
Nog even over de relieken van Sint-Nikolaas dus, waarvan afgelopen zondag een piepklein deel vanuit de Egmondse Abdij is overgebracht naar de Amsterdamse Nikolaasbasiliek. Of dat bot echt is, is volkomen irrelevant. Een heilige staat voor een waarde – in dit geval: het is goed te geven aan wie niets kan teruggeven – en al het overige is geneuzel. Een weldenkend mens heeft het er niet over. Of besteedt het uit aan bloggers.
Scepsis
Broeder Adelbert, de reliekenbeheerder en huisblogger van de abdij van Egmond, heeft echter aangegeven in te staan voor de authenticiteit van de relikwie. Dat maakt mijn historische belangstelling wakker. Religieus geloof is immers één ding, wetenschap een ander ding. Je moet sterk staan om iets als “het is echt waar” te zeggen wanneer dat irrelevant is. Dan word ik nieuwsgierig.
Het botfragment, vertelde broeder Adelbert, zou in 1087 zijn verworven door een vertegenwoordiger van de graven van Holland die naar Bari was afgereisd. Dat was inderdaad de place to be, want een groep Barinezen had, terugkomend uit Antiochië, de botten meegenomen uit de grafkerk in Myra. In mijn eerste blogje wees ik erop dat noch de Annalen van Egmond noch de Hollandse oorkonden een aanknopingspunt bieden voor Adelberts bewering.
Ook schreef ik dat de vermelding van de overbrenging van de relieken richting Bari in de Egmondse Annalen is ontleend aan de Wereldkroniek van Sigisbert van Gembloers. Je zou, als Egmond werkelijk in de late elfde eeuw een relikwie had ontvangen van een in onze contreien al bijna een eeuw vereerde en geliefde heilige, een originelere mededeling hebben verwacht. Het enige wat we zeker weten is dat rond 1120 de kroniekschrijver het interessant heeft gevonden een Italiaanse gebeurtenis op te nemen in de Annalen van Egmond.
Of toch wel?
Mediëvist Henk ’t Jong, die ik had gemaild om dit te verifiëren, haalde zijn collega Kees Nieuwenhuijsen erbij. De auteur van Strijd om West-Frisia had een suggestie hoe botmateriaal dat in 1087 vanuit Bari naar Egmond kan zijn gekomen.
In de winter van 1086/1087 vertrok graaf Robrecht de Fries van Vlaanderen naar Jeruzalem. Graaf Robrecht was getrouwd met gravin Gertrude van West-Frisia en had haar zoon – zijn stiefzoon dus – Dirk V geholpen aan de macht te komen. Nieuwenhuijsen beschrijft deze gebeurtenissen in groot detail in het genoemde boek en zal volgend jaar nog een monografie wijden aan Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, held van Holland. Robrechts route naar het Heilig Land is onbekend maar een verblijf in Bari is niet uitgesloten. Er is misschien zelfs een aanwijzing: in 1092 trouwde Robrechts dochter Adela met hertog Rogier van Apulië. Het huwelijk kán zijn gearrangeerd indien Robrecht via Zuid-Italië is teruggereisd.
Let wel: we zijn hier hypothesen op hypothesen aan het stapelen. Eerst nemen we aan dat Robrecht in Bari is geweest. Dan nemen we aan dat hij er relieken heeft meegekregen. Verder nemen we aan dat hij die aan zijn stiefzoon heeft afgestaan. Tot slot nemen we aan dat deze ze aan Egmond heeft geschonken. Natuurlijk, Robrecht of een van zijn medepelgrims kán schuilgaan achter broeder Adelberts “vertegenwoordiger van de graven van Holland”. Ik zou er echter niet om wedden. Laten we het erop houden dat er, om zo te zeggen, een vertegenwoordigervormige ruimte is.
Tot slot
Laten we echter, for argument’s sake, aannemen dat dit klopt. Dan kunnen we de Amsterdamse relikwie via Egmond, Vlaanderen en Bari terugvoeren naar Myra. Is het bot daarmee echt? Ik heb eerder aangegeven dat ik het aannam omdat het de juiste kerk is en bisschopsgraven gemarkeerd waren. Vladimir Stissi, de hoogleraar klassieke archeologie van de Universiteit van Amsterdam, wees erop dat ik te optimistisch was. Toen men de kerk in Myra in de zesde eeuw herbouwde, was reliekenbezit al iets om trots op te zijn. De bewoners van Myra kunnen, omdat ze botten nodig hadden, heel wel een willekeurig graf hebben geopend.
We zouden met DNA-onderzoek kunnen vaststellen of de botten die op de diverse plekken liggen van dezelfde persoon zijn. In 1992 is al eens vastgesteld dat Venetië en Bari geen botten dubbel hebben. Allebei hebben ze geen linker-schaambeen en het kan dus zijn, zoals ik beschreef, dat dit beland is in Lyon. Van dat bot is een koolstofdatering en het zou uit de juiste tijd komen. Misschien kenden de herbouwers van de kerk in Myra dus inderdaad het juiste graf.
Maar ik beken: de onvindbaarheid van de wetenschappelijke publicatie maakt me sceptisch. Het riekt naar een persbericht dat voortijdig is verstuurd. Ik wil niet uitsluiten dat de officiële publicatie nooit door de peer review is gekomen.
Even wat zout op een slak leggen:
“gravin Gertrude van West-Frisia”
betekent alleen maar dat ze door te trouwen tot het Hollandse huis ging behoren. De Kerel Gods veroverde West-Friesland pas twee eeuwen later. Gertrude had ten noorden van de lijn Alkmaar-Hoorn (het huidige West-Friesland) precies niets te vertellen.
Met de term ‘West-Frisia’ wordt het machtsgebied van de Gerulfingen bedoeld. Hun graafschap ontstond in 885-889 als een bescheiden gebied aan de monding van de Oude Rijn. Vier eeuwen later heette het graafschap ‘Holland’ en besloeg het de huidige provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. Ten tijde van Gertrude had de gravenfamilie geen of weinig macht in de regio ten oosten van Alkmaar. Onder Floris V werd die regio onderworpen. Het is verwarrend dat die regio tegenwoordig ‘West-Friesland’ wordt genoemd.
Nee, met de term West-Frisia wordt het deel van het oude Friesland bedoeld dat ten westen van de toenmalige Vlie en Flevomeer lag. De graven van Holland, inclusief de Gerulfingen, maakten er aanspraak op, maar dat is al een paar eeuwen later. Het gebied dat zij claimden is inclusief het gebied ten noorden van de lijn Alkmaar-Hoorn en dus meer dan het 11e eeuwse machtsgebied, dat op die lijn ophield.
Het is helemaal niet verwarrend zodra men het Hollands centrisme, dat de nationale geschiedschrijving domineert, loslaat. Eén der hoogste bestuursorganen van de Republiek heette dan ook Staten van Holland en West-Friesland. Begrijpen we ook meteen waarom West-Fries anders klinkt dan Amsterdams en Haarlems.
“Begrijpen we ook meteen waarom West-Fries anders klinkt dan Amsterdams en Haarlems”
Dat is geen noodzakelijke voorwaarde. In 1910 woonde mijn grootvader in Eibergen, waar de bewoners over het buurdorp Neede volgens hem opmerkten: In Nêe daor sprèk ze zo raor.