De genezing van een blinde (2)

Blinde bedelaar (Museumpark Orientalis)

Het zojuist geciteerde verhaal van de blinde in Jericho bevat een aantal opmerkelijke details. Om te beginnen is er het simpele feit dat Marcus de blinde identificeert. In de vier evangeliën zijn degenen die door Jezus worden genezen zonder uitzondering anoniem, met twee uitzonderingen: Lazarus, van wie je je kunt afvragen of het gaat om een genezing, en Bartimeüs zoon van Timeüs.

Overigens is “Bartimeüs” gewoon Aramees voor “zoon van Timeüs”. (Vergelijk de eveneens Aramees-Griekse naam Bartolemeüs, “zoon van Ptolemaios”.) Misschien verklaart deze dubbele informatie waarom Matteüs het aantal blinden verdubbelt, al kunnen daar ook andere en meer plausibelere verklaringen voor bestaan.

Veel belangrijker is het gebruik van “zoon van David”. Die messiaanse titel kennen we eigenlijk niet uit de wonderverhalen en dat is logisch, want genezingen behoren niet tot de profielschets van de messias. Het is vermoedelijk dan ook niet messiaans bedoeld. We kennen namelijk een zoon van koning David van wie men aan het begin van de jaartelling vertelde dat hij in staat was kwade geesten uit te drijven: koning Salomo.

Het lijkt erop dat we hier te maken hebben met een anekdote uit een vroege periode, voordat de identificatie van Jezus als messias, Mensenzoon en zoon van God helemaal was uitgekristalliseerd. Ook het gebruik van Aramese woorden (Bartimeüs, rabboeni) zou daarop kunnen duiden.

Betsaïda

Ik noem nog even dat er meer verhalen zijn over door Jezus genezen blinden: Marcus 8.22-26 documenteert een soortgelijke genezing in Betsaïda.

Er werd een blinde bij hem gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: “Ziet u iets?”

Hij begon weer te zien en zei: “Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.”

Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder. Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: “Ga het dorp niet in!”

Dat van die bomen, dat vind ik een mooi detail. Behandeling met speeksel was in de Oudheid gangbaar, ook gedocumenteerd in niet-joodse teksten. Waarom Jezus de man niet toestaat het dorp weer in te gaan, is voor mij een onopgelost raadsel. Waarom noch Matteüs noch Lukas dit verhaal vertellen, is voor mij al even raadselachtig.

Jerusalem

Tot slot is er een verhaal over de genezing van een blinde in Jeruzalem, te vinden in het evangelie van Johannes. Het is een lang verhaal, maar de kern is 9.1 met 9.6-7.

In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. … Hij spuwde op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: “Ga u wassen in het badhuis van Siloam.” (Siloam is in onze taal “gezondene”.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.

Dat dit een vrij oude traditie is, volgt uit de vermelding van de Siloam-vijver. De Romeinen verwoestten die in 70 na Chr. Dat Johannes deze locatie (anders dan de naam) bekend kan veronderstellen, suggereert dat hij materiaal benut van voor de Joodse Oorlog.

Kortom: er zijn drie anekdotes over Jezus die blinden geneest, en dan laat ik de Q-uitspraak Mt 11.5 || Lk 7.22 nog buiten beschouwing. Ik durf de conclusie wel aan dat zulke verhalen heel oud zijn geweest. Misschien circuleerden ze al tijdens Jezus’ optreden.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deel dit:

7 gedachtes over “De genezing van een blinde (2)

  1. Casper de Weerd

    De verhalen in het eerste deel eindigen alle drie in een vorm van bekering (en zij volgden hem); zou je dan “open onze ogen” niet als een figuurlijke versie van de oudere verhalen op kunnen vatten?

    1. Ik denk dat Marcus daar inderdaad mee speelt. Dat het goed past in de opbouw van zijn verhaal, wil echter niet zeggen dat de verhalen zijn verzonnen. Ze circuleerden al in een vrij vroeg stadium, lijkt het, en Marcus heeft ze voor zijn doelen benut.

  2. HansH

    Zeker”de ogen openen”. Je kan je afvragen of het niet de taak is van de historicus om een tijd te duiden waarin allen de ogen open moeten gaan. En ik wil een hypothese formuleren dat dit in de vijfde eeuw AD is.
    Na de regering van de Princeps Julianus Apostata wordt het christendom tot de universele godsdienst voor het hele rijk uit geroepen. Dit kun je natuurlijk doen maar dan moet je ook de nieuwe gelovigen een duidelijk verhaal kunnen vertellen over de werking van het nieuwe geloof: Asclepius valt af en Jezus treedt op; Dionysios valt af en Jezus maakt nieuwe wijn; Demeter valt af en Jezus maakt nieuw brood.
    Asclepios, Dionysios en Demeter zijn drie goden uit het pantheon van de klassieke wereld. Zij mogen niet meer aanbeden worden vanaf 380 AD.
    Dus moet er een substituut verhaal komen: “Jezus redt”!
    De vijfde eeuw is dan in mijn hypothese de kraamkamer van een herijking op de inhoud vier evangelisten met een nieuw programma.
    Augustinus breekt de vrije wil af en Caesarius van Arles leert de vijfde eeuw over de straffende hand van God.
    En nu moet ik alleen nog de overleveringsgeschiedenis van de teksten van de vier evangelisten nalopen: is er een duidelijke breuk in de verhaallijn na 380AD.

    1. Merit

      Best interessant, die associatie met Demeter (brood) en Dionysus (wijn), maar in mijn retro-look behoren brood en wijn reeds vanaf de vroegste tijden tot de oud-egyptische offeranden. Zelfs in de piramide-teksten zijn brood en wijn al opgesomd.

      Ook bier was een vast onderdeel van het offerritueel, naast o.a. vijgen, de zeven heilige oliën en wierook.
      Er is veel egyptologische literatuur over dit onderwerp o.a. van egyptoloog W. Barta, https://de.m.wikipedia.org/wiki/Winfried_Barta

  3. Willem Visser

    Bijbelse blindheid is (nagenoeg altijd) een metafoor voor het bewandelen van de verkeerde Weg. Daar verwijst ook de uitspraak van Jezus naar als hij zegt: “Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil” (Mattheüs 15:14).

    Het gebruik van de metafoor geldt mijns inziens ook voor opwekkingen uit de dood. In het verhaal van de Verloren Zoon staat te lezen: “Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden” (Lucas 15:24).

    1. O, zeker. Maar de vraag of de evangelisten er een dubbele bodem mee creëren (dat doen ze), is niet dezelfde als de vraag of ze daarbij oudere stof gebruikten. Dat is de vraag die ik zoek te beantwoorden.

  4. Willem Visser

    Ik denk dat het inderdaad om ‘zeer oude stof’ gaat en dat men in de oude lagen van de Evangeliën gebruik maakt van dezelfde literaire middelen die we ook in Tenach tegenkomen, zoals bijvoorbeeld in Exodus 15:26 waar staat:

    “Als jullie de woorden van de HEER, jullie God, ter harte nemen, als jullie doen wat goed is in Zijn ogen en al Zijn geboden en wetten gehoorzamen, zal Ik jullie met geen van de kwalen treffen waarmee Ik Egypte heb gestraft. Ik de HEER ben het die jullie geneest.”

    In deze tekst gaat het om ‘Gods zegen’ waar het volk op kan rekenen als zij volgens Zijn ‘Geboden en wetten’ leven. Hij belooft hen niet met ziektes te zullen treffen en stelt het volk voor de keus: de ‘Tien plagen van Egypte’ die rampspoed brengen als je de ‘slechte Weg’ bewandelt, of de ‘Tien Goddelijke Geboden’ die voorspoed brengen als je het ‘goede Pad’ blijft volgen!

    Ook de tekst in Lucas 11:20 verwijst naar Tenach. Jezus zegt daar:
    “Maar indien ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.”
    Die ‘vinger Gods’ verwijst naar Exodus 8:19, naar de derde plaag: “Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger!”
    Die ‘vinger Gods’ komen we ook tegen in andere wonderlijke gebeurtenissen en zaken, zoals in Deut.9:10, Psalm 8:4, Dan.5:5.

Reacties zijn gesloten.