M08 | Intermezzo: Bronkritiek

[Een intermezzo over bronkritiek in deze zestiendelige reeks rond Chanoeka; het eerste blogje was hier.]

Zoals de lezer van deze reeks heeft begrepen, spreken de bronnen elkaar voortdurend tegen. Dat mag frustrerend zijn, maar het is in feite een voordeel. We gaan dan immers nadenken over de vraag welke bron de beste is. Waren Judas’ eerste tegenstanders afkomstig uit Samaria of uit Mysië? Wonnen of verloren ze? Heette Judas’ tweede tegenstander Seron of Geron? Of, minder triviaal: is de volgorde van de gebeurtenissen uit het Eerste of uit het Tweede Makkabeeënboek de juiste? Bij deze voorbeelden is het onmogelijk dat beide bronnen correct zijn. Minstens één bevat onjuiste informatie en wellicht allebei.

Bronkritiek

Omdat we zijn gedwongen te kiezen, zullen we de kwaliteit van de geboden informatie moeten evalueren. Dit heet bronkritiek.

Lees verder “M08 | Intermezzo: Bronkritiek”

Het eerste “Baptist Block” (2)

Grafsteen van Autronius Bassus van de Cohors Italica, die misschien ooit luisterde naar Johannes de Doper (Tyrus)

Nu u in het vorige stukje hebt gezien dat Matteüs en Lukas overeenkomsten hebben, en we dus mogen aannemen dat er een gemeenschappelijke bron is (namelijk Q), kunnen we ook constateren dat er een verschil is. Bij Lukas richt Johannes de Doper zich nog enkele keren tot mensen, tollenaars en soldaten. Matteüs vermeldt niets. Er zijn twee opties: óf Lukas voegt iets toe óf Matteüs laat iets weg.

Dit is een superbelangrijke kwestie. Als Johannes de Doper zich namelijk werkelijk richtte tot soldaten, was hij van mening dat er bij het naderende Laatste Oordeel ook redding mogelijk was voor niet-Joden. Welke soldaten kunnen er immers aan de Jordaan hebben gestaan? We kennen vijf van de zes legereenheden die in aanmerking komen. Om te beginnen waren er de Ala I Sebastenorum en de Cohors I Sebastenorum, een ruiterij- en een infanterie-eenheid uit Samaria, vrijwel zeker gelicht door koning Herodes. Verder kennen we de Cohors (Prima) Italica Civium Romanorum, de Cohors Secunda Italica Civium Romanorum en de Cohors Prima Augusta. Deze drie eenheden kwamen uit Italië. Het waren geen Joden tot wie Johannes sprak. Althans, als Matteüs iets uit Q heeft weggelaten, Lukas iets uit Q heeft overgeschreven én het betrouwbaar is.

Lees verder “Het eerste “Baptist Block” (2)”

Het eerste “Baptist Block” (1)

Synopsis van drie parallelle evangelieteksten

Ik begon vorige week aan wat ik maar even een systematische verkenning van alle informatie over Johannes de Doper zal noemen. Ik behandelde vorige week al de opening van het Marcus-evangelie, waarin ik de Doper plaatste in de context van de joodse rituele baden. Een verschil dat ik toen had kunnen noemen, maar vergat, was dat die joodse baden meer dan eens kunnen worden genomen terwijl het doopritueel dat van Johannes via Jezus naar het christendom is gekomen, een eenmalige handeling is.

Vandaag wil ik ingaan op eerste van de twee zogeheten “Baptist blocks” uit Q, de bron met uitspraken van Jezus – echt of onecht maar in elk geval vrij oud – die is gebruikt door Matteüs en Lukas. Concreet heb ik het nu over Matteüs 3.7-12 en de parallel in Lukas 3.7-18. Voor de aardigheid zet ik ze eens (als in een synopsis) naast elkaar, zodat u kunt zien hoe nauw de parallellen zijn. Het komt overigens uit de Nieuwe Bijbelvertaling.

Lees verder “Het eerste “Baptist Block” (1)”

MoM | Bronkritiek

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen (Altes Museum, Berlijn).

Oudheidkundigen, en dan vooral de wat meer op teksten gerichten onder hen, maken onderscheid tussen bronkritiek en tekstkritiek. Over het laatste heb ik al vaker geschreven: het is de bepaling van wat eeuwen geleden iemand op papyrus of perkament heeft gezet. De kritiek betreft de overlevering in de meestal middeleeuwse handschriften, meervoud, waarvan we de tekst niet zomaar kunnen aanvaarden maar eerst moeten toetsen. Daarbij passen filologen de Lachmannmethode toe. In de praktijk betreft het vooral Griekse en Romeinse teksten. Egyptische en spijkerschriftteksten zijn namelijk meestal op slechts een kleitablet of één papyrus zijn overgeleverd, zodat er weinig valt te vergelijken.

Bronkritiek

Bronkritiek is de vooral voor oudhistorici belangrijke volgende stap: is de informatie in een bron te herleiden tot een eerdere auteur? Dit is belangrijk, want die eerdere auteur stond dichter bij de beschreven gebeurtenissen en heeft vermoedelijk scherper zicht. Als de evangeliën van Marcus en Lukas elkaar tegenspreken, gaat de voorkeur uit naar Marcus, omdat hij de bron is van Lukas; Lukas geldt dan als “elimineerbaar”.

Lees verder “MoM | Bronkritiek”

MoM | Testis unus testis nullus

Ptolemaios III Euergetes (Neues Museum, Berlijn)

Oudheidkundigen hebben veel gemeen met astronomen die naar bijvoorbeeld de Poolster kijken: ze kunnen het object van hun studie niet rechtstreeks observeren. Zoals astronomen alleen kunnen kijken naar licht dat vier eeuwen geleden is uitgezonden, zo hebben oudheidkundigen alleen toegang tot geschreven bronnen en archeologische overblijfselen. Het observeren van historische feiten is even onmogelijk als het rechtstreeks observeren van de Poolster. Dit betekent dat oudheidkundigen nooit zullen behoren tot het slag wetenschappers dat theorieën kan toetsen en opnieuw kan toetsen. Caesar werd slechts één keer vermoord en we hebben als bewijsmateriaal alleen een handvol geschreven bronnen.

Dat noopt tot voorzichtigheid maar er zijn wel gradaties van zekerheid. Laten we eens kijken naar de landwet die in 133 v.Chr. werd voorgesteld door de Romeinse politicus Tiberius Gracchus, waarin een maximum werd gesteld aan de hoeveelheid staatsland (meestal het land dat op een vijand was buitgemaakt) die iemand toegewezen kon krijgen. Er zijn slechts drie bewijsstukken:

Lees verder “MoM | Testis unus testis nullus”

MoM | De bronnen van een bron

Schriftgeleerde met boekrol (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)

Stomtoevallig ontdekte ik dat in de katholieke kerken gisteren de lezing uit het Nieuwe Testament een verhaal was waar een historicus zijn vingers bij aflikt: Marcus 12.28-34. Een waanzinnig interessante passage, maar voor we daar mee aan de gang gaan, eerst wat context. Chronologisch bevinden we ons in wat bekendstaat als de lijdensweek, de dagen tussen Jezus’ triomfantelijke intocht in Jeruzalem en zijn arrestatie en kruisiging. Marcus benut dit deel van zijn evangelie om Jezus op het tempelplein in debat te laten treden met allerlei mensen, zodat de lezer/luisteraar nog een keer een beeld krijgt van wie Jezus was, voordat het evangelie zijn ontknoping krijgt.

In deze gesprekken

  1. wimpelt Jezus een vraag naar zijn bevoegdheid af (11.27-33),
  2. bekritiseert hij de tempelautoriteiten (12.1-12),
  3. ontwijkt hij een strikvraag over het betalen van belastingen (12.13-17),
  4. ontwijkt hij een tweede strikvraag over het leven na de dood (12.18-27),
  5. voert hij een gesprek met een schriftgeleerde over de rangorde van de geboden (12.28-34) en
  6. waarschuwt hij zijn publiek voor schriftgeleerden (12.35-40).

Kortom, Marcus presenteert ons een Jezus die iedereen te slim af is: als messias is hij dé autoriteit, meer nog dan de tempel of de schriftgeleerden, en de boodschap van de messias betreft een uitleg van het voornaamste gebod. Tot zover de context. Het gaat om het vijfde gesprek.

Lees verder “MoM | De bronnen van een bron”

Christelijke bronnen over de heidenen

Wat de christenen lieten staan van het Serapeum in Alexandrië
Wat de christenen lieten staan van het Serapeion in Alexandrië

In de eerdere stukjes in deze reeks heb ik betoogd dat het christendom en het heidendom niet zo scherp tegenover elkaar hebben gestaan als het vaak wordt gepresenteerd. “Maar in Alexandrië is het Serapeion toch door christenen bestormd?” hoor ik u tegenwerpen, en u heeft volkomen gelijk.

Dit is echter een schoolvoorbeeld van de Everest Fallacy: dat wat heel groot is – zoals het schandaal van het Serapeion – valt op en nodigt dus uit tot onderzoek. Maar grote en opvallende dingen zijn niet per se representatief. De Mount Everest is niet representatief voor de bergen op aarde, Donald Trump is niet representatief voor de Amerikanen en Mark Rutte is niet representatief voor de Leidse historici. De gebeurtenissen in een exceptionele stad als Alexandrië zijn net zo representatief voor de relaties tussen de diverse Romeinse godsdiensten als de keizer representatief is voor de Romeinen in het algemeen.

Lees verder “Christelijke bronnen over de heidenen”

Nog één keer de Q-bron

Twee ervan gebruikten de Q-bron.

Zoals ik al eens aangaf, is een van de leuke kanten van het bloggen dat je reacties krijgt. Op deze blog heb ik het natuurlijk helemaal getroffen met een stel leuke correspondenten. “Olav” stelde laatst vier vragen en hoewel hij van een andere correspondent al een reactie kreeg, beantwoord ik ze ook.

Ik zou hopen dat andere personages in de religiegeschiedenis op evenveel serieuze belangstelling konden rekenen. De historische Siddharta, de historische Mohammed?

Lees verder “Nog één keer de Q-bron”