Seneca (5): Seneca en de dood

Seneca en Sokrates. Herme uit Rome, nu in het Altes Museum in Berlijn.

Ook al deelde de Stoa veel van de gangbare antieke opvattingen over het leven als een opdracht andere mensen te helpen, de stoïcijnen meenden ook dat een mens het recht had zijn eigen leven te beëindigen. Daarvoor waren wel enkele voorwaarden.

Geluk versus leven

Iedereen heeft de taak tot nut te zijn van het geheel, of anders van een klein deel daarvan. Als dat niet lukt, heeft hij de taak tot nut te zijn van zichzelf. Wie niet tot nut kan zijn voor de wereld, heeft tenminste nog de plicht tot nut te zijn voor zijn directe naasten. Als dat door omstandigheden niet lukt, heeft hij de plicht om voor zichzelf te zorgen en gelukkig te zijn.

Als iemand zelf echter oordeelt dat hij door omstandigheden niet meer in staat is tot het vervullen van zijn plicht, kan hij oordelen dat zijn eigen leven voorbij mag zijn, en is zelfdoding gerechtvaardigd en toegestaan. Deze gedachte ligt in het verlengde van de in onze ogen nogal wrede gewoonte van de Romeinen om gehandicapte of ongewenste kinderen om het leven te brengen. Gelukkig zijn was in de Romeinse maatschappij belangrijker dan het leven.

Lees verder “Seneca (5): Seneca en de dood”

Seneca (4): Gehecht en onthecht

Ajax overweegt zelfmoord (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

In veel culturen, en ook in onze moderne tijd, is zelfdoding taboe en hulp bij zelfdoding strafbaar. Dit heeft een religieuze oorsprong. Het begrip zelfdoding staat op gespannen voet met religie, dat het leven doorgaans opvat als opdracht. Dit idee speelt een rol in het jodendom, het christendom en de islam. Ook in de filosofie van het oude India wordt het leven beschouwd als een soort opdracht.

De Stoa deelde deze opvatting. Ook volgens de stoïcijnen heeft een persoon de plicht zijn rol in het bestaan te vervullen. Mensen zijn onderdeel van een geheel, de kosmos, en zonder de mensen om hen heen zijn zij niets.

Lees verder “Seneca (4): Gehecht en onthecht”

Seneca (3): De negatieve emoties te lijf

Giotto, De woede (Srovegni-kapel, Padua)
Giotto, De woede (Srovegni-kapel, Padua)

In zijn psychologie maakt Seneca een onderscheid tussen ‘vrijwillige reacties’ en ‘onvrijwillige reacties’. De laatste zijn onze impulsieve en emotionele reacties. De eerste zijn reacties die voortkomen uit onze eigen rationele keuzes.

Met positieve emoties hadden de stoïcijnen geen probleem. Positieve emoties zijn goed, hoewel je een echte stoïcijn nooit zal betrappen op onbezonnenheid. Onvrijwillige reacties die leiden tot positieve emoties worden naar waarde geschat, maar indien nodig tot de orde geroepen in de stoïcijnse geest.

Lees verder “Seneca (3): De negatieve emoties te lijf”

Seneca (2): Filosofie als zelftherapie

Chrysippos, met wie Seneca het oneens was (Torlonia-collectie, Rome)

Seneca is vooral vermaard om zijn scherpe en krachtige citaten, bijvoorbeeld: ‘Als je iemand vertrouwt, maak je hem betrouwbaar’. Een doordenker die het verdient om ingelijst te worden.

Seneca’s filosofie wordt in verschillende tijden echter uiteenlopend gewaardeerd. Sommigen bestempelen hem als ronduit hypocriet. Anderen typeren hem als niet erg origineel, iemand die hooguit een verdienstelijke laat-Romeinse uitleg van het stoïcisme geeft. Volgens weer een andere visie begint bij hem de school van de Late Stoa.

Late Stoa

Die late stoïcijnen vertalen de stoïcijnse leer naar een levenskunst. Zo schrijft Seneca bijna niets over kennisleer en fysica. Volgens hem is de filosofie geen wetenschap die waarheden onthult, maar een oefening in wijs handelen. Als filosoof richt hij zich dan ook volledig op de vorming van de geest.

Lees verder “Seneca (2): Filosofie als zelftherapie”

Seneca (1): Macht en rijkdom

Seneca (Neues Museum, Berlijn)

Seneca zag het levenslicht in Córdoba, in het huidige Spanje. Hij was de zoon van een bekend redenaar, die classici meestal Seneca de Oudere noemen. De oudere Seneca had de jongere graag tot retoricus zien opgroeien, maar junior nam geen genoegen met een studie waarin het meer ging om overreding dan om waarheid, en wijdde zich liever aan de filosofie.

De jongere Seneca was uitzonderlijk belezen en heeft erg veel geschreven. Niet alleen filosofisch werk, maar ook gedichten en tragedies. Hij nam zijn verantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur en belandde dus in de politiek. Na een grillige carrière, waaruit hij zelfs enige tijd was verbannen, werd hij regent van de toen nog zeer jonge keizer Nero. De periode waarin deze zich nog niet met de politiek bemoeide en Seneca samen met een mederegent feitelijk het rijk bestuurde, is wel gezien als een bloeitijd. Naast dat bestuurlijke werk bleef Seneca natuurlijk ook filosoof.

Lees verder “Seneca (1): Macht en rijkdom”

Marcus Aurelius’ levensfilosofie

Marcus Aurelius (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

Dit kun je wel zeggen van de mens en zijn leven: de duur ervan is een stip, de materie veranderlijk als stromend water; zijn waarneming is vaag, zijn lichaam bestemd om uit elkaar te vallen en tot ontbinding over te gaan, zijn ziel dolend, zijn lot ondoorgrondelijk, zijn reputatie niet op een redelijk oordeel gegrond. Kortom, al het lichamelijke is als een rivier, al het geestelijke droom en illusie. Het leven is een strijd en een verblijf in een vreemd land, en roem bij het nageslacht is vergeten worden.

Wat kan ons dan een veilige doortocht geven? Enkel en alleen de filosofie. En die bestaat erin de god in je binnenste ongeschonden en ongedeerd te bewaren, boven gevoelens van genot en pijn te staan, niets zomaar te doen, niet te liegen en te huichelen, het niet nodig te hebben dat een ander iets doet of laat. En verder, wat je overkomt en toebedeeld wordt te aanvaarden, omdat je weet dat het daarvandaan komt, vanwaar je zelf gekomen bent.

En bovenal, de dood in vredige gezindheid af te wachten, in de overtuiging dat die niets anders is dan het uiteenvallen van de elementen waaruit ieder levend wezen is samengesteld. Als er voor de elementen zelf niets angstaanjagends is in het voortdurend overgaan van de ene toestand in de andere, waarom zou je dan opzien tegen de verandering en het uiteenvallen van het geheel? Dat is toch volgens de natuur en wat volgens de natuur is, is nooit slecht.

Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 2.17; vert. Simone Mooij