De monniken van West-Europa

Beda van Jarrow

De stichting van de abdij van Iona in Schotland, waarover ik het gisteren had, markeert het moment waarop het Ierse christendom naar buiten trad. Er volgden meer stichtingen en al snel speelden monniken uit Engeland een even belangrijke rol bij het overschrijven van Latijnse en Griekse teksten. Dit waren de jaren eind zesde eeuw, toen Gregorius van Tours klaagde dat de schrijfcultuur in Gallië in verval was en zelfs op sterven na dood.

Kloosterstichtingen

Je zou denken dat toen de Ieren abdijen gingen bouwen op het continent, dat weinig minder was dan een beschavingsoffensief. Dat zou echter wat overdreven zijn, want er waren meer mensen die boeken kopieerden, maar de stichting van Ierse kloosters was een versterking van de schrijfcultuur. Een van de betrokkenen was Columbanus, die in 590 Ierland verliet, drie abdijen bouwde in de Vogezen, doorreisde naar Italië en in de noordelijke Apennijnen de abdij van Bobbio stichtte. Ik noemde hem al eens toen ik het had over Chrodoara van Amay.

Er zouden in de zevende eeuw nog tientallen stichtingen volgen, vooral in het Overrijnse. De abten kwamen nog wel eens uit het moederland, maar de rest van de monniken werd ter plekke gerekruteerd. Ook al leefden er na een generatie nog maar weinig Britten in deze abdijen, de monniken hielden vast aan sommige Ierse gewoonten: ze waren even vaak te vinden in de schrijfzaal als in de kapel.

Studie

Voor de Ieren en Angelsaksen was zowel het klassieke als het kerkelijke Latijn een aangeleerde taal en daarom beheersten ze die beter dan de bewoners van Hispania, Gallië en Italië. Die spraken van jongs af aan een Latijns dialect en onderschatten de afstand die hen scheidde van een Cicero of een Augustinus. Zo kon het gebeuren dat de Britse monnik Bonifatius in 746 de christenen in Beieren voor de tweede keer liet dopen “in de naam van de Vader, de Zoon (filii) en de Heilige Geest”, omdat een eerdere missionaris de gelovigen het doopsel had toegediend “in de naam van de dochter” (filiae). De paus schreef zijn missionaris dat dit weliswaar goed bedoeld was, maar ook wat overdreven.

De studie van het Latijn werd serieus ter hand genomen, want de monniken wilden de kerkvaders goed begrijpen. Maar dat was niet de enige reden: de kloosterlingen hadden ook enige belangstelling voor de heidense teksten. Rond 700 bracht Beda, de abt van het Engelse Jarrow, een bezoek aan Rome, niet alleen om de apostelgraven te vereren, maar ook om te zoeken naar boeken die nuttig konden zijn bij de bestudering van de taal van de Romeinen. Trots keerde hij terug met ongeveer de helft van de zevenendertig boeken der Natuurlijke historie van Plinius de Oudere, dat zeer veel uiteenlopende vaktermen bevatte.

Dit was inderdaad een bezit om trots op te zijn. Deze encyclopedie wordt zo vaak geciteerd door christelijke auteurs, dat we mogen aannemen dat zij het werk beschouwden als een van de belangrijkste stukken heidens erfgoed.

Betekenis

Beda had veel aan Plinius’ opmerkingen over astronomie. De geleerde abt was namelijk geïnteresseerd in de berekening van de paasdatum, een onderwerp waarover de Britse monniken en de paus van mening verschilden. Beda publiceerde er een boekje over, waarin hij gebruikmaakte van de jaartelling “vanaf de geboorte van Christus”, die anderhalve eeuw eerder was voorgesteld. Door Beda’s gezag werd dit de gebruikelijke manier van dateren en kreeg Europa voor het eerst een uniforme jaartelling.

Maar de feitelijke betekenis van alle monnikenwerk is niet dat we nu één Europese jaartelling hebben, al is dat mooi meegenomen. Het feitelijke belang is dat de monniken een belangrijk deel van het klassieke erfgoed veilig stelden voor latere generaties.

In 1999 was er een wedstrijd om een monument te bedenken voor het aflopende millennium. Ik heb toen geopperd: een monument voor de Onbekende Kopiist. Ik denk nog steeds dat dat een goed idee was.

Deel dit:

7 gedachtes over “De monniken van West-Europa

  1. FrankB

    Als je ooit een petitie begint voor zo’n monument kun je op mijn handtekening rekenen.

  2. Tommy

    Zoals John van Salisbury het zo mooi uitdrukte, “we’re standing on the shoulders of giants”! Inderdaad, dankzij hen rest ons nog zoveel…. In Brussel staat een “monument voor de onbekende soldaat”, voor de niet-geïdentificeerde of niet-teruggevonden gesneuvelde… Waarom niet in Nederland en België, voor de respectievelijke Koninklijke Bibliotheken, een “Monument voor de Onbekende Kopiist”? We hebben er zoveel aan te danken…

  3. Rinus

    Wat een leuk onderwerp, ik heb hier nooit bij stilgestaan. @JL: mag ik je verleiden tot het noemen van een of twee referenties om verder te lezen?

Reacties zijn gesloten.