
Nu u in het vorige stukje hebt gezien dat Matteüs en Lukas overeenkomsten hebben, en we dus mogen aannemen dat er een gemeenschappelijke bron is (namelijk Q), kunnen we ook constateren dat er een verschil is. Bij Lukas richt Johannes zich nog enkele keren tot mensen, tollenaars en soldaten. Matteüs vermeldt niets. Er zijn twee opties: óf Lukas voegt iets toe óf Matteüs laat iets weg.
Dit is een superbelangrijke kwestie. Als Johannes zich namelijk werkelijk richtte tot soldaten, was hij van mening dat er bij het naderende Laatste Oordeel ook redding mogelijk was voor niet-Joden. Welke soldaten kunnen er immers aan de Jordaan hebben gestaan? We kennen vijf van de zes legereenheden die in aanmerking komen. Om te beginnen waren er de Ala I Sebastenorum en de Cohors I Sebastenorum, een ruiterij- en een infanterie-eenheid uit Samaria, vrijwel zeker gelicht door koning Herodes. Verder kennen we de Cohors (Prima) Italica Civium Romanorum, de Cohors Secunda Italica Civium Romanorum en de Cohors Prima Augusta. Deze drie eenheden kwamen uit Italië. Het waren geen Joden tot wie Johannes sprak. Althans, als Matteüs iets uit Q heeft weggelaten, Lukas iets uit Q heeft overgeschreven én het betrouwbaar is.
Zonder al te stellig willen zijn: ik denk dat Lukas iets toevoegt. Ik denk ook dat hij het deed omdat in zijn tijd, een halve eeuw na de gebeurtenissen, veel christenen niet Joods waren. Een anekdote als deze zou het goed doen. Er zijn diverse anekdotes die een goede relatie tussen Romeinen en Joden veronderstellen, en die zijn vrijwel zeker niet verzonnen (daarover een andere keer). Het is wel degelijk denkbaar dat Johannes de Doper het Verbondsvolk wilde verbreden. Dan zou niet Paulus de eerste zijn geweest die naar de heidenen ging, zoals vaak wordt aangenomen. We zien hier prachtig hoe moeilijk het is historische kennis te funderen op één bron.
Overigens kunnen we in deze passage kijken voorbij de bron Q, die al ouder is dan de twee overgeleverde evangeliën. Er is namelijk een Aramees woordgrapje te vinden in deze passage als Johannes’ toehoorders opmerken dat zij op de Jongste Dag veilig zullen zijn omdat ze afstammelingen (bnaya) zijn van Abraham, waarop Johannes zal hebben gewezen naar de keien die daar bij de rivier lagen en zei dat God afstammelingen van Abraham kon maken van elke steen (abnaya). Wat zal er gelachen zijn! Voor ons relevant is dat we hier de Aramese, wellicht mondeling doorgegeven bron hebben die aan Q voorafgaat.
Nog een punt: het addergebroed. Het is een van de grofst denkbare beledigingen. In feite zegt Johannes de Doper dat de moeders van de toegesprokenen gemeenschap hadden met een slang. Maar wie zijn die toegesprokenen? Bij Lukas zijn het de mensen, bij Matteüs zijn de slangenkinderen de farizeeën en sadduceeën, twee joodse stromingen.
Dit keer is het makkelijker te kiezen, want Matteüs polemiseert wel vaker tegen andere joodse groepen. Hij leefde, net als Lukas, na de verwoesting van de tempel, op een moment waarop diverse groepen claimden als enigen de ware voortzetting van het eerdere jodendom te zijn. De rivaliteit was fel, althans bij de gemeenschap die het Matteüsevangelie las. De groep van het Lukasevangelie ervoer die spanning minder omdat ze opener was voor niet-Joden.
[Een overzicht van de reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
Als ik het zo doorlees, lijken die soldaten uit Samaria de meest waarschijnlijke kandidaten om door Johannes te zijn toegesproken. Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat soldaten uit Italië zich iets aantrokken van een Joodse prediker- als ze hem al konden verstaan.
Goed punt. Ze zouden Aramees moeten hebben verstaan. Omgekeerd: er waren “godsvrezenden” die sympathiseerden met het nieuwe geloof.
Eigenlijk zou je dat grapje in de vertaling moeten zien. Dat veronderstelt geen letterlijke vertaling maar bijvoorbeeld iets met stambomen en God die aan elke boom een mens kan laten groeien.
De boom van Jesse is er al een.
Het addergebroed; mogelijk de aanhangers van de Sabazius cultus? Rituelen, processies met heilige slangen, die boven het hoofd geslingerd werden (Demosthenos), met name door vrouwen. Mogelijke relatie met Cybele en de Amazonen.
Er is een joodse connectie in die zin, dat Gnaeus Cornelius Hispalus in Rome joden dwongen naar huis te gaan, omdat zij probeerden de romeinse gebruikten te infiltreren met de cultus van Jupiter/Iove Sabazius.
Excuses voor de paar tiktoutjes (had m’n bril niet op).
Nee dat is echt veel te ver gezocht. Het is gewoon een scheldpartij.
Wellicht. Ik denk dat de slang nog meer associaties heeft, zoals de slang die de eerste mensen aanzette tot eten van de boom van kennis van goed en kwaad. De verwijzing naar vruchten, eerder in de tekst, zou een halve aanwijzing kunnen zijn.
Er is zeker meer te zeggen.
Q is een hypothetische bron. Net als de zogenaamde L en M bronnen. Die hele bronnentheorie van de synoptische evangeliën is uiterst vaag en speculatief en imho bij een andere benadering van de synoptici ook volkomen overbodig.
Q is per definitie alles wat Mattheüs en Lucas met elkaar gemeen hebben. Een eenvoudige verklaring is een gemeenschappelijke bron. Als u een eenvoudiger verklaring hebt horen we dat graag. Wees bedacht op Ockham’s Scheermes.
Als een zo’n belangrijke bron als Q had bestaan, waar is dan het bewijs? Een tekst die er op lijkt is nooit gevonden en wordt ook nergens vermeld in de vroeg Christelijke literatuur. Het lijkt mij dat het toepassen van Ockham’s Scheermes, Q juist linea recta naar de prullenbak verwijst.
De eenvoudigste verklaring is dat Lucas, naast de brieven van Paulus en het evangelie van Marcus, de tekst van Mattheüs heeft gekend en als bron heeft gebruikt voor zijn eigen specifieke boodschap.
Q heb je nodig als de er van uitgaat dat de synoptische evangeliën bedoeld zijn als biografieën van de historische Jezus. De overeenkomsten en verschillen tussen de synoptici zijn echter beter verklaarbaar als je de teksten beschouwt als zuiver literaire constructies die niet een waarheidsgetrouwe biografie van Jezus willen presenteren maar eerder een politieke boodschap uitdragen (nl. hoe nu verder met het Joodse volk na de Joodse Oorlog?) van enkele Joodse geloofsgemeenschappen die weliswaar allen volgeling van een rabbijn genaamd Jezus waren maar op een aantal punten zeer verschillend dachten.
“De eenvoudigste verklaring is dat Lucas, naast de brieven van Paulus en het evangelie van Marcus, de tekst van Mattheüs heeft gekend en als bron heeft gebruikt voor zijn eigen specifieke boodschap.”
Kijk, dat is typerend voor pseudo- en kwakwetenschap. Wat vraagt u van oudhistorici?
“waar is dan het bewijs?”
Wat vraagt u niet tav uw eigen hypothese?
“waar is dan het bewijs?”
Dank u wel voor zo’n prachtige illustratie van de dubbele standaard (u mag ook lezen: hypocrisie) die nepsceptici als u hanteren.
Bovendien kunt of weigert u (te) tellen – dwz. het aantal aannames en speculaties dat u zelf nodig hebt. Tenslotte doet het me genoegen op te merken dat u tav een gemeenschappelijke bron dezelfde houding aanneemt als creationisten tav gemeenschappelijke afstamming: waar zijn de “ontbrekende schakels”?
Wat u uiteraard ook niet hebt gedaan is deze blog afzoeken. Want dan had u dit gevonden.
https://mainzerbeobachter.com/2014/06/07/q-1/
Niet dat dit u zal overtuigen, daarvoor bent u te zeer gehecht aan de kwakmethodes van pseudowetenschap.
De volgende blunder verwondert dan ook niet meer:
“Q heb je nodig als de er van uitgaat dat de synoptische evangeliën bedoeld zijn als biografieën van de historische Jezus.”
Deze non-sequitur is net zo dwaas als Ray Comfort’s kroko-eend (of de variant erop: waar is de hond die een kat baart?) als “weerlegging” van de evolutietheorie en komt dan ook geheel voor uw eigen rekening.
Mijn internetervaring leert me dat na dergelijke flauwekul het niveau nooit meer aanvaardbaar wordt. Dank u wel voor uw voorspelbare en voortreffelijke medewerking.
Het is jammer dat je niet op de door mij aangedragen argumenten ingaat. Q en aanverwante bronnentheorieën zijn geenszins onomstreden in de academische wereld en de door mij aangedragen argumenten komen zeker niet uit de koker van zogenaamde pseudowetenschappers. Als we Q namelijk langs de meetlat van de wetenschappelijke methode leggen blijft er weinig van over. Althans volgens sommige gerespecteerde wetenschappers in academialand.
Is het onkunde of onwil van jouw kant? Ik hoop op het laatste, dat zou betekenen dat er nog hoop is op een zinvolle conversatie. Argumenten bestrijd je met argumenten. Niet door te proberen de boodschap in diskrediet te brengen met het strooien van termen als “pseudowetenschap” en “kwakmethodes”.
Nee. “Hypothetisch” wil hier alleen maar zeggen dat ze niet bekend is. Het is zoiets als de atoomtheorie. Die heet ook theorie, maar reken maar dat ze correct is.
Q is niet onomstreden in de academische wereld. Te doen alsof dat wel het geval is en zelfs een vergelijking trekken met een produkt van een exacte wetenschap lijkt op het verspreiden van misinformatie.