Soms lees je een boek waarvan je denkt: dit was echt geweldig, geweldig goed. Ik heb het hier weleens gehad over The Rise of Civilization van Redman, Pirennes Mahomet et Charlemagne en Meiers Geschichte der Völkerwanderung. Boeken van oudheidkundigen die de data in de volle breedte overzien, die een synthese bieden van wat bekend is en die nieuwe richtingen aanwijzen. Zo’n boek is ook Muhammad and the Empires of Faith van de Amerikaanse arabist Sean Anthony, dat twee jaar geleden is verschenen. Het gaat over de wijze waarop de eerste generaties moslims een beeld van hun profeet vormden, een modieus onderwerp, en is tevens interessant omdat het werkelijk ingaat op de uitdagingen van de eenentwintigste-eeuwse oudheidkunde.
Ibn Ishaq over Mohammed
Eerst iets over de eigenlijke inhoud, waarvan dit natuurlijk duidelijk is: het begin van de islam hangt samen met het optreden van Mohammed. Lange tijd was het beeld dat westerse wetenschappers van de profeet hadden, in wezen identiek aan dat van de moslims, zij het ontdaan van wat wonderverhalen. Dit beeld gaat terug op het oeuvre van Ibn Ishaq, die een geschiedenis schreef die begon bij de schepping en culmineerde in het optreden van Mohammed. Onderzoekers als Patricia Crone wezen erop dat dit boek laat is gepubliceerd – ruim een eeuw na de dood van de profeet – en probeerden zelf een geschiedenis te schrijven die was gebaseerd op meer contemporaine bronnen, islamitisch of anders. Ze wezen ook op de grotere context: het antieke Arabië was geen geïsoleerd gebied maar onderdeel van een wereldsysteem.
Een vulgarisering hiervan is dat er niets te zeggen zou zijn over Mohammed. Zo zijn er onderzoekers die menen dat de islam is ontstaan uit verkeerd begrepen christelijke teksten. Alternatief: de islam is ontstaan in Perzië en onderging boeddhistische invloeden. Het probleem is hier niet alleen dat dit onderzoek ideologisch gemotiveerd is, maar ook dat het voor collegiale kritiek immuun is doordat het is geïnstitutionaliseerd in een onderzoeksschool.
Een zinniger reactie focust op Ibn Ishaq. Er zijn namelijk ook andere oude auteurs die over Mohammed hebben geschreven – zie deze blog – en door vergelijking daarmee kunnen we beter begrijpen hoe Ibn Ishaq zijn stof bewerkte. Hierbij helpt het dat we in de vorm van de Koran, munten, het zogeheten Umma-document en inscripties beschikken over primaire bronnen. Ook helpt het dat we de productie van Ibn Ishaq en zijn collega’s kunnen vergelijken met die van hun niet-Arabische tijdgenoten.
Abbasidische vertekeningen
Ibn Ishaq was geen historicus maar een religieuze biograaf. Bovendien iemand die leefde in de tijd dat de dynastie van de Umayyaden werd uitgemoord door de Abbasieden. Hij zat in het centrum van een zegevierend revolutionair regime. Anthony toont dat het Abbasidische hof nogal wat sporen heeft nagelaten in Ibn Ishaqs boek. Zo moest worden gelegitimeerd dat er zoiets hoorde te bestaan als islamitisch leiderschap (lees: het kalifaat). Ook de nadruk op Mohammed als veldheer zegt iets over Abbasidische preoccupaties.
Een ander probleem is dat Ibn Ishaq nogal gretig documenten citeert. Soms gaat dat goed, zoals bij het Umma-document, terwijl het aanhalen van christelijke bronnen zelfs duidt op een prijzenswaardige onbevangenheid. Zijn tijdgenoten bekritiseerden Ibn Ishaq echter ook voor de kritiekloosheid waarmee hij informanten geloofde die hem oude Arabische poëzie konden leveren van mensen waarvan bekend was dat ze nooit een gedicht hadden geschreven. Alle reden dus om verder te kijken dan Ibn Ishaq.
Anthony beschrijft hoe al vóór de Abbasidische tijd het Laat-Umayyadische hof invloed uitoefende op Ibn Ishaqs leermeester Al-Zuhri. Diens schets van het leven van de profeet valt te reconstrueren en komt op veel punten overeen met wat Ibn Ishaq schrijft. Nog een laag dieper zijn enkele brieven van Urwah ibn al-Zubayr. We kunnen dus veel dieper kijken dan Ibn Ishaq.
De vroege Mohammed
Hoewel het beeld op hoofdlijnen niet verandert, zijn er intrigerende constateringen. Zo wordt Mohammed in de oudste tradities niet getypeerd als koopman maar als herder. Dat hij koopman zou zijn geweest, zoals we vaak lezen, is een betrekkelijk late toevoeging aan de anekdotes. Intrigerend genoeg is dit idee wél te vinden in de vroegste christelijke bronnen en is het groot gemaakt door Ibn Ishaq. Dit wil niet zeggen dat het traditionele verhaal over Mohammed als koopman een christelijk verzinsel is dat moslims hebben overgenomen; het wil zeggen dat er diverse tradities waren over Mohammeds jeugd en dat christelijke auteurs er een kenden. Wat waarheid is, is niet te achterhalen.
Op soortgelijke wijze toont Anthony dat er naast het standaardverhaal over een eenmalige roeping door de engel Djibriël ook verhalen waren waarin Mohammed langzamer uitgroeide tot het profeetschap. Simpel samengevat: er circuleerden veel meer verhalen en Ibn Ishaq selecteerde. Net als zijn voorgangers. Het Umayyadische en het Abbasidische hof hadden daarbij aanzienlijke invloed en het is nuttig om dieper te graven.
Reizende verhalen
Zoals gezegd is Muhammad and the Empires of Faith niet alleen boeiend omdat het gaat over een modieus onderwerp, maar ook omdat het werkelijk ingaat op de uitdagingen van de eenentwintigste-eeuwse oudheidkunde. We weten al heel lang dat dezelfde verhalen soms op grote afstand van elkaar kunnen opduiken, zoals de eilandgrote vis die zowel Sindbad de Zeeman als Sint-Brandaan tegenkomen, of de Zevenslapers die in recordtempo bekend werden van Gallië tot Sogdië. Lange tijd is gezocht naar verklaringen voor deze verspreiding, maar het isotoop- en DNA-onderzoek maakte duidelijk dat dit alleen maar te verwachten was. Immers, waar mensen massaal migreren – en die conclusie lijkt sinds pakweg 2015 wel zeker te zijn – migreren ook ideeën en verhalen.
De DNA-revolutie gaat vanzelfsprekend niet over het inzicht dat mensen migreerden. We spreken immers pas van een wetenschappelijke revolutie als de wetenschap zélf verandert en dat is wat we nu meemaken: de crux van de DNA-revolutie is dat ze een hermeneutische revolutie is. We moeten heel anders gaan kijken naar tekstinterpretatie en de netten veel wijder werpen dan tot tien jaar geleden gebruikelijk was. Er zullen nieuwe criteria gevonden moeten worden om zinnige en onzinnige parallellen en contexten te scheiden. In een prachtig slothoofdstuk gaat Anthony in op een parallel tussen het bekeringsverhaal van Mohammed, dat frappante overeenkomsten heeft met wat Beda de Eerbiedwaardige vertelt over de roeping van de Angelsaksische dichter Caedmon.
We moeten hier een Latijnse tekst, geschreven door Beda, interpreteren aan de hand van Arabische teksten. Anthony stelt daarover een reeks goede vragen. Hoe verhuisden verhalen? Welke mensen gaven ze door? Was een religieuze grens wel zo onneembaar? De antwoorden op die vragen zijn zo makkelijk niet te geven, wat ook niet te verwachten viel in tijden van een wetenschappelijke revolutie. Anthony stelt de vragen echter duidelijker dan ik tot nu toe ergens ben tegengekomen. Alleen al om die reden is Muhammad and the Empires of Faith driedubbel aanbevolen.
Interessant maar wat snel geschreven met wat herhalingen en in het laatste tekstblok is het gedeelte na de tweede komma weggevallen. Maar we kunnen wel raden wat daar zou moeten staan.
Als ik het goed begrijp staat het standaardverhaal over Mohammed in hoofdlijnen stevig overeind maar kan het hier en daar wat genuanceerd worden.
Niet te snel geschreven maar in een gehorige Tunesische hotelkamer. Ik heb het verbeterd.
Een academische kwaliteitstest: hoeveel citaten van het boek geeft Google Scholar. Er zijn 31 verwijzingen. Dat lijkt misschien niet veel, maar het boek is slechts twee oud en de impact van een publicatie wordt pas goed zichtbaar na, laten we zeggen, vijf tot tien jaar. Het ziet er dus goed uit met dit boek.
Het Umma-document is de Constitutie van Medina?
Henk Singor heeft zich ook op de vroege Islam gestort https://www.athenaeum.nl/leesfragmenten/2022/constantinopel-en-de-eerste-jihad-633-718
De publicaties van Marccel Huldpas hieromtrent worden niet vermeld in de literatuurlijst.
Het Vierde Beest/In the Shadow of the Sword van Tom Holland ook niet.
Toch krijgt men een soortgelijk verhaal (niet zo wild speculerend als Holland) bij de eerste indruk.
Hartelijk dank voor uw enthousiaste en tot lezen van het boek aansporende bespreking.