Een prijs voor Mischa Meier

Er zijn allerlei redenen om literaire prijzen te negeren. Om te beginnen zijn er teveel valse voorwendselen. Onder het mom iets te doen aan cultuur, tuigt de boekenbranche een circus op van nominaties voor long en short lists en wat er nog meer voorafgaat aan de prijsuitreiking. Het doel is het creëren van aandacht voor een zo beperkt mogelijk aantal boeken, aangezien dat op voorraad valt te houden. Voorraden zijn namelijk duur. Geen kwaad woord over de hardwerkende boekverkoper, maar hoe smaller het aanbod, hoe beter voor de winkel en hoe smaller onze cultuur.

Non-fictie

Daarnaast zijn er de non-fictie-prijzen. Die dienen nogal eens om betrekkelijk kleine clubs een persmomentje te geven. De biologenclub reikt een prijs uit voor het beste biologieboek en zo voort. Helaas kent zo’n specialistenclub zelden de eisen voor verantwoorde non-fictie. Nu zal ik meteen erkennen dat termen als Public Understanding of Science, Public Awareness of Science en Public Engagement with Science onaantrekkelijk zijn, maar wetenschappers verwoorden daarmee serieuze inzichten over de wijze waarop ze zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk in contact brengen met zo recent mogelijke inzichten. (Stomtoevallig blog ik er maandag over omdat ik PUS, PAS en PES nodig heb voor een stukje van woensdag.)

Dat zoveel non-fictie-prijzen worden toegekend door clubs die niet weten wat zo’n auteur feitelijk doet, maakt het voor de ontvanger nogal gênant. Het is een van de redenen waarom de VWN werkt aan een non-fictie-prijs, waarbij de jury kijkt of de auteurs het publiek brengen in een gevoel van verstandhouding met de wetenschap.

Oudheidkundige prijzen

Hebben we het over de Oudheid, dan mogen prijzen überhaupt niet bestaan. Oudheidkunde is een geesteswetenschap; geesteswetenschappen dienen om de eigen denkbeelden en waarden te doorgronden; de waarde van de oudheidkunde is dat anderen, vroeger, een zekere grootheid of oorspronkelijkheid hebben gehad waar wij heden ten dage van leren.

Zeker, wij weten méér. Kennisverwerving is cumulatief. Kennis verbindt ons, zoals ik al eens schreef, met eerdere generaties, zoals ze ook de diverse volken en landen verbindt. Tegelijk: als wij meer weten dan onze voorgangers, is het omdat wij staan op de schouders van reuzen.

Om die reden is een oudheidkundige prijs een contradictio in terminis. Het zou impliceren dat wij de gelijken van de reuzen zijn en dat is nu net wat we niet willen overdragen. Een kennismaking met de klassieken is mislukt als je er niet door aan jezelf gaat twijfelen; een goede studie van de Oudheid stelt tevens zichzelf in vraag. Die laatste formulering leen ik van Lieve Van Hoof en Peter Van Nuffelen en komt uit Oud maar niet out.

Mischa Meier

Geen prijzen voor boeken over de Oudheid dus, maar een enkele keer gebeurt het dat een auteur zowel de academische middelen heeft om iets te scheppen dat werkelijk goed is en dat zo iemand ook begrijpt hoe hij iets schrijven moet dat echt goed is. Eén zo’n boek – ik blogde er al over – is de Geschichte der Völkerwanderung. Europa, Asien und Afrika vom 3. bis zum 8. Jahrhundert n.Chr. van Mischa Meier.

Gek genoeg kan ik niet precies benoemen wát er goed is. Tegelijk weet je dat het een kwaliteit bezit die vér uitstijgt boven andere boeken over de Oudheid. (Mental note: Zen and the Art of Motor Cycle Maintenance herlezen.) Een paar aspecten kan ik wel onder woorden brengen. Eén: Meier brengt een overdonderende hoeveelheid informatie samen die meestal in gescheiden publicaties staat. Twee: Meier presenteert niet slechts de feiten maar toont ook de methodische problemen. Hij gaat bijvoorbeeld in op de vraag wat een “volksverhuizing” eigenlijk is als iedereen, zo leert de DNA-revolutie, voortdurend aan het verhuizen is. Hij zorgt dat het publiek het wetenschappelijke aspect begrijpt. Noem het de understanding van Public Understanding of Science, noem het de tweede lijn van goede wetenschapscommunicatie. Drie: hij schrijft prettig.

Dat waren drie benoembare kwaliteiten, maar zoals gezegd is er méér. Wat dat ook zij, ik ben niet de enige die herkent dat dit een ongebruikelijk goed boek is. De Wissenschaftliche Buchgesellschaft heeft Mischa Meier – u raadt het al – een prijs gegeven, de Wissen!-Sachbuchpreis. Nogmaals, ik kan niet precies onder woorden brengen wat het goede van dit boek is, maar dit is echt verdiend.

Deel dit:

10 gedachtes over “Een prijs voor Mischa Meier

  1. Ik denk dat het woord dat je zoekt subliem is. Volgens de rationele criteria is geen oordeel mogelijk. Het overstijgt die criteria.

    In dit geval dus een boek dat goed is waar kwaliteit juist de erkenning is dat je moet twijfelen aan het eigen gelijk. En in een wereld waarin lof voor de ander vooral dient om het de eigen club makkelijk te maken.

    1. Wilfried Dierick

      Uit: Tod’s
      “Annals and Antiquities of Rajasthan”:

      “Having established the Gehlotes on the throne
      of Chitor, we must pass over a period of four
      centuries before we arrive at our next halting-place: the reign of Samarsi at the close of the eleventh century (…..) though the extremities are riveted in the truth, we can point to but few links whose genuineness cannot be in question.”

      ————–

      “… The history of this second siege is copiously interwoven with legends. The latter, however, do not obscure the facts, but merely fill up gaps, or account for circumstances for which history offers no explanation”.

  2. Johan Hendriks

    Ik vind dat ik een aardige bibliotheek heb over bv. de volksverhuizingsperiode (al is dat een beladen term) en heb vele exposities gezien en de catalogi daarvan gelezen. Het probleem bij vele archeologen is dat ze zo dicht op het vondstmateriaal zitten (en daar vol overtuiging over kunnen schrijven) dat ze het grotere, zeg maar gerust historische, verband vaak uit het oog verliezen. Daar weet de archeologische wetenschap het hart van de welwillende leek niet te raken. Methodologisch laten de meeste boeken verstek gaan omdat vaak wel wordt uitgelegd wát er wordt gevonden, maar niet hóe men tot de betekenis ervan is doorgedrongen. Heel vaak zie je dat opvattingen, gedachtenkronkels, proefballonnetjes of gewoonweg ‘educated guesses’ worde4n weergegeven als feiten. Het 1532 pagina’s dikke boek van Meier is niet alleen vlot geschreven, makkelijk leesbaar dus ook, maar biedt vooral inzicht in de werk- en vooral denkwijze van de onderzoeker en probeert daaruit op te maken wat wél een verantwoord idee is over een historisch ‘feit’ en wat niet. Ik heb al eerder Ger Harmsen aangehaald die erop wijst dat beelden van de realiteit nooit en te nimmer kunnen overeenstemmen met die realiteit omdat we teveel informatie missen. Meier wijst ons daar ook op. Al in het begin van het boek als hij stelt dat we feitelijk nauwelijks iets weten van de Gotische inval in Rome in 410. Hij gebruikt het als opstapje om kennis en non-kennis, om verbanden en non-verbanden aan de orde te stellen en als zodanig een coherent beeld te scheppen van de periode van de ‘volksverhuizingen’, zonder te pretenderen dat het ook echt allemaal zo gebeurd is. Maar door de gekozen werkwijze en zijn kritische instelling geeft hij niet alleen de lezer waar voor zijn geld, hij geeft de lezer nog veel meer: een verbeterd inzicht over hoe je naar het verre verleden kunt kijken, hoe je vooroordelen kunt schrappen, hoe je heersende opvattingen met een korreltje zout moet nemen, hoe je klassieke teksten eerst van alle kanten moet bekijken voordat je er een oordeel over hebt. Meier zorgt ervoor dat je als mens beter wordt, beter in staat bent om fragmentaire bronnen te leren gebruiken, of juist niet als ze de toets der kritiek niet kunnen weerstaan. In te veel boeken ontbreekt die kritiek. Meier opent onze ogen. Daarom is het terecht dat hij deze prijs heeft gewonnen. Helaas. Het is een witte raaf.

    1. Och, voor elke briljante natuurwetenschapper zijn er ook dozijnen noeste ploeteraars. Bekijk het statistisch – witte raven zijn per definitie zeldzaam, dus moet je een groot aantal raven hebben.

  3. “Om die reden is een oudheidkundige prijs een contradictio in terminis. Het zou impliceren dat wij de gelijken van de reuzen zijn en dat is nu net wat we niet willen overdragen.”

    Ik zie het probleem niet zo. Als je als oudheidkundige een prijs krijgt, impliceert dat alleen dat je tussen andere levende oudheidkundigen opvalt als een verdomd goeie, niet dat je een herboren Aristoteles bent. Er wordt volgens mij elk jaar een theologisch boek van het jaar uitgekozen, zonder dat de schrijver meteen zelf als een god wordt aanbeden.

  4. Carlijn

    “Hij zorgt dat het publiek het wetenschappelijke aspect begrijpt. Noem het de understanding van Public Understanding of Science, noem het de tweede lijn van goede wetenschapscommunicatie. ”

    Alles leuk en aardig, maar hoeveel publiek is er voor een boek van 1500 bladzijden..?

    1. Dat is, naar mijn idee, de verkeerde vraag. Er zijn diverse doelgroepen, de cruciale doelgroep (namelijk de doelgroep die je signaal goed aan anderen kan doorgeven of je met argumenten kan afbranden als je het verkeerd doet) is die van mensen met een hoge informatiebehoefte. Die bereik je met dit boek. Deze groep, die inderdaad numeriek klein is, is buitenproportioneel invloedrijk. Door die groep wél te bedienen en niet af te schepen met pulp, krijgt betrouwbare informatie een soort versterker.

Reacties zijn gesloten.