat. Het is gebruikelijk te spreken van de Griekse polis maar ik weet niet of dat verhelderend is. Het algemene concept (stad) is zó vaag dat het onbruikbaar is, de Griekse variant (polis) is zo slecht te definiëren dat je er evenmin iets aan hebt. In elk geval: er zijn grotere nederzettingen. Het zijn knooppunten voor interregionale handel en de Grieken importeren niet alleen allerlei producten, maar ook het alfabet. Mythische verhalen zijn andere importproducten.
Kolonisatie en politiek
Nu ze de weg kennen naar vreemde kusten, beginnen de Grieken met de kolonisatie. Naar de Zwarte Zee, naar Libië, naar zuidelijk Italië. Wat hier de motor is, we weten het nauwelijks. Bevolkingsgroei die een uitweg zoekt? Verlangen naar handelsproducten? Competitie binnen de elite? Een combinatie?
Maar vooral: was er eigenlijk wel sprake van kolonisatie? Dat klinkt wat raar omdat het eindresultaat evident bestaat uit Griekssprekende havensteden met een Griekse cultuur. Dat resultaat kan echter ook anders zijn bereikt. Het is namelijk denkbaar dat het gaat om Griekse handelsposten op een vreemde kust, waar de plaatselijke bevolking zich aan de nieuwkomers heeft aangepast. Is dat wel kolonisatie? Het is om deze reden dat oudheidkundigen inmiddels enigszins aarzelend over kolonisatie spreken.
Enfin. De steden ontwikkelen zich. Monarchieën worden aristocratieën en veranderen weer in oligarchieën als er dankzij handel een klasse ontstaat van nieuwe rijken. Op Chios en in Athene – en wellicht in deze volgorde – ontstaan democratieën. En overal geldt dat mannen die een harnas kunnen betalen, moeten dienen in het leger. Met hun hoplietenharnassen en in hun falanxopstelling zijn de Griekse krijgers voor de duvel niet bang. Ook niet voor de legers van de grootmacht Perzië.
Kortom
Een verhaal als dit heeft een zekere logica. Maar de veronderstelde bevolkingsexplosie, de kolonisatie en de vraag wat de Grieken nu eigenlijk met polis bedoelden, zijn maar drie onduidelijkheden. De chronologie van de ontwikkelingen is ook niet zo heel duidelijk. En tot slot: het gebeurde allemaal niet in isolement. Dit was de tijd van de Hallstattcultuur, van Assyrië en Babylonië. Ook in Etrurië ontstonden steden en dat gebeurde eerder dan lang aangenomen is geweest.
Wat ik maar zeggen wil: de Archaïsche Periode is lastig. Ik ben benieuwd wat ik er de komende tijd over zal lezen in het handboek waarover ik regelmatig blog, Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek.
“Is dat wel kolonisatie?”
Er is nog een reden om niet meteen enthousiast ja te zeggen. De term suggereert sterke overeenkomsten met de West-Europese expansie vanaf 1500 CE, met handelsposten wereldwijd. En dat is maar de vraag.
Per definitie berust de uiteindelijke macht in koloniën altijd in een ver weg gelegen moederland. Zo organiseerden de Europeanen hun kolonisaties.
Maar het is helemaal niet gezegd dat Griekse vestigingen op de Krim op die manier georganiseerd waren. En dan vallen ze buiten de definitie.
Kunnen we natuurlijk de definitie van kolonie aanpassen. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Alleen verandert dat niets aan de vraag hoe de politieke en bestuurlijke verhoudingen waren tussen de nieuwe Griekse vestigingen en hun moedersteden.
“de Archaïsche Periode is lastig”
Dat betekent voor jou toch automatisch “interessant”?
Ik kijk uit naar je vervolgstukje(s).
“Het is namelijk denkbaar dat het gaat om Griekse handelsposten op een vreemde kust, waar de plaatselijke bevolking zich aan de nieuwkomers heeft aangepast”
Tegenwoordig is toch met DNA-technieken wel uit te maken wat er geberud is? Zoals dat men nu weet dat de IJslandse bevolkinmg afstamt van mannen uit Noorwegen en vrouwen uit Ierland?
Dat kolonisatie in de oudheid kolonisatie betekende en in een Europese context betrekking had op imperialisme is m.i. net zo erg als dat democratie bij de oude Grieken ook iets heel anders was dan bij de moderne Europeanen, en in andere delen van de wereld weer iets anders.
“Wat hier de motor is, we weten het nauwelijks. Bevolkingsgroei die een uitweg zoekt? Verlangen naar handelsproducten? Competitie binnen de elite? Een combinatie?”
Uiteraard een combinatie, maar van wat en in welke mate. Ik heb vroeger op school geleerd dat men ook aarde uit de moederstad meenam, en de plaaatselijke goden. Dat zou dan toch wijzen op meer dan een handelspost. DNA-onderzoek zou kunnen uitwijzen of er alleen mannen of ook vrouwen meegingen naar de nieuwe vestigingsplaats.
Ik zou ze niet graag de kost moeten geven die denken dat Atheense democratie ongeveer hetzelfde werkte als onze westerse. Hoe erg dat is mag u zelf bepalen.
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Ik bedoel: als je kijkt naar de vorm, is er nogal wat verschil tussen directe democratie met alleen mannenkiesrecht en indirecte democratie met algemeen kiesrecht. Als je echter kijkt naar de wijze van debatteren, is er zoveel verschil niet. De spanning tussen het volksgezag en het gezag van experts is een andere overeenkomst.
Ja, er is DNA-onderzoek gedaan; ik heb het samengevat in mijn boekje “Wahibre-em-achet en andere Grieken”. De conclusies zijn niet echt duidelijk.
Is het mogelijk dat het concept polis is geënt op ideeën over de (veronderstelde) Romeinse stadsrechten, die weer zijn geënt op de (wel bestaande) middeleeuwse stadsrechten?
Dat is een verdraaid goede vraag. Ik weet het voor de polis niet (dat van de niet-bestaande Romeinse municipiumstatus is dan weer gesneden koek), en kom er op terug.
Ik ben benieuwd.