Een dag in Córdoba

Een Turdetanische dame (Archeologisch Museum van Córdoba)

Ik ben dus in Córdoba, een van de voornaamste steden in Romeins Andalusië. En Andalusië was weer een van de voornaamste provincies van het imperium. De regio stond vol olijfbomen, langs de Guadalquivir waren pottenbakkersovens, de groengele olie ging per schip richting Rome, waar de amforen belandden op een enorme schervenberg. De olie diende als brandstof voor lampjes, als zeep en als smaakmaker in het eten van de mensen. Andalusië moet 52.000.000 liter per jaar hebben geëxporteerd. De geleerde die het allemaal heeft onderzocht, was de op deze blog al eens genoemde Heinrich Dressel.

Antieke stad

Córdoba was ouder. De naam bevat het element qrt, “stad”, wat duidt op Karthaagse aanwezigheid, maar die is archeologisch niet geïdentificeerd. Ik hoorde vandaag een andere etymologie, namelijk dat de naam is afgeleid van Fenicische koteba, “olijfpers”. Ook heb ik gelezen dat achter het woord Cordoba de naam van de stam der Turdetaniërs schuilgaat. (Ik schreef al eens over deze Iberische stam.) Ten westen van de huidige stad is inderdaad een heuvelfort gevonden van de Turdetaniërs, die ook wel worden aangeduid als de Tartessiërs. Volgens mij is dat hetzelfde woord. Ik laat het voor wat het is.

Lees verder “Een dag in Córdoba”

Heinrich Dressel

Monte Testaccio

“Ik ben er zowat blind door geworden”: er zullen weinig oudheidkundigen zijn die zó ver zijn gegaan als Heinrich Dressel. Geboren in Rome in 1846 als zoon van een medewerker van de Pruisische diplomaat, groeide hij op in Italië. In 1868, kort voor de Italiaanse annexatie van Rome, week hij uit naar Duitsland. Eenmaal toegelaten tot de Berlijnse universiteit, studeerde hij in 1871 bij Theodor Mommsen af op de bronnen van de Epitome de Caesaribus van Aurelius Victor, waarna hij een prijs kreeg voor zijn studie naar de bronnen van de Etymologieën van Isidorus van Sevilla. Deze studie werd aanvaard als proefschrift, waarna Mommsen de achtentwintigjarige geleerde inlijfde als medewerker van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Als u dat werk niet kent: het is een complete boekenkast vol lijvige boeken, waarin alle bekende Latijnse inscripties staan.

Rome en Berlijn

In 1877 keerde hij terug naar Rome om daar verder te werken aan het Corpus. Daar werd hij in het volgende jaar benoemd tot hoogleraar. Na lange aarzeling keerde hij echter weer terug naar Berlijn, als directeur van het Pruisische penningenkabinet. Dat is volgens mij de adembenemende collectie van het Bode-museum, maar ik kan ernaast zitten. Hij verwierf de beroemde gouden penningen uit Abukir (een, twee, drie, vier).

Lees verder “Heinrich Dressel”