Maus

In 1991 schreef striptekenaar Art Spiegelman een korte brief naar The New York Times, met het verzoek of de krant, die Spiegelmans stripverhaal Maus had opgenomen in een bestsellerlijst, het niet langer wilde classificeren als fictie. Het was namelijk non-fictie. Zo geschiedde, want Maus mag dan een bizarre vorm hebben, het is van de eerste tot de laatste bladzijde waar gebeurd.

In de twee delen, My Father Bleeds History en And Here My Troubles Began, vertelt Spiegelman drie verhalen tegelijk. In het eerste daarvan, dat zich afspeelt rond 1980, beschrijft hij hoe hij zijn vader Vladek interviewt: hoe heeft deze, als Poolse jood, de Holocaust overleefd? Vladeks verslag van de Tweede Wereldoorlog vormt, zoals u al vermoedde, het tweede verhaal. In het tweede deel komt daar als verhaallijn nog bij hoe Spiegelman, eind jaren tachtig, worstelt met de materie en het succes van het eerste deel. Zo toont hij zichzelf, zittend achter de tekentafel, boven een enorme stapel lijken.

Lees verder “Maus”

Een monument voor het Verzet

Het zou overdreven zijn te zeggen dat Jacques Presser (1899-1970) de grootste Nederlandse historicus van de twintigste eeuw was, maar hij was wel degene met de beste pen. Die benutte hij niet alleen voor wetenschappelijke publicaties als Napoleon (1946), maar ook voor literaire werken als De nacht van de girondijnen (1957), en voor de twee delen van Ondergang (1965), die zowel wetenschappelijk als literair zijn. De grens tussen non-fictie en fictie is ook moeilijk te trekken in zijn onlangs ontdekte Homo submersus: enerzijds een roman-in-dagboekvorm, anderzijds documentatie van zijn onderduiktijd in Overwoud, een gehucht ten oosten van Barneveld.

Het eenvoudige verhaal blijft ogenschijnlijk dicht bij Pressers eigen ervaringen: een jood uit Amsterdam duikt in de zomer van 1943 onder in het huis van een onderwijzer aan een christelijke school in een dorpje aan de rand van de Veluwe. Hij is bezig met het voorbereiden van een wetenschappelijke publicatie. De onderwijzer, tevens het hoofd van de organisatie die joden helpt, is nogal loslippig, waardoor zijn tijdelijke huisgenoot veel informatie krijgt over andere onderduikers. Van hun levens en van de activiteiten van hun redders is Homo submersus de kroniek, bijgehouden om een bevriende socioloog in staat te stellen het verschijnsel onderduik te onderzoeken.

Lees verder “Een monument voor het Verzet”

Klassieke novelle over Westerbork

Als er in 1941 literaire top-tiens hadden bestaan, zou het lijstje voor non-fictie zijn aangevoerd door De Tachtigjarige Oorlog van B.W. Schaper. Het boek over Neêrlands nationale oorlog tegen de Spanjaarden werd nog datzelfde jaar herdrukt en was zo succesvol dat de Duitsers het bekroonden met een verschijningsverbod. Daarbij bleef het. Gelukkig, want de goede Bertus Schaper zou zijn leven niet zeker zijn geweest als de bezetter had geweten voor wie hij stand-in was: voor Jacques Presser (1899-1970), leraar geschiedenis, socialist, lid van Ter Braaks Comité van waakzaamheid tegen het nationaal-socialisme en (volgens de Duitsers) jood.

Onmiddellijk na de Bevrijding werd de mystificatie uitgelegd, en vanaf dat moment was Presser – die de oorlog als door een wonder had overleefd – een van ’s lands bekendste historici. In 1946 verscheen zijn Napoleon. Historie en legende. Zelden is een geschiedkundige zo achter zijn schrijftafel gaan zitten met het idee zijn onderwerp tot op de grond toe af te branden: in feite had Presser natuurlijk Mussolini, Hitler en Stalin in het vizier. Niet dat hij ongeïnteresseerd was in de historische waarheid, maar in zijn perspectiefkeuze liet hij zich explicieter dan zijn collega’s leiden door de actualiteit. Zo was ook De Tachtigjarige Oorlog voor hem eigenlijk slechts een aanleiding geweest om het verslagen Nederlandse volk moed in te spreken. Van De nacht der Girondijnen, het hier besproken boek, valt iets soortgelijks te vertellen – maar daarover later.

Lees verder “Klassieke novelle over Westerbork”