Hermeneuse

Schleiermacher (links)

In de vierde of derde eeuw v.Chr. schreef een anoniem gebleven joodse auteur de tekst die bekendstaat als het Boek der wachters, waarin hij enkele verhalen uit Genesis navertelt, bewerkt en uitbreidt. Eén van die verhalen is dat over de “zonen der goden” (Genesis 6.1-4), die verliefd werden op de dochters van de mensen. De auteur van het Boek der wachters verandert deze vervaarlijk naar polytheïsme riekende “zonen der goden” in engelen en vertelt hoe zij de mensen allerlei slechtigheid leerden, zoals wapens, alchimie, sieraden en cosmetica, overspel, astrologie en misleiding.

De mensheid lijdt hieronder maar wordt op bovennatuurlijke wijze bevrijd. Zoals ik al eens eerder vertelde, wordt de leider van de opstand, Azazel, bestraft doordat hij zeventig generaties gevangen zit in een met rotsen afgesloten kuil in een woestijn. Met deze mythe, die ik in samenvatting bepaald geen recht doe, verklaart het Boek der wachters hoe het kwaad in de wereld is gekomen. Van een “zondeval” die zou hebben plaatsgevonden toen Adam en Eva ondanks een goddelijk verbod aten van de “boom van kennis van goed en kwaad” had de auteur van het Boek der wachters niet gehoord. Sterker nog, niet één auteur van een tekst in de joodse Bijbel leest het Paradijsverhaal als een verhaal over de eerste zonde.

Het Paradijsverhaal zou kunnen gaan over de manier waarop de mensen zich opwerken van biologische tot culturele wezens. Ze ontdekken wie ze zijn als ze namen krijgen, ze leren het land bewerken, krijgen gevoelens van schaamte als ze zien dat ze naakt zijn, beginnen kleding te maken, ontwikkelen instituties als het huwelijk én verwerven kennis van goed en kwaad – waarmee er meteen een einde komt aan de paradijselijke situatie.

Er zijn andere interpretaties, maar die doen hier niet ter zake: het gaat me erom dat de auteur van het Paradijsverhaal in elk geval niet heeft gedacht aan een zondeval.

(Voor wie wil weten waar het idee vandaan komt: Paulus merkt op dat de zonde door Adam in de wereld is gekomen (Romeinen 5.12; 1 Korintiërs 15.21-22). De eerste die Genesis 2-3 als een val interpreteert is de auteur van een omstreeks het jaar 100 na Chr. geschreven apocalyptische tekst die wordt aangeduid als 4 Ezra. Daarin komt de vraag aan de orde waarom Israël, dat de Wet toch onderhoudt, is gestraft met de verwoesting van de tempel en het antwoord is dan “de val” van Adam (7.118).)

Zoals gezegd: deze ideeën kennen we niet uit het jodendom en het stoort me dat Carel van Schaik, als hij in een interview vertelt hoe hij de joodse Bijbel leest, wel spreekt van een zondeval. Dit is niet slechts een kwestie van een onhandige keuze van een woord: het gaat om het niet herkennen van een concept dat je meeneemt uit je eigen cultuur en projecteert op een antieke tekst. Het meenemen van je eigen ideeën is een fundamentele methodische fout, misschien wel de meest fundamentele die er in de geesteswetenschappen is. Het is in elk geval hét kernprobleem van de letteren en de hermeneutische methode is erop gericht de risico’s te verkleinen. Deze vormt de garantie – of beoogt een garantie te zijn – dat de bestudering van de letteren een wetenschap is, waarbij men streeft naar een [hier obligaat kentheoretisch geneuzel invoegen] zekere controleerbaarheid.

Hermeneuse (of hermeneutiek) is de kunst om elkaar te begrijpen, in het geval van de oudheidkunde over een stuk of twintig, dertig eeuwen heen. Het is niet heel anders dan in ons dagelijks leven. Als je voor het eerst met iemand kennis maakt, neem je allerlei eerdere ideeën mee: Hollanders zijn direct, pubers zijn lastig, alle mannen willen maar één ding. Wanneer we dan met iemand aan de praat raken, worden die noties verfijnd of gecorrigeerd en leren we de ander beter kennen, tot we zó goed weten hoe die denkt dat we diens reacties soms zelfs kunnen voorspellen.

Analoog hieraan treedt een oudheidkundige in dialoog met de teksten, om zo te komen tot begrip van de auteur. Ook daarbij neem hij zijn eigen ideeën mee. Zo verwacht degene die begint te lezen in een bundel epigrammen van de Latijnse dichter Martialis, dat de gedichtjes zullen gaan over seks, al was het maar omdat geen uitgever dit op de achterflap onvermeld laat. Al heel snel krijgt de lezer echter door dat zich tussen de erotische poëzie ook allesbehalve erotische teksten bevinden, zoals het ontroerende grafschrift van Erotion. Met een beeld van Martialis’ dichtkunst als geheel, verbeterd door te kijken naar de individuele gedichten, sluit de lezer het boek. Hij heeft een van zijn eigen ideeën afgeleerd. Wanneer hij besluit Martialis opnieuw te lezen, heeft hij al een beter beeld van wat hij mag verwachten en stuit hij op nieuwe details die het al verfijnde beeld verder verfijnen. Dit proces van steeds verdere aanpassing wordt aangeduid als de “hermeneutische cyclus”.

De Duitse geleerde Schleiermacher benadrukte aan het begin van de negentiende eeuw dat de heen-en-weer-gang tussen geheel en deel de belangrijkste weg was naar enerzijds het begrip van de tekst en anderzijds het afleren van de eigen ideeën. Dat gold niet slechts voor dichtbundels en gedichten, maar ook voor zinnen en woorden, voor paragrafen en zinnen, voor hoofdstukken en paragrafen, en kon evengoed worden gebruikt voor de antieke cultuur en haar onderdelen. Altijd weer was het geheel slechts te begrijpen door de delen te begrijpen, en was de betekenis van de delen slechts af te leiden uit het geheel. Je bleef op alle niveaus in spiralen gaan, en benaderde de waarheid steeds verder. Op deze wijze hoopte Schleiermacher de subjectiviteit van de interpretatie almaar te verkleinen.

Sindsdien is er veel geschreven over de hermeneutische methode en ik ga dat niet voor u samenvatten, want dat heb ik al gedaan in De klad in de klassieken, waarin ik er ook op heb gewezen dat het zoeken van auteursintentie niet de enige manier is om naar een tekst te kijken. Het gaat me erom dat Van Schaik de wetenschappelijke methode negeert, dus onvermijdelijk ontspoort, dus christelijke concepten projecteert op het jodendom en dus kwakgeschiedenis presenteert.

Tot besluit: zijn zulke ontsporingen te vermijden? Antwoord: nee, kwakgeschiedenis is onuitroeibaar. Prof. dr. Fik Meijer maakt precies dezelfde fout in zijn Jezusboek, dus de rot zit tot op academisch niveau en dat is zo 1-2-3 niet te veranderen. We kunnen haar verspreiding echter wel bemoeilijken en daarbij kunnen journalisten een rol spelen. Als je iemand moet interviewen die een mening heeft over antieke teksten, kun je gewoon even vragen welke methode hij heeft gebruikt om te verhinderen dat hij zijn eigen ideeën meeneemt. Dan heb je binnen een minuut in de gaten of je verder moet gaan met het interview.

Deel dit:

16 gedachtes over “Hermeneuse

    1. Voor zover ik weet is er in feite niets naders met zekerheid te zeggen over de aard van de kennis die wordt verworven. De suggestie lijkt er niettemin te zijn, al kan dat onze freudiaanse denkwijze zijn.

  1. klaas hielkema

    Onmiddellijk heb ik mijn trouwbijbel uit 1965 er bij gehaald. Zou een protestantse vertaling het ook over de zonen van god hebben? Een zeker wantrouwen ten opzichte van een RK bijbel zit er nog steeds in bij mij. Maar ja hoor: zonen Gods. Geweldig. Ik wist het niet. En in Numeri 13, 33 nog een verwijzing naar die reuzen….

  2. In de inleiding – meer heb ik nog niet kunnen lezen – zeggen de auteurs dat ze zowel het “Oude Testament” als het “Nieuwe Testament” onderzoeken. Dat is dan blijkbaar de christelijke Bijbel, waarin de zondeval wel een plaats heeft.

    Carel heet trouwens Van Schaik met een i.

    1. Dit is dus echt heel, heel erg. Ik heb steeds Schaik geschreven tot ik meende dat er Schalk stond. Gecontroleerd: Schalk. Ik heb al een tijdje problemen met mijn ogen, maar dit is dus zorgwekkend.

  3. richard bosker

    Ik las je ‘recensie’ zoals je, afgelopen zaterdag meldde, over het boek van Carel van Schaik. Aanvullend zei je dat het uitsluitend was ingegeven door het lezen van een interview met hem in de Volkskrant.
    Je concludeert : “Het gaat me erom dat Van Schaik de wetenschappelijke methode negeert, dus onvermijdelijk ontspoort, dus christelijke concepten projecteert op het jodendom en dus kwakgeschiedenis presenteert”. http://mainzerbeobachter.com/2016/03/13/hermeneuse/
    Wat een forse conclusie zonder het boek gelezen te hebben! Trek jij altijd zo snel je conclusies (namelijk op grond van een interview) of een boek kwakgeschiedenis presenteert of niet? Is het wel wetenschappelijk zo bliksem snel je oordeel te vellen zonder een studie zelf te hebben gelezen ?
    Je schrijft: “Als je iemand moet interviewen die een mening heeft over antieke teksten, kun je gewoon even vragen welke methode hij heeft gebruikt om te verhinderen dat hij zijn eigen ideeën meeneemt. Dan heb je binnen een minuut in de gaten of je verder moet gaan met het interview”.
    Je hebt zelf je eigen ideeën direct geprojecteerd op grond van 1 interview en zal het boek jammer genoeg ook niet meer onbevooroordeeld kunnen lezen. Jammer.
    Ik vond het een kwakstukje,

    Richard Bosker

    1. Ik heb het niet over het boek maar over een interview. En daarbij is het van tweeën één: óf de auteur heeft niet in de gaten dat hij een christelijk idee projecteert op een joodse tekst, of hij wist het we en heeft ten onrechte een interviewtekst gefiatteerd. Meer smaken zijn er niet, of je moet aannemen dat de interviewster een niet-gefiatteerde tekst heeft gepubliceerd. Dat laatste kan ik moeilijk voorstellen.

      1. richard bosker

        Weer een snelle conclusie , “meer smaken zijn er niet” Er zijn echter wel degelijke meer smaken.
        Je gaat bovendien voor bij aan de essentie van mijn reactie
        : je zet de toon(“kwakgeschiedenis”) , en geeft dit meerstemmige ,rijke en gedegen boek zo geen eerlijke beoordeling maar een kwakbeoordeling om met Olie.J.Bommel te spreken.

        1. Maar het gáát niet over een boek. Het is geen recensie. Het gaat over een interview.

          Een interview waarin heel vreemde dingen staan. Om te beginnen neemt de geïnterviewde aan dat de uitvinding van de landbouw een grotere culturele impact heeft gehad dan veel revolutionairdere gebeurtenissen die recenter hadden plaatsgevonden: de verstedelijking, de demografische verschuivingen en het Assyrische imperialisme. Als je in een interview Gordon Childe naast je neerlegt, zul je echt met argumenten komen.

          Als je dan ook nog christelijke concepten gebruikt om een joodse tekst te interpreteren, kan de lezer van het interview alleen iets denken als “wat is hier aan de hand?”

          Zoals het er nu voorligt moeten we aannemen dat Van Schaik én heeft bewezen dat de integrale archeologie het sinds Childe bij het verkeerde einde heeft gehad én heeft bewezen dat de christenen zich een betekenis van Genesis 3 herinnerden die eeuwenlang nooit door iemand is opgeschreven en die de joden zijn vergeten. Dat zouden twee behoorlijke wetenschappelijke doorbraken zijn, die hij verzuimt te noemen in het interview. Een interview waarin het belangrijkste niet wordt genoemd – dat is toch curieus?

          1. richard bosker

            Gordon Childe’s boek uit 1950 is inmiddels vervangen/aangevuld door een andere Gordon:
            Gordon Hillman over de neolitische revolutie die gevolgd werd door de sedentaire revolutie.
            De verstedelijking en je Assyrische Imperialisme komen allemaal aan de orde.
            Natuurlijk heb ik begrepen dat je uitsluitend op dit interview reageert maar jij begrijpt nog steeds niet wat ik bedoel: dat is toch curieus?

            1. Childe is oud, ja zeker, maar grondslagleggend. Niemand heeft ter discussie gesteld dat de uitvinding van de akkerbouw en de verstedelijking gescheiden processen zijn die millennia uit elkaar liggen. Het latere onderzoek – ik heb het beschreven in de stukjes die ik n.a.v. Childe schreef (“De vaart der volkeren” 1 t.m. 4) – toonde bovendien aan dat de opkomst van de landbouw een traag proces was.

              Van Schaik zal dus moeten aantonen dat de uitvinding van de akkerbouw problemen opriep die én dermate traumatisch waren dat ze na vele duizenden jaren nog altijd wet- en regelgeving noodzakelijk maakten én die ernstiger waren dan de drie andere, recentere en revolutionairdere gebeurtenissen. Dat staat nergens in het interview.

              Wel meent hij aan dat in de zevende eeuw v.Chr., toen de Bijbel ruwweg werd samengesteld, de herinnering aan de opkomst van de akkerbouw minder verwerkt was dan de opkomst van de steden, de demografische verschuivingen aan het begin van de IJzertijd en het Assyrische imperialisme. Dat zou een grote wetenschappelijke ontdekking zijn waar hij wel wat meer over had mogen zeggen in het interview.

              Ook impliceert hij dat de christenen beter wisten wat de auteur van het Genesis-verhaal bedoelde dan de joden. Dat zou ook een majeure ontdekking zijn. Geen woord daarover in het interview.

              Ik merk dat ik dingen herhaal. Ik kan je er, geloof ik, niet van overtuigen dat ik geen recensie van een boek heb geschreven, maar heb geconstateerd dat het interview vragen oproept. Van Schaik heeft óf zeer grote ontdekkingen maar verzuimt die te noemen, óf stapt over wezenlijke problemen heen. Ik denk het laatste; jij lijkt het eerste te denken en dat mag – maar je zult moeten erkennen dat een interview dat pas betekenis krijgt als je er ook een boek bij leest, als wetenschapsvoorlichting is mislukt. En wetenschapsvoorlichting, dat is waarover ik blog. (Ik heb het stukje ook niet genoemd in mijn recensieoverzicht.)

              Ik laat je het laatste woord.

    2. Wat een vreemde redenering. Van Schaik beweert dat de Bijbel, die is ontstaan in het eerste millennium vChr., geen reactie is op de gebeurtenissen uit die tijd. Zo’n stelling vergt bewijs. Hij levert dat in het interview niet. Dit is even absurd als in een interview zonder bewijs als uitgangspunt nemen dat de VS al bestonden in de tiende eeuw. De verbijsterde lezer mag dan bewijs eisen voor iets dat zó tegen de communis opinio in gaat.

  4. richard bosker

    Lewis Binford legt een sterke nadruk op de manier waarop mensen zich aanpassen aan hun ecologische niche, waarbij hij cultuur definieert als de extrasomatische middelen om zich aan die ecologische niche aan te passen. Carel van Schaik beschrijft die aanpassingen die zijn weerslag vinden in de bijbelverhalen. Hij volgt Childe , Hillman en consorten met hun neolitische landbouwrevolutie(van Schaik:”een geleidelijke proces”) gevolgd door bevolkingsgroet en de sedentaire revolutie. De verstedelijking, de demografische verschuivingen en het Assyrische imperialisme die jij noemt, het komt allemaal aan de orde. Ik begrijp je probleem dus niet.
    Dat je je ergert aan de platitude dat de Bijbel niet het woord van God is zegt veel over jou. Je vergeet de 2 miljard christenen waarvan een groot gedeelte de Bijbel nog letterlijk neemt en ook onder Volkskrantlezers komen deze nog voor; van Schaik schrijft dus niet alleen voor Jona Lendering.
    Jij schrijft op je blog:”De eerste die Genesis 2-3 als een val interpreteert is de auteur van een omstreeks het jaar 100 n.Chr. geschreven apocalyptische tekst die wordt aangeduid als 4 Ezra. Daarin komt de vraag aan de orde waarom Israël, dat de Wet toch onderhoudt, is gestraft met de verwoesting van de tempel en het antwoord is dan “de val” van Adam (7.118).)”.
    Ik zou zeggen: ken je klassieken: in het boek De wijsheid van Jezus Sirach(ca.175v.Chr.!)duikt de fatale zin op:’De zonde ving aan bij een vrouw en om harentwil moeten wij allen sterven’.
    Natuurlijk weet van Schaik dit en schrijft hier ook over in zijn boek; natuurlijk weet hij, dat het paradijsverhaal zelf niet over zonde sprak en “ook verder in het Oude Testament wordt nooit verwezen naar de zondeval als verklaring voor het bestaan van dood, ziekte en ellende”. Wat een voorbarige conclusie en en vervolgens heb jij de Erotion en Schleiermacher erbij nodig om te illustreren dat hij ontspoort.
    Ik besluit deze discussie met Olie.J.Bommel: het is een kwakstukje met veel te voorbarige conclusies en interpretaties vanuit een vooropgezette eigen mening

Reacties zijn gesloten.