Melqart in meervoud

Viermaal Melqart (Cádiz Museum)

Wie mijn blog een beetje volgt, heeft inmiddels mijn fascinatie met Cádiz herkend: het eiland aan de rand van de wereld, waar de Feniciërs een tempel bouwden voor Melqart. Dat is meer een titel dan een godheid, want het betekent niets meer dan “stadskoning”.

Zoals in het moederland gebruikelijk, stonden er twee zuilen voor die tempel, de “zuilen van Melqart” dus. Hier eindigde de Mediterrane wereld, hier begon iets anders. De Grieken, die Melqart gelijkstelden aan hun Herakles, verplaatsten de naam naar de Straat van Gibraltar: de twee bergtoppen aan weerszijden zouden door Herakles óf van elkaar zijn gescheiden om er water binnen te laten, óf naar elkaar toe zijn getrokken om zeemonsters weg te houden uit de Mediterrane wateren. Het hielp niet, maar in elk geval: de Zuilen van Herakles markeerden opnieuw een eindpunt.

Lees verder “Melqart in meervoud”

Fenicisch Cádiz

Fenicische sieraden uit Cádiz (Cädiz Museum)

Ik blogde al over mijn bezoek aan de Spaanse havenstad Cádiz en vertelde dat daar Fenicische huizen waren opgegraven. Die lagen onder een Romeinse vissaus-werkplaats die op zijn beurt weer ligt onder een modern marionettentheater. (Daarom noemt het even verderop gelegen Cádiz Museum de vindplaats Teatro Comico.) De vissen en de marionetten laat ik wat ze zijn, het gaat me om die Fenicische huizen.

Niet zomaar een stad

Cádiz is namelijk niet zomaar een stad en die huizen zijn niet zomaar huizen. Simpel gezegd: Cádiz (ofwel Gadeira ofwel Gadir, “kasteel”) was het meest westelijke punt waar de Feniciërs kwamen. Hier knoopte hun eigen handelsnetwerk aan op het Atlantische netwerk. Dat strekte zich naar het zuiden uit tot de goudaders van de Bambouk en naar het noorden naar de tinmijnen van Armorica en misschien Cornwall. Een derde handelsnetwerk was het Andalusische, dat men ook wel aanduidt als Tartessos: een naam voor de Zuid-Iberische Brons- en IJzertijdcultuur. Cádiz was niet zomaar een stad maar een knooppunt.

Lees verder “Fenicisch Cádiz”

Een dienstreis naar Cádiz

Punische terracotta (Museum van Cádiz)

Er was eens een man in Karthago die, naar eigen zeggen, stapelgek was. Insanus. Deze Heliodorus liet zijn geestelijke situatie merken door in zijn testament te bepalen dat zijn sarcofaag geplaatst moest worden in Cádiz, opdat hij zou zien wie helemaal naar de rand van de aarde zouden reizen om zijn graf te zien. Die mensen zouden nog gekker zijn dan hij.

Die gek, dat ben ik. Eind jaren tachtig hoorde ik over dit grafschrift en dus moest ik het zien. Toen ik destijds door Andalusië reisde, nam ik vanuit Sevilla de trein naar Cádiz. Helaas stapte ik verderop over op de verkeerde trein, zodat ik het grafschrift destijds niet heb gezien. Zo’n drieëndertig jaar later, afgelopen zaterdag, had ik de herkansing. Mijn vriendin had in Nederland al een treinkaartje besteld van Córdoba naar Cádiz, want voor mij zijn online financiële transacties te ingewikkeld en de hogesnelheidslijn veronderstelt reservering.

Lees verder “Een dienstreis naar Cádiz”

Een dienstreis naar Munda

De heuvelrug bij Munda

Vandaag was de grote dag: ik ging op weg naar Munda, de plaats waar Julius Caesar op 16 maart 45 v.Chr. zijn gevaarlijkste tegenstander versloeg: Gnaeus Pompeius Junior. Als u mijn Caesar-reeks volgt, bent u bent hem al tegengekomen als vlootcommandant. Caesar had in de slag bij Farsalos weliswaar Pompeius Senior verslagen, maar was vervolgens in Egypte vast komen zitten, waarop zijn republikeinse tegenstanders het verzet hadden gereorganiseerd in Tunesië en Spanje.

Het Spaanse leger was groter dan wat Caesar in het veld kon brengen en de Pompejanen hadden redenen om bloedfanatiek te zijn. Ook had Pompeius het slagveld zorgvuldig gekozen en feitelijk een val voor Caesar opgezet. De dictator zou zegevieren, maar verklaarde achteraf niet alleen te hebben gevochten voor de overwinning, maar ook om te overleven. Latere bronnen schrijven hem zelfs zelfmoordplannen toe. Munda was een enorm belangrijk gevecht.

Lees verder “Een dienstreis naar Munda”

Een dag in Córdoba

Een Turdetanische dame (Archeologisch Museum van Córdoba)

Ik ben dus in Córdoba, een van de voornaamste steden in Romeins Andalusië. En Andalusië was weer een van de voornaamste provincies van het imperium. De regio stond vol olijfbomen, langs de Guadalquivir waren pottenbakkersovens, de groengele olie ging per schip richting Rome, waar de amforen belandden op een enorme schervenberg. De olie diende als brandstof voor lampjes, als zeep en als smaakmaker in het eten van de mensen. Andalusië moet 52.000.000 liter per jaar hebben geëxporteerd. De geleerde die het allemaal heeft onderzocht, was de op deze blog al eens genoemde Heinrich Dressel.

Antieke stad

Córdoba was ouder. De naam bevat het element qrt, “stad”, wat duidt op Karthaagse aanwezigheid, maar die is archeologisch niet geïdentificeerd. Ik hoorde vandaag een andere etymologie, namelijk dat de naam is afgeleid van Fenicische koteba, “olijfpers”. Ook heb ik gelezen dat achter het woord Cordoba de naam van de stam der Turdetaniërs schuilgaat. (Ik schreef al eens over deze Iberische stam.) Ten westen van de huidige stad is inderdaad een heuvelfort gevonden van de Turdetaniërs, die ook wel worden aangeduid als de Tartessiërs. Volgens mij is dat hetzelfde woord. Ik laat het voor wat het is.

Lees verder “Een dag in Córdoba”

Een dienstreis naar Andalusië

Andalusië

Sinds november heb ik wat last van concentratieproblemen. De attente lezer van deze blog zal herkennen dat er weleens een spelfout blijft hangen. Sommige dingen gaan me sindsdien moeilijk af maar ik ben er desondanks in geslaagd mijn boek Oudheidkunde is een wetenschap af te ronden. Met vertraging, en ik ben uitgeverij Omniboek dankbaar voor het geduld dat men had. Voor mij waren de afgelopen maanden wel buffelen.

Ik vond dat ik een vakantie had verdiend en dus ben ik nu een paar dagen in Spanje. Het is overigens een werkvakantie, aangezien het reisdoel het slagveld bij Munda is, waarover ik nog zal bloggen. (Namelijk op 17 maart 2025.) Munda is de plaats van een van de belangrijkste veldslagen uit de Tweede Burgeroorlog, waarover ik, zoals u weet, een reeks heb. Ik ben echter nog nooit op de vlakte bij Munda geweest en dus lag deze bestemming voor de hand. Zeg maar een dienstreis ten dienste van de blog. Als student bezocht ik wel Mérida, Italica, Sevilla, Osuna, Écija, Córdoba en Málaga. In mijn scriptie heb ik de romanisering en de arabisering van het Iberische Schiereiland vergeleken. Maar dat moet rond 1990 zijn geweest.

Lees verder “Een dienstreis naar Andalusië”

Italië in de tweede eeuw v.Chr.

Niet Italië maar Sicilië en Tunesië voedden Rome en dus moesten er graanpakhuizen komen, zoals de Porticus Aemilia uit 174 v.Chr.

Het grootste drama in de aan grote drama’s bepaald niet arme geschiedenis van het Romeinse Rijk staat bekend als de Romeinse Revolutie: de val van de republiek en het ontstaan van het keizerrijk. Dat het proces ook destijds belangrijk werd gevonden, blijkt uit de opbouw van het geschiedwerk van Appianus. Na twaalf boeken waarin hij Romes oorlogen per regio behandelt, volgen vijf boeken over de diverse burgeroorlogen, gevolgd door vier boeken waarin onder Augustus de interne rust terugkeert. Tot slot drie boeken over de succesvolle campagnes van de keizertijd. Appianus bouwt zijn verhaal zo op dat duidelijk wordt dat Romes ergste vijand Rome was.

In het handboek van De Blois en Van der Spek waarover ik op donderdag vaak blog, Een kennismaking met de oude wereld, zijn we inmiddels aanbeland bij de oorzaak van deze problemen. Althans, zoals moderne historici die zien. In de Oudheid ontwaarde men een moreel probleem: de generaals waren alleen belust op aanzien en invloed, de soldaten waren hebzuchtig, niemand was voldoende integer. Alleen Appianus herkent dat de oorzaken niet in de individuen maar in de structuren moeten worden gezocht. Van alle geschiedschrijvers uit de Oudheid is Appianus de enige die je een historicus mag noemen in onze zin van het woord: met zijn causaliteitsbegrip was hij zijn tijd een eeuw of zestien, zeventien vooruit.

Lees verder “Italië in de tweede eeuw v.Chr.”

Caesar in het nauw

Caesar (Vaticaanse Musea, Rome)

Als ik u zeg dat het 9 november was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus dienden als consuls, en als ik dat omreken naar 26 september 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u hoe de vlag erbij hangt. U bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Belegerd worden.

Zoals we zagen in het vorige stukje had de Ptolemaïsche generaal Achillas een groot leger op de been gebracht om Caesar te isoleren in het paleis van Alexandrië. In feite gaf Achillas leiding aan een nationalistische verdediging tegen de Romeinse bezetter. Getalsmatig zag het er in deze Alexandrijnse Oorlog slecht uit voor Caesar, die beschikte over 3000 legionairs, terwijl Achillas 20.000 man op de been zou hebben gebracht. De Romein had echter een troef: koning Ptolemaios XIII en koningin Kleopatra VII waren in zijn handen. Ook Arsinoë IV en Ptolemaios XIV, de jongste zus en zoon uit het gezin van vier, lijken in het paleis gedetineerd te zijn geweest.

Lees verder “Caesar in het nauw”

Heinrich Dressel

Monte Testaccio

“Ik ben er zowat blind door geworden”: er zullen weinig oudheidkundigen zijn die zó ver zijn gegaan als Heinrich Dressel. Geboren in Rome in 1846 als zoon van een medewerker van de Pruisische diplomaat, groeide hij op in Italië. In 1868, kort voor de Italiaanse annexatie van Rome, week hij uit naar Duitsland. Eenmaal toegelaten tot de Berlijnse universiteit, studeerde hij in 1871 bij Theodor Mommsen af op de bronnen van de Epitome de Caesaribus van Aurelius Victor, waarna hij een prijs kreeg voor zijn studie naar de bronnen van de Etymologieën van Isidorus van Sevilla. Deze studie werd aanvaard als proefschrift, waarna Mommsen de achtentwintigjarige geleerde inlijfde als medewerker van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Als u dat werk niet kent: het is een complete boekenkast vol lijvige boeken, waarin alle bekende Latijnse inscripties staan.

Rome en Berlijn

In 1877 keerde hij terug naar Rome om daar verder te werken aan het Corpus. Daar werd hij in het volgende jaar benoemd tot hoogleraar. Na lange aarzeling keerde hij echter weer terug naar Berlijn, als directeur van het Pruisische penningenkabinet. Dat is volgens mij de adembenemende collectie van het Bode-museum, maar ik kan ernaast zitten. Hij verwierf de beroemde gouden penningen uit Abukir (een, twee, drie, vier).

Lees verder “Heinrich Dressel”

De tempel van Melqart in Cádiz

De nu ontdekte ruïne van de tempel van Melqart bij Cádiz middenin de foto (© Universiteit van Sevilla)

Als een krant kopt dat wetenschappers de “heilige graal” van een vakgebied hebben gevonden, weten we dat de journalist de stof oninteressant vond. Anders zou ’ie geen cliché hebben hoeven gebruiken. Als lezer laat je het ongelezen. Desondanks is dit artikel in El País is wel de moeite waard.

Onderzoekers van de Universiteit van Sevilla en het Andalusisch Instituut voor Historisch Erfgoed hebben namelijk een FenicischKarthaags-Romeins gebouw gevonden dat weleens de tempel kan zijn geweest van Melqart. Dit was een van de beroemdste gebouwen uit de oude wereld. Hannibal heeft er geofferd. Het is waar Julius Caesar in huilen uitbarstte toen hij het beeld zag van Alexander de Grote. De Romeinse magistraat had nog niets voor de eeuwigheid gedaan op de leeftijd waarop Alexander de wereld al had veroverd. Als de anekdote waar is, verraadt ze veel over Caesars ambitie.

Lees verder “De tempel van Melqart in Cádiz”