Heinrich Dressel

Monte Testaccio

“Ik ben er zowat blind door geworden”: er zullen weinig oudheidkundigen zijn die zó ver zijn gegaan als Heinrich Dressel. Geboren in Rome in 1846 als zoon van een medewerker van de Pruisische diplomaat, groeide hij op in Italië. In 1868, kort voor de Italiaanse annexatie van Rome, week hij uit naar Duitsland. Eenmaal toegelaten tot de Berlijnse universiteit, studeerde hij in 1871 bij Theodor Mommsen af op de bronnen van de Epitome de Caesaribus van Aurelius Victor, waarna hij een prijs kreeg voor zijn studie naar de bronnen van de Etymologieën van Isidorus van Sevilla. Deze studie werd aanvaard als proefschrift, waarna Mommsen de achtentwintigjarige geleerde inlijfde als medewerker van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Als u dat werk niet kent: het is een complete boekenkast vol lijvige boeken, waarin alle bekende Latijnse inscripties staan.

Rome en Berlijn

In 1877 keerde hij terug naar Rome om daar verder te werken aan het Corpus. Daar werd hij in het volgende jaar benoemd tot hoogleraar. Na lange aarzeling keerde hij echter weer terug naar Berlijn, als directeur van het Pruisische penningenkabinet. Dat is volgens mij de adembenemende collectie van het Bode-museum, maar ik kan ernaast zitten. Hij verwierf de beroemde gouden penningen uit Abukir (een, twee, drie, vier).

In 1902 plaatste de Pruisische Academie van Wetenschappen hem aan het hoofd van een nieuw te maken catalogus van alle Griekse munten. Dat werk kon hij echter organisatorisch niet aan. Het schijnt een stugge, humorloze, zelfs wantrouwige man te zijn geweest, slecht in de omgang met mensen. Vooral als die minder wisten dan hij. Hij had namelijk, als hij zijn mening gaf, eigenlijk altijd gelijk. Dressel overleed in 1920. Hoewel eenentwintig jaar waren verstreken sinds de aankondiging van zijn blindheid, kon hij nog alleszins redelijk zien.

Olijfolienijverheid

De opmerking dat hij zowat blind was geworden, komt uit de inleiding van het in 1899 door hem gepubliceerde vijftiende deel van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Het is, om eerlijk te zijn, een vrij bizar werk waarin de opschriften zijn opgenomen die zijn te lezen op amforen. Niet enkele, niet enkele tientallen, maar honderden.

Tientallen miljoenen scherven

De grootste verzameling was te vinden op de Monte Testaccio, bij de antieke rivierhaven van Rome. Dit is een enorme, volledig uit amfoorscherven bestaande heuvel. Hij is ruim 240 meter lang, een kleine 200 meter breed en 45 meter hoog. Er moeten miljoenen kapotgeslagen amforen liggen. Dressel deed – ik meen – twaalf sondages en bestudeerde het materiaal dat hij had gevonden.

Typologie en opschriften

Om te beginnen stelde hij een typologie vast. Zo is er de slanke Dressel-1-amfoor, bedoeld voor wijn, en de buikige Dressel-20-amfoor, bedoeld voor olijfolie. Deze typologie is, omdat er sindsdien veel meer materiaal is gevonden, niet langer de enige, maar elke oudheidkundige die het zout in de pap waard is, kan een Dressel-20-amfoor identificeren. Hij kan ook vertellen dat ze uit Andalusië kwamen en dat de olijfolienijverheid massaal is geweest. Simpel gezegd: van de monding van de Guadalquivir tot voorbij Córdoba stond de hele vlakte ten zuiden van de rivier vol olijfbomen, en de olie ging naar Rome. Omdat die amforen onhandelbaar groot waren, sloegen de stuwadoors de vloeistof over naar handzamer verpakkingen en gooiden de amfoor weg. Zo ontstonden twee heuvels, waarvan er in de zestiende eeuw een is geruimd.

Een koopman neemt een olijfolieamfoor in ontvangst; achter hem nog meer. In de zeven kruiken zit een kleine 500 liter. (Metropolitan Museum, New York)

Dressel stelde vast dat er stempels op de oren van de amforen stonden en begreep dat dit de aanduiding was van de pottenbakker. In de late jaren zeventig is onderzoek gedaan langs de Guadalquivir, waar archeologen de plaatsen van de ovens konden identificeren. (Bijvoorbeeld door de vondst van misbaksels.)

Verder vond Dressel op de buik van de kruiken allerlei geschilderde teksten, die duidden op het tara- en brutogewicht van de kruik, de naam van de schipper, een kwaliteitsaanduiding en een aanduiding van de opslagplaats. Het was de bestudering van deze vaak verbleekte teksten die Heinrich Dressel bijna het zicht kostte. Men fluistert dat de Italiaanse criminoloog Lombroso geïnteresseerd was in Dressels schedel, omdat het zo’n fraai voorbeeld zou zijn van een met Duitse grondigheid werkende persoonlijkheid.

Betekenis

De Andalusische amforen hebben geen artistieke waarde. (En al zouden ze die wel hebben: dat is irrelevant. Data zijn data.) Onaantrekkelijk als het eruit ziet, is het belangrijk materiaal. De typologie van Dressel stelde archeologen namelijk in staat handelsnetwerken in kaart te brengen. In ons eigen Velsen zijn bijvoorbeeld kruiken gevonden, geproduceerd in Rhodos.

Zo kregen oudheidkundigen voor het eerst harde gegevens voor het begrip van de antieke economie. Dat is een lastig thema, want er bestond nog geen CBS of Statbel, en we hebben domweg te weinig informatie. Maar als het gaat om de grootschalige leverantie van Andalusische olijfolie aan Rome, hebben we dankzij Heinrich Dressel een beetje zekerheid. Monte Testaccio is daarom een bijzondere plek, vergelijkbaar met pakweg Troje of Skara Brae: hier sloeg de archeologie nieuwe wegen in en ontstonden nieuwe soorten inzicht.

[In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) probeer ik uit te leggen waarom de oudheidkundige wetenschappen wetenschappen zijn. De stukjes verschijnen niet elke maandag en ook niet uitsluitend op maandag, maar de reeks heet nou eenmaal zo.]

Deel dit:

3 gedachtes over “Heinrich Dressel

  1. Huibert Schijf

    Een, voor mij in ieder geval onverwachts, verhaal over hoe een simpel voorwerp interessante data kan opleveren over een handelsroute. Dat was ook al bij kralen het geval. Er zijn vast nog veel meer voorbeelden. De huidige collectie in het Bodemuseum zal niet hetzelfde zijn als het Pruisische penningenkabinet. Maar gezien de betrokkenheid van Dressel is de collectie uit het Penningenkabinet ongetwijfeld een grote bijdrage aan de huidige collectie in het Bodemuseum. Ik heb die vier zalen weleens bezocht, maar eerlijk gezegd kon ik niet het geduld opbrengen om die munten uitvoerig te bekijken.

Reacties zijn gesloten.