Paulus, Gallio en Sostenes

Menora’s (Archeologisch museum van Korinthe)

Paulus zijnde Paulus, werkte hij zich ook in Korinthe in de nesten. Eerst probeerde hij de joden die daar naar de synagoge kwamen, ervan te overtuigen dat Jezus de messias was, maar de doelgroep was niet bepaald overtuigd. Daarom richtte Paulus zich tot de niet-joodse bewoners van Korinthe, die hij toesprak in het huis naast de synagoge. Dat was natuurlijk vragen om moeilijkheden. En jawel.

Paulus bij Gallio

De joden keerden zich gezamenlijk tegen Paulus en daagden hem voor het gerecht. Ze namen hem mee naar Gallio en zeiden: “Deze man haalt de mensen over om God te vereren op een wijze die in strijd is met de wet.” (Handelingen 18.13; NBV21)

Interessante vraag: wiens wet? Het feit dat ze naar gouverneur Lucius Junius Gallio Annaeanus stapten, suggereert dat het ging om een overtreding van een Romeinse rechtsregel. Ik zou niet weten welke dat kan zijn geweest. In elk geval meende Gallio – overigens de broer van Seneca – dat het een intern joodse aangelegenheid was.

Nog voordat Paulus daarop kon reageren, zei Gallio tegen de joden: “Als er sprake was van een misdrijf of een ernstige vorm van wangedrag, zou ik uw aanklacht uiteraard ontvankelijk hebben verklaard, maar aangezien het een geschil betreft over woorden en namen en uw eigen wet, moet u zelf maar zien wat u doet; over die zaken wil ik geen recht spreken.” En hij liet hen uit de rechtszaal verwijderen. (Handelingen 18.14-15)

De gouverneur meende dus dat er geen grond was voor vervolging, en weigerde de zaak in behandeling te nemen. Dit is interessant, want de joodse bewoners van Korinthe zullen de verkondiging vanuit een huis naast de synagoge niet helemáál zonder reden hebben ervaren als provocatie. Wellicht zouden de aanklagers meer succes hebben gehad als ze Paulus hadden beticht van ordeverstoring, iets wat Romeinse bestuurders heel serieus namen. Zeker omdat de apostel een gekruisigde oproerkraaier vereerde.

Sostenes

Kortom, een interessante anekdote, die toont dat de eerste christenen niet altijd bang hoefden zijn voor de Romeinse autoriteiten. Het muisje kreeg nog een staartje:

Toen grepen de omstanders met zijn allen Sostenes vast, een leider van de synagoge, en ranselden hem voor het gerechtsgebouw af. Gallio trok zich van dit alles echter niets aan. (Handelingen 18.16)

Waren de omstanders Paulus’ bekeerlingen en vergrepen ze zich aan een van de aanklagers? Het is denkbaar. Maar we lezen ook over een andere synagoge-leider, Crispus, die met Paulus sympathiseerde en het is niet ondenkbaar dat ook Sostenes zich aan Paulus’ zijde had geschaard. Kreeg hij nu van joodse zijde de klappen die voor Paulus waren bedoeld? Ook dat is denkbaar.

Om het helemaal raadselachtig te maken: de eerste brief aan de Korintiërs is, blijkens de openingsregel, mede door een Sostenes verstuurd. Was dat deze Sostenes? We weten het allemaal niet.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deel dit:

20 gedachtes over “Paulus, Gallio en Sostenes

  1. Huibert Schijf

    Nu we het toch over het Christendom hebben. Peter Heather heeft een boek geschreven getiteld: Christendom: The Triumph of a Religion. Uitgangspunt is dat de opkomst van het Christendom niet onvermijdelijk was en hij bespreekt momenten dat het had kunnen ‘verliezen’. Positief besproken in de Culturele bijlage van de Financial Times afgelopen zaterdag. Dik, maar redelijk betaalbaar bij Allen Lane.

  2. Dirk Zwysen

    De reactie van Gallup doet denken aan die van Pilatus in het proces tegen Jezus. Beide schetsen een beeld van een redelijke Romein die zich niet wil inlaten met discussies onder opgehitste joden.
    Is de schrijver vriendelijk voor Gallio omdat hij Seneca’s broer was? Dan zou het tweede fragment geïnterpreteerd kunnen worden als Gallio die de christelijke knokploeg laat begaan. Of is de christelijke liefde voor Seneca van latere datum?

  3. Roger Rymen

    Is het niet zo dat diezelfde Paulus in zijn tweede brief aan diezelfde Korintiërs helemaal niet zo vriendelijk is tegenover de vrouwelijke helft van die Korintiërs?

    1. Volgens mij bedoel je de eerste brief, waar staat: ‘Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals het in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.’ (14:34-35)

      Dat is echter een betwiste passage, waarvan veel deskundigen hebben vermoed dat het een latere interpolatie is – mogelijk met de bedoeling om de actieve rol van vrouwen in de vroegste Jezusbeweging, die botste met de heersende normen van de tijd, in te perken. Een argument voor die interpretatie is dat Paulus eerder in dezelfde brief schrijft dat vrouwen moeten zorgen dat hun hoofd bedekt is als ze in de samenkomst hun mond opendoen om te bidden of te profeteren. Waarom zou hij ze dat op het hart drukken als ze sowieso geen kik mochten geven?

      Als je de brieven leest zie je trouwens ook dat het halverwege de eerste eeuw voor Paulus vanzelfsprekend was dat vrouwen religieuze sleutelfuncties vervulden en dat ze net als hij rondreisden als apostelen. Veel wijst erop dat vrouwen pas zo’n vijftig jaar later uit zulke functies werden uitgesloten en tot zwijgen werden gebracht. Onderzoekers relateren dat aan het besef bij de vroege christenen dat Jezus’ terugkomst nog best lang kon duren en dat het verstandig was om zich ondertussen aan te passen aan geldende patriarchale normen en waarden.

  4. Ben Spaans

    Het is maar zeer de vraag of de auteur van Handelingen of zijn eventuele bronnen überhaupt wisten wie ‘Gallio’ precies was.

  5. Willem Visser

    Ik denk Ben, dat ‘Lucas’ heel goed wist wie Gallio was. In mijn artikel ‘Paulus versus Petrus’ schrijf ik daar het volgende over:

    “De rechter in bovengenoemde zaak, Gallio, was overigens de broer van de bekende filosoof Seneca. Heeft de persoonlijke voorkeur van Gallio een rol gespeeld in zijn rechterlijke uitspraak en het niet reageren op de mishandeling van Sostenes? Hoe het ook zij; de geloofsleer die Paulus predikt sluit blijkbaar meer aan bij het Griekse polytheïsme dan bij het Joodse monotheïsme. En als gevolg hiervan kiezen de Griekse inwoners de kant van Paulus, die daarna nog geruime tijd in Korinte zal doorbrengen zonder dat hij wordt lastiggevallen (Hand.18:18). Voor het eerst in zijn carrière als Evangelist wordt Paulus niet ergens weggejaagd of gestenigd! En hoe dat komt zit zo:

    Door de bekering van Dionysius en de tolerante houding van Gallio, en niet te vergeten; door het vertrek van Paulus uit de Synagoge (Hand.18:7) dat drempel verlagend werkt voor de ‘gewone’ Griek, wordt langzaam maar zeker het Paulinisch Christendom met de mensgod Jezus geaccepteerd door de Grieks Hellenistische samenleving. Zo rond het jaar 55 zal Paulus aan de Korintiërs schrijven dat het ‘Christus is die door hem wordt aangeroepen’ (1Kor.1:2), en dat het ‘Christus is die hem kracht schenkt’ (2Kor.12:10). Daarna zal het nog maar enkele jaren duren alvorens men de mensgod Jezus massaal gaat aanbidden; maar dan wel buiten Israël, want in Jeruzalem, bij de broeders ‘van het eerste uur’ krijgt Paulus geen poot aan de grond, zoals we verderop zullen lezen…”

    1. Ben Spaans

      Als dit echt zo zou zijn, moet men zich gaan afvragen wat er nog fout had kunnen gaan voor her ‘christendom’.
      Onverschilligheid van een bestuurder, dat lijkt me het hoogste wat er in te zien valt.
      En de dat de Romeinse overheid door een (hele) vroege christelijke auteur weer eens uit de wind gehouden wordt is ook een mogelijkheid die zeker overwogen moet worden, waar Dirk al op wees.

      1. Willem Visser

        Ook het onderstaande uit mijn artikel bevestigd wat Dirk en jij hierover opmerkten:

        “Hand.19:23 Omstreeks die tijd ontstond er grote opschudding (in Efeze) naar aanleiding van de Weg. Dat kwam door een zekere Demetrius, een zilversmid die Artemistempeltjes vervaardigde en zo zijn ambachtslieden een ruim inkomen verschafte.

        Demetrius ziet zijn broodwinning – en die van anderen – bedreigd worden door de enorm groeiende groep Paulinische Christenen in heel Asia. De tempel van Artemis was één van de zeven wereldwonderen en trok zeer veel bezoekers, ook uit andere landen. Door de vele bekeerlingen die Paulus maakt dalen de verkoopcijfers van Artemis souvenirtjes met een grote volksopstand tot gevolg.

        Hieruit blijkt dat de meeste bekeerlingen heidense Grieken zijn geweest, want Joden, proselieten en godvrezenden zullen niet tot de doelgroep en kopers van Demetrius met zijn heidense tempeltjes hebben behoort.

        Een Joodse man, genaamd Alexander, wil daarop de aanwezigen toespreken en hen duidelijk maken dat de Joodse gemeenschap met deze nieuwe religie niets te maken heeft, maar een spreekkoor van talloze boze burgers verhindert dat (Hand.19:33). Je leest hier dat de Joden zich nadrukkelijk distantiëren van het Paulinisch Christendom, en het is ‘Uiteindelijk de stadssecretaris die de menigte tot bedaren weet te brengen’ (Hand.19:35).

        Vervolgens zegt de stadssecretaris tegen de zilversmid Demetrius: ‘De mannen die u hierheen hebt gebracht (de reisgenoten van Paulus), zijn geen tempelschenders en belasteren evenmin onze godin’.
        Paulus krijgt hier van de stadssecretaris en ‘enkele hoge functionarissen die hem vriendelijk gezind zijn’ (Hand.19:30), het groene licht om door te gaan met het verspreiden van het nieuwe geloof. … “

        1. Ben Spaans

          Die enorm groeiende groep christenen…hoe dit ook verder ook zij,
          de tempel van Artemis in Efeze is tot in ieder geval ver in de tweede eeuw n. Chr. een belangrijk cultuscentrum gebleven.

          1. Willem Visser

            Hoe je het ook bekijkt en wat je er ook van vindt, achteraf blijkt de constatering van Lucas over ‘die groeiende groep Christenen’ juist te zijn.

            1. Ben Spaans

              Betwijfelt iemand dat dan echt?
              Er is wel gegronde twijfel of je de suggesties die in bv. Handelingen daarover worden gedaan wel zomaar moet volgen. De consequentie zou b.v. zijn dat tegen zeg 66 n. Chr. wel een derde van de bevolking van Jeruzalem uit ‘christenen’ danwel ‘Jezusvolgers’ zou hebben bestaan. Zou het?

              1. Willem Visser

                In mijn artikel ga ik uitgebreid in op de ‘eerste kerkscheuring’ en dat de Hebreeuwse volgelingen van Jezus absoluut niet verward mogen worden met de Hellenistische volgelingen van Stephanus en Paulus.

    1. Willem Visser

      Het hele artikel ‘Paulus versus Petrus’ (een long-reader) kan je downloaden op Facebook Tanachiem.

      1. Ben Spaans

        Zelfs met zo’n indeling is het onwaarschijnlijk dat ‘Jezus-volgers’ zo’n groot deel van van de Joodse bevolking zouden hebben uitgemaakt.

        1. Willem Visser

          Ik weet niet of Lucas overdrijft, maar hij schrijft hierover het volgende:

          “In Hand.2:9 lezen we dat er Joden en proselieten uit vijftien verschillende landen op het Pinksterfeest aanwezig zijn, en dat het ‘aantal volgelingen zich uitbreidde met ongeveer drieduizend’ (Hand.2:41) [mogelijk gaat het hier om een theologisch getal, zie Ex.32:28]. ”

          En verderop schrijft hij:

          “Hand.21:17 Bij onze aankomst in Jeruzalem ontvingen de gelovigen ons gastvrij. De volgende dag ging Paulus met ons naar Jacobus, bij wie alle oudsten waren samengekomen…

          Als Paulus vervolgens verteld wat ‘God door Zijn verkondigingswerk onder de heidenen tot stand heeft gebracht’ (Hand.21:19), wordt God door alle aanwezigen verheerlijkt. Maar ook de gemeente in Jeruzalem heeft wat te melden:
          Hand.21:20 Je hebt kunnen zien, broeder, dat ook vele duizenden Joden het geloof hebben aanvaard, en allen leven vol overtuiging volgens de Wet [dat is volgens de Thora].

          Tienduizenden Joden (muriades, staat er in het Grieks, een ontelbaar aantal) leven volgens de Wet, wordt aan Paulus met gepaste trots meegedeeld…”

          1. Ben Spaans

            Ik ben sceptisch geworden over Handelingen als historische bron. Sorry.
            Die ‘Eerste Pinksterdag’ b.v. lijkt te mooi om waar te zijn.
            De toespraak van Petrus lijkt in ieder geval een hem in de mond gelegde latere constructie.

            1. Willem Visser

              De geschriften van Lucas staan bol van midrasjiem; je kan (en mag) hem ook geen geschiedschrijver noemen in de eigenlijke zin van het woord. Wel maakt hij in zijn midrasjiem – net als de rabbijnen – gebruik van historische gegevens.

              Wat is er (of zou er) bijvoorbeeld gebeurd zijn met al die Thora getrouwe volgelingen van rabbi Jezus (Hand. 21:20) na de verwoesting van de tempel? Heeft een deel van hen zich aangesloten bij de rabbijnse school van Jochanan ben Zakkai in Javne? Ik schrijf daar het volgende over in mijn artikel:

              “Rabbi Jochanan was echter wel sceptisch over de komst van de Messias. Hij leerde zijn studenten het volgende: “Als je een loot in je hand houdt en men zegt ‘kijk, daar is de Messias’, plant dan eerst je boom [laat hem volgroeien] en begroet hem pas daarna.”
              Maar ondanks deze sceptische houding van Jochanan zou het geloof in ‘de komst van de Messias’ een belangrijk onderdeel gaan worden van het Rabbijns Jodendom. En het is goed denkbaar dat de Hebreeuwse volgelingen van rabbi Jezus uit Jeruzalem daar een belangrijke rol bij hebben gespeeld!”

              1. Ben Spaans

                Mocht dat zo zijn, ze zijn hun doel dan wel voorbijgeschoten.
                Jezus was voor het latere jodendom de Messias zeker niet meer.

                Het ijzige commentaar van mijn Catchesatiedominee, tweede helft jaren tachtig –
                ‘Dan kunnen ze (de Joden, B.S.) ze lang wachten, want die (de Messias B.S ) komt niet meer.’

  6. Willem Visser

    In het ‘latere jodendom’ is de Messias verwachting inderdaad losgekoppeld van de persoon Jezus; die was immers uitgegroeid tot de god/God van de christenen.
    Maar de Messias verwachting werd wel een factor van belang bij de rabbijnen terwijl ze dat eerst niet of nauwelijks was.
    Denk hierbij aan bijvoorbeeld rabbi Akiva, de Rosj la-Chachamiem (Hoofd van alle Geleerden), hij dacht dat Bar Kochba de verwachtte Messias was.

Reacties zijn gesloten.