
In het laatste stukje van deze reeks – al heb ik morgen een “nabrander” – nog een woord over de wijze waarop de in de voorgaande stukjes (1, 2, 3, 4) beschreven geweld-gerelateerde ideeën binnen het jodendom bleven bestaan. Dat wil zeggen: in de tweede eeuw, nadat de christenen waren begonnen een eigen weg te gaan. Een probleem is hierbij dat de bronnen schaars zijn. Er is geen Josephus voor de oorlogen ten tijde van de keizers Trajanus en Hadrianus. Mijn achtste stelling is:
8. De verzetsideologie bleef bestaan in de tweede eeuw
Binnen het jodendom, voor zover we dat kunnen reconstrueren, lijken allerlei messiaanse ideeën te zijn blijven bestaan. Die hadden inmiddels vaak een anti-Romeinse inslag. Over Eindtijdideeën horen we weinig, maar dat kan komen door de bronnenschaarste.
Tegelijk staat voldoende vast dat lang niet iedereen deze ideeën deelde. Toen in 115 na Chr. in Kyrene (in het noordoosten van het huidige Libië) de vlam in de pan sloeg, was dat na een intern conflict in de joodse gemeenschap. Daarna verspreidde de opstand zich naar Cyprus en Mesopotamië. Het doel van de joden was de bevrijding van Jeruzalem, maar ze slaagden er niet in voorbij Alexandrië te komen en in 117 onderdrukten de daar gelegerde troepen de opstand. Deze moet echter een enorme schok zijn geweest voor de Romeinse overheid. De inscriptie hierboven is gevonden in het Badhuis van Trajanus in Kyrene. In de zevende regel is sprake van tumulto Iudaico en men hoeft geen Latijn te hebben gestudeerd om dat te vertalen.
Dezelfde idealen speelden in de bekendere Bar Kochba-opstand, die van 132 tot 136 duurde en niet plaatsvond in de Diaspora maar in het land van Israël. Opnieuw stond de messiaanse bevrijding van Jeruzalem centraal en het is wat ironisch dat de munten van de opstandelingen overal in Israël zijn gevonden, behalve in Jeruzalem: een aanwijzing dat de opstand vooral op het platteland plaatsvond.
Dat maakte haar niet minder ernstig. Het feit dat keizer Hadrianus een generaal uit Brittannië liet overkomen, is illustratief: het was namelijk een demotie. De generaal was gouverneur van een prestigieuze provincie en moest nu genoegen nemen met een kleinere provincie, wat ongebruikelijk was en duidt op de diepte van de crisis. Hij werd na afloop van de oorlog gepromoveerd naar het prestigieuze Syrië. Ik blogde er onlangs over en kom er morgen nog even op terug. Overigens was uiteindelijk zelfs de aanwezigheid van de keizer noodzakelijk.
9. Het rabbijnse jodendom streefde succesvol naar depolitisering en assimilatie
Na het midden van de tweede eeuw horen we weinig meer van bewapende messiaanse opstanden. Eén ontwikkeling was dat de rabbijnen hun gezag steeds meer deden gelden en zij waren niet geïnteresseerd in geweld. In de eerste grote optekening van rabbijnse wijsheid, de Misjna, ontbreekt de messias en er is weinig aandacht voor zaken als oorlog. Het uitgangspunt is duidelijk: Rome was de baas, dromen van een zelfstandige Joodse staat was niet realistisch en het ging erom hoe mensen jood konden blijven in een Romeinse wereld.
We weten niet hoe representatief dit gedachtegoed was. Er is wel eens op gewezen dat de Misjna en latere documentatie niet de indruk wekken dat er veel families bij betrokken waren. Evengoed bevat de tweede optekening van rabbijnse discussies, de Tosefta, wel messiaans materiaal. Dat wekt de indruk dat de samensteller van de Misjna een reële traditie heeft willen onderdrukken en dat zijn boek niet representatief is geweest voor al het toenmalige joodse denken.
Het tegendeel valt ook te beargumenteren: dat de meeste joden aansluiting zochten bij de dominante klassieke cultuur. Er zijn uit de derde eeuw weinig joodse gebedsplaatsen bekend, wat erop duidt dat de assimilatie vrij ver is gegaan. Er is op dit punt discussie mogelijk. De naam om op te letten is die van Seth Schwartz. Ik herinner me hoe ik zijn boek Imperialism and Jewish Society (2001) in één nacht heb uitgelezen op een hotelkamer in Parijs.
10. De discussie over geweld in het antieke jodendom is belangrijk
Tot slot nog twee dingen. Het lijkt erop dat de joodse leiders vóór de Bar Kochba-opstand hebben gesproken over de vraag welke aspecten van het jodendom tot elke prijs bewaard dienden te blijven en op welke punten water bij de wijn gedaan kon worden. Was een joodse levenswijze belangrijk, zoals rabbi Tarfon voorstond, of was een joodse studie belangrijker omdat die leidde tot een joodse levenswijze, zoals rabbi Aqiba verdedigde? De bron voor deze discussie, een negende-eeuws commentaar op Hooglied, is laat maar bevat ouder materiaal, waarvan we niet kunnen vaststellen hoe betrouwbaar het is.
Een andere bron, de Babylonische Talmoed (zevende eeuw?), verwijst naar een soortgelijke discussie die in 131-132 zou hebben plaatsgevonden. Toen werd besloten dat in tijden van levensgevaar een jood alles mocht opgeven, zolang hij maar niet verviel tot afgodendienst, bloedschande en moord. Dit “besluit uit de opperkamer te Lod” heeft sindsdien een belangrijke rol gespeeld in het joodse denken over geweld en vervolging. Over het antwoord valt een hoop te discussiëren – waar begint afgodendienst? wat is bloedschande? wat is moord precies? – maar de vraag tot welk punt je concessies mag doen en waar je de hakken in het zand moet zetten, is een heel goede.
Laatste punt: zolang er gelovigen zijn die in het bonte geheel van samenhangende religieuze zaken de studie van de heilige geschriften belangrijker vinden dan de rituelen, de mystiek, de levenswijze en wat er nog meer is, zullen er mensen zijn die stuiten op passages die gewelddadig zijn uit te leggen. Dat betekent dat het jodendom en het christendom altijd kunnen worden gebruikt – misbruikt, zo u wil – om geweld te rechtvaardigen.
Is het mogelijk dat de rabbijnen actief hebben samengewerkt met de Romeinse overheid? Het neerslaan van de opstanden in de tweede eeuw leidde tenslotte tot de vernietiging van grote delen van Jeruzalem en diaspora van grote delen van de bevolking. ik zou me kunnen voorstellen dat men accommodatie zocht om de situatie van de joden te verbeteren.
Trouwens, waarom ‘geweld in Judea’ en niet ‘Israël’?
Dat de rabbijnen in Javne samenwerkten met de Romeinen, is wel eens geopperd, ik meen voor het eerst door Gedaliah Alon.
Judea ipv Israël om geen andere reden dat dat de titel was die een kerkelijke gemeente in Leeuwarden voor mijn lezing had bedacht.
In het grootste deel van de periode waarin deze serie speelt heette het betreffende gebied toch ook geen Israël? Wel in eerdere periodes (soms Samaria samen met Judea, soms alleen Samaria zonder Judea), en tegenwoordig natuurlijk ook, maar in deze periode (de Seleucidische, de Hasmonese en de Romeinse) toch voornamelijk Judea? Om hedendaagse politieke redenen blijft natuurlijk elke keuze gevoelig, maar het lijkt mij dat de meest neutrale keuze is om de naam te gebruiken die het beschreven gebied had in de beschreven periode.
Israel was het noordelijk deel, Judea het zuidelijke (met Samaria ertussen). Als je het Romeins wilt houden zou je ook Palestina kunnen gebruiken. 😉
Het is nog complexer dan dat. “Juda” is de naam die de bewoners “naar buiten” gebruikten, “Israël” is de naam “naar binnen”, voor eigen gebruik. Vgl. het volk dat zichzelf aanduidt als Magyaren en naar buiten toe Hongaren heet. Of het volk dat zichzelf Nederlanders noemt terwijl de rest van de wereld het kent als Hollanders.
Er is natuurlijk ook het volk Israël (Bnei Israël, letterlijk ‘de zonen/kinderen van Israël’) en het land Israël (Erets Israël), wat inderdaad ook wel voor het hele gebied wordt gebruikt. Maar als naam van een politieke eenheid was er toch in deze periode onderscheid tussen Jud(e)a in het zuiden en het Koninkrijk Israël in het noorden?
Jona
De laatste alinea vind ik nogal vaag. Zou je die svp wat explicieter kunnen maken door aan te geven wie je bedoelt met “mensen” en waarom schriftgeleerden agressie zouden propageren ipv uiterlijke vertoon. Dat is althans wat ik hieruit opmaak
Ik vrees dat er niet veel meer van te maken valt. Mijn punt is dat religie een reeks aspecten kent en dat het gebruik van de Bijbel als inspirerende tekst mensen ook kan inspireren tot intolerantie en zelfs geweld. Religies die wat meer de nadruk leggen op bijv. rituelen of offers zijn wat dat betreft wellicht pacifistischer.
Die opstanden van 115-117, er wordt geclaimd dat alleen al in de provincie Cyrenica meer dan 200.000 niet-joodse inwoners zouden zijn omgebracht (Chris Scarre, Chronicle of the Roman Emperors, p. 97, zich baserend op Cassius Dio). Zal het overdreven zijn, de omvang van het fanatisme is duidelijk. Roept toch de vraag op wat die Joodse opstandelingen bezielde om het Romeinse rijk zo te durven uitdagen.
Religieus fanatisme helpt altijd.
Religieus fanatisme? De hele reeks gaat over politiek geweld: oorlog was nu eenmaal lucratief en in de oude wereld de voornaamste vorm van kapitaaloverdracht, oorlog maakte religieuze verwachtingen los en niet andersom, eindtijddenken en het messianisme vormden een reactie op geweld en onderdrukking. En bij het enige voorbeeld van bijbelse legitimatie van geweld noteert Jona dat ‘dat evident niet de strekking van de oorspronkelijke passage (is)’.
Maar Jona heeft deze lezing wel zelf in hand gewerkt. Uitstekend verhaal, tot de auteur het in de laatste zin geheel onverwacht vernaggelt door te bezwijken voor de verleiding van de relevantie. Als het een tekst van duizend jaar geleden zou zijn geweest, zou ik zeggen: die laatste alinea is door een latere copiïst toegevoegd.
Ik moest lachen om je laatste opmerking, want je hebt wel een beetje gelijk. Maar niet helemaal. Niet de Oudheid is belangrijk, de discussie over de Oudheid is belangrijk. Dat is niet helemaal hetzelfde.
Mee eens Godfried. religieus fanatisme is zelden de grond achter een conflict; politieke en economische macht daarentegen des te meer.