Het Pre-Grieks

“Saura”, “hagedis”, is een Pre-Grieks woord.

[Vandaag een gastbijdrage van Gert M. Knepper over de voor-Indo-Europese taal in Griekenland.]

Wat vooraf ging

Omstreeks 2000 v.Chr. moeten Griekssprekende mensen vanuit het noorden het gebied van het huidige Griekenland zijn binnengetrokken. Daar valt natuurlijk veel over te vertellen (hoe kun je bijvoorbeeld je uit archeologische vondsten afleiden wat voor taal de dragers van de betreffende cultuur spraken?) – maar dat valt buiten het onderwerp van vandaag. Waar het nu om gaat is dat we die Griekssprekende mensen voor het gemak ‘Proto-Grieken’, d.w.z. ‘eerste Grieken’ noemen, en hun taal ‘Proto-Grieks’.

Dat Proto-Grieks had zich ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europees, een taal (en allengs een verzameling dialecten) die in het vierde en derde millennium v.Chr. gesproken moet zijn in het Pontisch-Kaspische steppegebied van Oekraïne en Zuid-Rusland. Na hun aankomst in Griekenland hebben de Proto-Grieken zich in de daaropvolgende eeuwen verspreid over Griekenland en de kust van Klein-Azië. Ten gevolge van die verspreiding viel het Proto-Grieks in dialecten uiteen.

Lees verder “Het Pre-Grieks”

De Indo-Europese migraties

Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)

Zoals ik gisteren vertelde, is de vraag waarom de Indo-Europese talen op elkaar lijken, in een kwaad licht komen staan doordat de nationaalsocialisten zich meester maakten van de hypothese dat de veronderstelde Urheimat, waar de Indo-Europeanen hadden gewoond voor ze naar alle windstreken waren gemigreerd, had gelegen op de Noordduitse Laagvlakte. In de nationaalsocialistische interpretatie waren de oerbewoners van dat gebied (de “Ariërs”) autochtoon, onvermengd met migranten die bij hen waren komen wonen, raszuiver en daardoor in allerlei opzichten briljant.

Er was een tweede reden waarom het onderzoek stokte. Weliswaar betwijfelde niemand dat de Indo-Europese talen op elkaar leken doordat ze afstamden van één oertaal, maar men had domweg onvoldoende gegevens om daarover werkelijk uitspraken te doen. Zoals we zagen, probeerde men eerst aan de hand van de gedeelde woordenschat enkele aspecten van het thuisland te reconstrueren – er waren bepaalde dieren en gewassen geweest, men had de ploeg gekend en men had er met karren gereden – en was zo’n reconstructie in principe archeologisch toetsbaar.

Lees verder “De Indo-Europese migraties”

NWA: Migratie

Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)
Stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna). Het gebruik om dit soort steles op te richten werd door de voorouders van de Italische en Keltische volken vanuit Oekraine naar zuidelijk Europa meegenomen. Daardoor vormen zulke steles een aanwijzing voor migratie.

De komende tijd presenteer ik hier op onregelmatige momenten een reeks over de vragen van de Nationale Wetenschapsagenda (hierna: NWA). Ik zeg erbij dat ik het over die vragen zal hebben, want de antwoorden ken ik niet. Het zijn niet zonder reden vragen aan de wetenschap. Ze gaan over de fronten van onze kennis, over datgene wat vooraf gaat aan de publieksstukjes die ik doorgaans schrijf. Ik kan er echter wel iets over vertellen.

Ik ben niet de enige die de vragenlijst langs gaat. Klaas Pieter Hart deed het met wiskunde (daar) en Marc van Oostendorp heeft inmiddels de vragen behandeld die over taalkunde gaan (hier).

Lees verder “NWA: Migratie”