
Het alfabet is een democratischer schrift dan de hiëroglyfen, het spijkerschrift of lettergrepensystemen als het Lineair-B. Twee dozijn alfabettekens uit het hoofd leren en presto, je kunt lezen en schrijven. Toen het alfabet eenmaal de oudere schriftsoorten had vervangen, varieerde de mate van geletterdheid in de oude wereld tussen de 10% in de meeste streken en de 35% in een democratische stadstaat als Athene. Voor Judea, met zijn boekengodsdienst, is een vergelijkbaar percentage genoemd: tweederde van de volwassen mannen. Wie in een antiek dorp kwam, kon altijd wel iemand vinden die kon lezen en schrijven.
Face to face
De vraag naar analfabetisme is dan ook verkeerd gesteld. De feitelijke vraag is hoe de informatie circuleerde. Ook mensen die konden lezen en schrijven, vernamen de meeste informatie mondeling. De antieke samenleving was een face-to-face society. Daardoor is de meeste informatie, ook in Athene en Judea, voor ons voorgoed ontoegankelijk. We hebben alleen toegang tot de geschreven teksten – zij vormen eilanden in een zee van mondeling overgeleverde verhalen, ideeën en tradities. Het ongeschrevene is lastiger te kennen, maar vergelijkingen met andere voorindustriële samenlevingen hebben oudheidkundigen wel geholpen te begrijpen hoe informatie circuleerde in de oude wereld. Er is veel geschreven over wat mondelinge literatuur heet. (Ik ervaar de term als een oxymoron.)
Een van de grondleggers van deze kijk op informatie was de Pruisische diplomaat Johann Georg von Hahn, die er in 1876 in zijn postuum gepubliceerde Sagwissenschaftliche Studien op wees dat de Griekse heldenverhalen allerlei parallellen hadden met de sagen en heldenliederen in andere Indo-Europese talen.
Plots, motieven en structuur
Verhalen hebben steeds dezelfde plot. In drakendoderssagen wordt de held altijd op een bijzondere manier verwekt en geboren, wordt zijn jeugd bedreigd, toont hij als jongeling al opmerkelijke kwaliteiten, verwerft hij een speciaal wapen, verslaat hij een draak, verwerft hij een schat en een bruid, en komt hij uiteindelijk op een bijzondere manier aan zijn einde. Ik blogde er al eens over.
Sommige motieven komen steeds terug. Het verhaal van Ploutarchos over de dood van de grote god Pan heeft parallellen in een half dozijn andere culturen. De mand die Sargon van Akkad over de Eufraat voerde, droeg Mozes over de Nijl, transporteerde Romulus en Remus over de Tiber en zette ook nog eens een baby af aan de Kinderdijk. De eilandvormige vis van de Ierse heilige Brendan veroorzaakte ook problemen voor Sinbad de Zeeman. De kloof op het Forum Romanum waarin Marcus Curtius sprong, lag ook bij het paleis van koning Midas. Het motief van goden die de aarde bezoeken voorafgaand aan de vernietiging van een zondige stad is niet alleen de achtergrond van het bijbelverhaal over Sodom en Gomorra, maar ook van Ovidius’ verhaal over Filemon en Baukis. En de Veluwse sage over het Solse Gat.
Ook bepaalde structuurelementen komen steeds terug. Wanneer we bijvoorbeeld lezen dat de Atheense leider Peisistratos tweemaal een staatsgreep probeerde en de derde keer slaagde, moeten we erkennen dat “derde keer geluk” een standaardmotief is. Natuurlijk is de alleenheerschappij van Peisistratos een historisch feit, maar de twee eerdere mislukkingen zijn verdacht. Iets dergelijks geldt voor scènes, zoals herkenningen tussen mensen die elkaar uit het oog zijn verloren.
Zinnen, locaties en chunks
Dan zijn er nog bepaalde stereotype zinswendingen, zoals “en ze leefden nog lang en gelukkig”, en zelfs bepaalde locaties. Als de Griekse onderzoeker Herodotos de Medische residentie Ekbatana beschrijft als een stad met zeven muren, is dat een typisch sprookjesmotief, dat een parallel heeft in de Middelnederlandse Walewein.
Een andere weggever dat we in een geschreven tekst te maken hebben met een mondelinge traditie is de herkenbaarheid van zogeheten chunks. Een zinnetje als “Ziet, de leliën des velds, hoe ze bloeien” is een drietrapsraket van informatie, waarin eerst de aandacht wordt gevraagd, dan wordt aangegeven waarvoor de aandacht is vereist en tot slot wordt aangegeven wat er dan te zien is. Typische spreektaal, die taalkundigen prima kunnen documenteren.
Belang
Tot slot: ontleningen kunnen heel ver gaan. Het Babylonische scheppingsverhaal Enuma Elisj lijkt de filosofie van Thales te hebben beïnvloed, terwijl oosterse wortels zijn gesuggereerd voor de Olympische Spelen. Er moet een ware oceaan van mondelinge informatie zijn geweest.
In feite zijn onze geschreven bronnen dus atypisch voor de mondelinge literatuur die destijds circuleerde. Ze vormen hooguit een aanwijzing voor wat ooit bekend is geweest. We moeten dus altijd kritisch blijven: onze geschreven teksten zijn niet representatief voor de informatie die er ooit was, juist omdat het geschreven teksten zijn.
[In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) probeer ik uit te leggen waarom de oudheidkundige wetenschappen wetenschappen zijn. De stukjes verschijnen niet elke maandag en ook niet uitsluitend op maandag, maar de reeks heet nou eenmaal zo.]
“Twee dozijn alfabettekens uit het hoofd leren en presto, je kunt lezen en schrijven.”
Volgens mij moet jij eens een bezoekje brengen aan
https://taalhuisamsterdam.nl
Voor zover ik weet kunnen ze in Zuid-Korea en Japan vrij aardig lezen en schrijven.
“Ik ervaar de term als een oxymoron”
Ik ook, maar dat zegt meer over de tekortkomingen van ons taalgebruik dan over de verschijnselen die we er mee willen aanduiden.
Dit allemaal doet uiteraard niets af aan de rest van je stukje.
Er zijn ongeveer 6000 Japanse karakters. Op school moeten de kinderen er ongeveer 2000 leren. Daar is zoveel tijd voor nodig dat ze haast geen Engels leren. Elk karakter is een lettergreep, zoals Yu, Ya, Ye, Yi, etc. Losse letters zijn uiteraard veel efficiënter te gebruiken, je hoeft ook veel minder te onthouden vergeleken met Japans.
Het laatste nummer van Onze Taal was een themanummer gewijd aan de Japanse taal. Ik heb daaruit geleerd dat er in het Japans drie schriftsystemen zijn: twee redelijk overzichtelijke om resp Japanse en vreemde woorden op te schrijven, en het Kanji-schrift dat aardig lijkt op Chinese karakters, en dat heel ingewikkeld maar toch gewenst is.. Dat alles is zo gecompliceerd dat Japanse kinderen pas voldoende leesvaardig zijn op hun 15e. Nee dan het Fins: een 1-1 correspondentie tussen gesproken en geschreven taal, zoals die bijna nergens ter wereld voorkomt, en het leren spellen is een fluitje van een cent.
Hé grappig. Ook het Hongaars is een fonetische taal, dus ook daar geldt dat als je een woord ziet, de uitspraak vastligt. Zou dat eigen zijn aan de Fins-Oegrische talen?
Dat is in b.v. het Spaans en het Grieks ook zo, als je een woord ziet dan ligt de uitspraak vast (behoudens regionale verschillen). Maar het Fins heeft ook het omgekeerde: als je een woord hoort dan ligt de spelling vast. Het Spaans komt een heel eind in die richting, maar het Grieks niet. Het Fins wel, en dat scheelt een heleboel onderwijstijd, die b.v. in Nederland nodig is om onze rampzalige spelling onder de knie te krijgen. Geen wonder dat sommige Nederlandse kinderen dat ook op hun 15e nog niet voor elkaar hebben
En dan te bedenken dat sommige Nederlandse kinderen op hun 15e nog onvoldoende leesvaardig zijn…
In iedere taal vinden klankverschuivingen en andere veranderingen plaats. Er moeten dus haast wel periodes zijn dat ook in het Fins uitspraak en spelling niet samenvallen. Hoe wordt dat dan opgelost?
Of mondelinge contacten rijk zijn aan informatie is maar de vraag. Wat mnensen vroeger alleen zeiden, schrijven ze tegenwoordig op de zgn sociale media op. De informatiedichtheid van die uitingen is gering en wordt vaak overtroffen door de desinformatie. Er is redelijk wat onderzoek gedaan naar waar mensen zoal over praten en twee onderwerpen springen eruit: IK(en mijn opvattingen zoals b.v. bondscoach) en het gepraat over iemand die er niet bij is, roddel. Dat zal in de oudheid – en in de paar honderdduizend jaar daarvoor – niet anders geweest zijn.
“Het alfabet is een democratischer schrift dan de hiëroglyfen, het spijkerschrift of lettergrepensystemen als het Lineair-B”
Sterker nog, het alfabet heeft meer reikwijdte (universaliteit) dan bijvoorbeeld hiërogliefen. Het heeft alle mogelijke woorden impliciet in het systeem, terwijl dat bij pictogrammen niet het geval is.
Pingback: Blog Jona Lendering: Mondelinge literatuur | ensafh