
Ik zou dolgraag een dik boek willen schrijven over de geschiedenis van de Oudheid. Zeg maar een handboek, zoals dat waarover ik op donderdag vaak schrijf, maar dan niet met het doel eerstejaarsstudenten iets bij te brengen. Ik schrijf voor het grote publiek. Dus met af en toe een sappige anekdote, met geciteerde bronnen, met museumvoorwerpen en uitleg van wat wetenschappers doen. Dat zou ik graag schrijven maar ineens realiseerde ik me dat ik het voorwerk niet heb gedaan. Ik moet eerst op een rijtje hebben waar de wetenschap momenteel eigenlijk staat. Ik wil niet dat u een verouderd beeld krijgt.
Waar we staan en wat u leest
En dus heb ik onlangs, dankzij een mecenas, in Frankrijk een eerste hoofdstuk geschreven: een overzicht van de ontwikkeling van de oudheidkunde, waarin ik enkele thema’s introduceer die verderop in het boek aan bod komen. Zo is er een beknopte geschiedenis van de hermeneutiek omdat momenteel de DNA-revolutie noopt tot andere methoden om antieke teksten te lezen. Ook is er een historisch overzicht van de archeologie om te tonen dat die oudheidkundige bloedgroep zo’n snelle ontwikkeling heeft doorgemaakt dat ze wel van de andere bloedgroepen los moest komen.
Het tweede hoofdstuk zal dan gaan over de vraag hoe de Oudheid in het nieuws komt. Anders gezegd: wat krijgt u te weten? Dat is meestal het omgekeerde van het gangbare “geen weetjes maar wetenschap”. Doorgaans is het “geen wetenschap maar weetjes”. De verslaggeving over de DNA-revolutie beperkt zich bijvoorbeeld tot nieuw ontdekte migraties. Het gaat nooit over de betekenis voor de hermeneutiek, terwijl de gezondheid van een vakgebied niet wordt afgemeten aan wat ze aan data verwerft, maar aan wat ze bijdraagt aan andere disciplines. Maar als wetenschappers en journalisten de implicatie van de revolutie nooit benoemen, hoe kan het publiek het dan begrijpen?
Geen weetjes maar wetenschap
Daarom wil ik de volgende hoofdstukken benutten om te vertellen waar het eigenlijke verhaal nu zit. Geen weetjes dus, maar wetenschap.
Drie hoofdstukken zullen gaan over datavergaring, waardoor wetenschappers vertrouwde vormen van inzicht verder kunnen aanscherpen. Daarna zullen drie hoofdstukken gaan over de wijze waarop nieuwe technieken nieuwe soorten inzicht opleveren. Hier zit de innovatie. Tot slot komen de kruisbestuivingen aan de orde. En dan een slothoofdstuk waarin ik schrijf dat het vak zich zinvol zou kunnen ontwikkelen en bijdragen kan leveren aan andere disciplines, maar dat het academisch hyperspecialisme een obstakel is voor vooruitgang.
Ja, vooruitgang. Mensen die beweren dat in de geesteswetenschappen alleen andere inzichten, geen betere inzichten bestaan, zijn nodeloos somber. Nu zijn er redenen om somber te zijn over de geesteswetenschappen, lees maar, maar deze hoort er niet bij.
Boek en lezing
Hoe het boek gaat heten, weet ik nog niet. Op het contract staat Oude wereld, nieuwe data, maar de combinatie van de woorden oud en nieuw is natuurlijk een cliché. Ik ontdekte afgelopen dinsdag dat ik het in twee blogstukjes (hier en daar) heb gebruikt en mijn maag kneep samen. Echt.
Het eerste hoofdstuk is af. Het tweede zal het laatste zijn dat ik schrijf omdat ik zo actueel mogelijke voorbeelden wil hebben. Over de rest spreek ik op zaterdagmiddag 10 september in Amsterdam. Op een boogscheut van station Zuid, in het Nicolaaslyceum. Er zijn nog wat plaatsen vrij, dus klik hier.
PS
Twee dagen eerder, op donderdagmiddag 8 september, sta ik te loeien in de Centrale Bibliotheek in Hoorn. Dat gaat over De vergeten oorlog (dus de Eerste Punische Oorlog) en over Hannibal in de Alpen (dus over bergpassen, over olifanten en over archeologen die niet weten hoe ze teksten moeten lezen). Meer informatie daar.
Geweldig nieuws, ik kijk er alvast met veel interesse naar uit!!
Dat je dolgraag een dik boek zou willen schrijven, dat is goed te begrijpen. Het is een cumulatie en verbreding van de vele blogs die je over de genoemde thema’s hebt geschreven. Dat is ook het voordeel en het nadeel, want wie zal dit boek in zijn geheel willen lezen. En wordt het zo gecomponeerd dat de hoofdstukken los van elkaar kunnen worden gelezen. Zo te zien wel. Sommige aangekondigde hoofdstukken zou ik dolgraag willen lezen, bij andere denk ik nu al dat weten we wel. Zoals je stokpaardje over superspecialisering. Over je eerste hoofdstuk vond ik een mooi citaat bij Karl Schlögel in Terror und Traum: “Einleitungen sind Eröffnungen, nicht Kurzfassungen oder Verwegnahmen dessen, was folgt.” Daar voldoet het eerste hoofdstuk wel aan, zo te zien. Maar los van enkele losse opmerkingen: veel succes met het schrijven de komende tijd.
Duidelijk verhaal.
Ik kijk met enige spanning uit naar het resultaat. Ik verwacht een consistent verhaal, met een duidelijke lijn in de opbouw. De waarde van je blogs is dat we kennis kunnen maken met de verschillende onderwerpen, de waarde van een (mooi) boek is het totaal.
Veel succes, ik neem aan dat je ons regelmatig op de hoogte zal houden van de voortgang en de datum van publicatie.
Wat ben ik blij dat je je niet aan jouw voornemen houdt van een paar boeken geleden: nl. dat je nooit meer een boek zou schrijven o.a. in verband met het verouderen van de informatie. Kom maar op met de boeken. Ik maak wel ruimte.
Dat lag iets anders. Mijn probleem was dat je een goed boek kunt maken en dat goede informatie daarna wordt weggespoeld door slechte informatie. Een voorbeeld: het goede boek van Bert Jan Lietaert Peerbolte over Paulus werd onverkoopbaar toen Fik Meijer een slecht boek publiceerde. Want de laatste kon het op TV promoten.
Het duurde even voordat ik thema’s had gevonden waar dit mechanisme zich niet voordeed. Evengoed is het nog altijd problematisch.
Yep. Want vandaag staan we ergens, maar over een paar jaar staan we weer ergens anders. Hopelijk een stuk vooruit geschoven. Maar dan blijft het natuurlijk goed om de balans op te maken. En een blog is vluchtig, een boek niet.
Kun je misschien advies vragen aan Daan Nijssen? Die heeft met Tweestromenland toch een publieksboek geschreven in de richting waar je nu naar zoekt?
Dat boek van Nijssen biedt een goed overzicht. Maar ik vond het erg opsommerig en miste een onnadrukkelijk analytisch kader voor de structuur en voor iets verder gaande conclusies.
Ik heb erg veel plezier van het boek van Nijssen. Het is een zeer helder verhaal, Ik ben slecht in Oude Geschiedenis, en begreep een en ander nu eindelijk eens. Het analytisch kader en de verder gaande conclusies heb ik dus niet gemist. Voor lieden zoals ik is een duidelijk betoog (wetenschappelijk verantwoord) en een prettige stijl meer dan genoeg.
Het zou logischer zijn als musea uitlegden waar wetenschappers staan. Die zijn ervoor om zulke dingen te delen met het publiek.
Ik denk dat Jona het ook kan, maar het is vreemd dat hij moet opknappen waar musea voor zijn.
Ik weet niet zeker of dit voor elk museum een taak is. Het is in elk geval de taak van de universiteiten, die het simpelweg niet doen.
Niet helemaal mee eens. Een museum is er om dingen te laten zien, een boek om dingen uit te leggen. Dus in de ideale wereld vullen de twee elkaar aan.
‘Methode op Maandag, dinsdag, woensdag.. altijd.’