
Onlangs bracht ik een flitsbezoek aan het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Alhoewel ik het archeologiemuseum van de UvA vaker had bezocht, was ik de levensgrote leeuw glad vergeten. De eerste keer dat ik oog in oog stond met deze leeuw was in 2008 toen ik als kersverse oudhistorica een rondreis door Oost-Turkije maakte en Nemrud Dağı beklom waar – onder andere – deze leeuw huis houdt.
Werelderfgoed op grote hoogte
De 2.134 meter hoge berg Nemrud verrijst in een nationaal park in Adıyaman; een provincie in het zuidoosten van Turkije, niet al te ver van de grens met Syrië. De berg geldt als hoogste piek van het noordelijke Tweestromenland en maakt deel uit van het Taurusgebergte. Wat deze berg zo uniek maakt is de 60 meter hoge tumulus die er bovenop werd gebouwd in opdracht van Antiochos I Theos. Deze tumulus lag bovenop de heilige begraafplaats (hierothesion op z’n Grieks) van deze koning die in de eerste eeuw voor Christus de scepter zwaaide over het koninkrijk Kommagene.
Een komen en gaan van overheersers

Kommagene was van oorsprong een Syrisch-Hittitisch vorstendom in het zuidoosten van Turkije en een bondgenoot van de Assyriërs. Het koninkrijk wordt voor het eerst genoemd in een Assyrische tekst uit de negende eeuw v.Chr. waarin melding wordt gemaakt van “Kummuhu”. In 708 lijft koning Sargon II het rijk in als provincie van het Assyrische Rijk.
Omstreeks 612 voor Christus ging er een andere wind waaien in Mesopotamië en kregen de Babyloniërs het voor het zeggen in het land van Eufraat en Tigris. Ook Kommagene werd tot het Nieuw-Babylonische Rijk gerekend, maar in 539 voor Christus kwam er ook aan dit rijk een einde met de verovering van Babylon door de Perzische koning Cyrus de Grote. In deze periode van Perzische heerschappij werd Kommagene tot de satrapie Armenië gerekend.
In de vierde eeuw voor Christus deed de Macedonische veroveraar Alexander de Grote zijn intrede en veroverde het Perzische Rijk tussen 334 en 330 voor Christus. Na zijn overlijden in 323 v.Chr. kregen de generaals van Alexander (de Diadochi) het met elkaar aan de stok over de verdeling van het veroverde territorium. Rond 300 leek men uitgevochten te zijn en was het rijk in drieën verdeeld: Europa, Egypte en Azië. Laatstgenoemde viel onder het gezag van de Seleukiden – vernoemd naar de eerste koning Seleukos I Nikator – en ook Kommagene maakte onderdeel uit van dit Seleucidische Rijk.
Het Hellenistische koninkrijk Kommagene

Het Seleukidische Rijk bereikte haar hoogtepunt rond 200 v.Chr., maar zou in verval toen koning Antiochos III de Grote in conflict raakte met de Romeinen. Hij verloor de oorlog en zag zich genoodzaakt zijn grondgebied in Klein-Azië af te staan aan het Koninkrijk Pergamon. Ook moest men een bedrag van 15.000 gouden talenten betalen.
Vanaf 175 v.Chr. bestierde koning Antiochos IV Epifanes het Seleukidische Rijk. Hij is berucht om zijn anti-joodse beleid, maar had ook zijn handen vol aan onrusten in Armenië en in het oosten van zijn rijk, waar de Parthische koning Mithradates I de boel op stelten zette.
In navolging van de dood van Antiochos IV in 164 braken er allerlei onrusten uit in het Seleukidische Rijk en zag de satraap Ptolemaios (een nazaat van de Armeense dynastie van de Orontiden) zijn kans schoon om de onafhankelijkheid van Kommagene uit te roepen. Het territorium besloeg grofweg de Turkse provincies Adıyaman en (het noorden van) de provincie Antep. Het werd begrensd door Kappadocië, Armenië en Syrië en de oostgrens van het rijk werd getekend door de rivier de Eufraat. Daar tevens de hoofdstad Samosat.
Antiochos I Theos
Ptolemaios I van Kommagene werd in 130 v.Chr. opgevolgd door zijn zoon Sames II Theosebes Dikaios en hij op zijn beurt weer door zijn zoon Mithridates I Kallinikos. Deze riep in 109 Kommagene uit tot koninkrijk. Mithridates trouwde met de Seleukidische prinses Laodike VII Thea, hetgeen als een vredesverdrag beschouwd kan worden tussen Kommagene en de dynastie die er ooit heerste.

In 86 voor Christus kregen Mithridates en Laodike een zoon die de meest bekende koning van Kommagene zou worden: Antiochos I Theos. Hij nam de scepter van zijn vader over in 70 v.Chr. en regeerde tot zijn dood in 31. Antiochos wist dankzij zijn sluwe diplomatie de onafhankelijkheid van Kommagene lang te waarborgen tegen de oprukkende Romeinse macht. In zijn volledige titulatuur (Antiochos I Theos Dikaios Epifanes Fhiloromaios Filhellen) wordt hij dan ook – onder andere – ‘vriend van de Romeinen’ genoemd.

Nemrud Dağı
Antiochos is echter vooral bekend om een bijzondere bezienswaardigheid die hij in 62 v.Chr. op de berg Nemrud begon te bouwen. Om bij Nemrud Dağı te komen, kunnen reizigers vanuit het kleine dorp Kȃhta de tocht door het dorre landschap van het nationale park ondernemen. De weg begint aanvankelijk vlak, maar wordt op den duur steiler en de tocht naar boven is niet zonder gevaar.

Eenmaal bij de berg aangekomen kan de reiziger nog verder omhoog lopen richting een 50 meter hoge tumulus, gemaakt uit 30.000 m³ gebroken stenen. Ooit was deze kunstmatige berg 60 meter hoog, echter door zowel menselijke als natuurlijke invloeden is het ingeklonken. De tumulus bevat in haar kern de laatste rustplaats van Antiochos I Theos. Na twee millennia komen de toeristen er nog altijd. Zoals ik. Ik moest daaraan weer denken toen ik in Amsterdam opnieuw oog in oog stond met de leeuw van Nemrud Dağı.
[Omdat ik voor antropologisch veldonderzoek naar de West-Aziatische wetenschapsbloggebruiken niet in Nederland ben, vandaag deze toffe gastbijdrage van Lauren van Zoonen. Dank je wel Lauren!]

Een poging om de leeuw astronomisch te dateren:
http://nemrud.nl/index.php/tourist-information/lion-horoscope/
Klinkt aannemelijk, maar ik ken er te weinig van om dit te kunnen beoordelen.
Ah oei, te snel. Hier had de MB al eens over geblogd.
Een op zich handige lijst van overheersers tot aan de oprichting van een monument, maar helaas weinig informatie over het gebied zelf. 🙁
Na lezing dacht ik ook: wat woonden daar voor mensen en waar hielden ze zich mee bezig? En maakte het voor hen veel uit wie daar (tenminste op papier) de baas was, of dopten ze de facto gewoon hun eigen boontjes.