
[Vijfde deel van een reeks over de Joodse Opstand in 66-70 na Chr. Het eerste deel was hier.]
De Joden waren in opstand gekomen tegen de Romeinen en een provisionele regering probeerde het verzet te organiseren, maar de Joden waren verdeeld. Op het platteland waren naast het reguliere leger bijvoorbeeld boerenmilities actief. Ondertussen naderde de Romeinse generaal Vespasianus met het Vijfde Legioen Macedonica en het Tiende Fretensis. Zonder veel problemen bereikte dit leger het huidige Akko, een havenstad in het zuiden van Syrië die als ontmoetingspunt diende met andere troepen.
Vespasianus’ zoon Titus kwam uit Alexandrië met het Vijftiende Legioen Apollinaris, en verder arriveerden nog achttien cohorten hulptroepen en vier eenheden uit bevriende cliëntstaatjes. Verder beschikte Vespasianus over de hulptroepen die de gouverneur van Judea in vredestijd bijstonden. Josephus schat het aantal manschappen op 60.000, wat vermoedelijk maar weinig overdreven is.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.