Gebroken arm

Vluchtelingenopvang, Sidon

Van het Libanese stadje Anjar naar het volgende stadje, Zahlé, zal alles bij elkaar zo’n tien kilometer zijn. Wie de weg afrijdt, ziet overal de tentenkampen waar Syrische vluchtelingen worden opgevangen. Dat is sowieso geen vrolijke aanblik, maar het treft je zeker als je ziet dat een van die kampen grenst aan een vuilnisbelt. Het officiële vluchtelingenaantal bedraagt 1,8 miljoen. (Ter vergelijking: er wonen in Libanon vier miljoen Libanezen en officieel 400.000 Palestijnse vluchtelingen.)

De autoriteiten doen wat ze kunnen. Er zijn allerlei hulporganisaties actief, maar de problemen zijn groter dan menselijkerwijs valt te overzien. Over oplossen heb ik het dan nog niet. Ik weet dat Saoedi-Arabië eens tenten stuurde, die vervolgens slecht bestand bleken tegen de slagregens die hier in de winter kunnen vallen. Er wordt onderwijs gegeven aan de kinderen en er was een donatie van schoolboeken, maar de leerkrachten hadden er weinig aan omdat een deel van de kinderen ongeletterd was.

In het restaurantje waar we gisteren dineerden, raakten we aan de praat met iemand die werkt voor een hulporganisatie. Hij vertelde hoe een kind met een gebroken arm naar het ziekenhuis moest. De operatie kostte $850.

Vluchtelingen zijn voor 75% verzekerd. De rest moeten ze zelf betalen. Dat is op zich begrijpelijk, want lang niet alle vluchtelingen zijn bezitloos. Dat de ziekenhuizen geen gratis hulp bieden is ook alleszins begrijpelijk. Dit keer vormde de eigen bijdrage echter een probleem: $100 was vrij snel gevonden, maar de ontbrekende $112,50 kwamen niet op tafel. Het kind met de gebroken arm moest zes uur wachten tot de ingreep alsnog kon plaatsvinden.

Het is dus goed afgelopen, maar de combinatie van realisme en verontwaardiging waarmee de hulpverlener het vertelde, maakte indruk op me.

Deel dit: