Bij de dood van John P. Meier

Dat is schrikken: eergisteren is John P. Meier op tachtigjarige leeftijd overleden. Hij is de auteur van A Marginal Jew, een ooit als driedelig werk begonnen studie over Jezus van Nazaret die uitgroeide tot vijf boeken. Een maand of drie geleden informeerde ik bij mijn boekhandel of de verschijningsdatum van het zesde deel al bekend was, maar dat viel niet te zeggen. Nu weten we dus dat het er niet meer zal komen, al blijf ik hopen dat iemand anders het zal afronden.

Ieder zijn eigen Jezus

Het belang van the increasingly inaccurately named Marginal Jew Trilogy overstijgt de bestudering van de historische Jezus. Om dat te begrijpen, moeten we terug naar het centrale kentheoretische probleem van de oudheidkunde: dataschaarste. Anders dan bij veel andere wetenschappen zit de dynamiek in dit vak niet in de verwerving van nieuwe data maar bij de voortdurend veranderende manieren waarmee onderzoekers omgaan met vrijwel dezelfde, ergerlijk beperkte data. (Oké, archeologen krijgen wel steeds nieuwe data, maar ook daar zit de dynamiek in de voortdurend wisselende interpretatiemodellen.)

Lees verder “Bij de dood van John P. Meier”

De genezing van de verlamde (2)

Betzata, waar Jezus een verlamde genas

We hadden het over het verhaal over de genezing van de verlamde. Naast de versie van Marcus, waarover ik het in het vorige blogje had, is er een versie van Johannes. Die speelt in Jeruzalem en is opvallend anders.

Voor ik u die te lezen geef, even een tekstkritische kwestie: in de NBV21 is ervoor gekozen een bijzinnetje weg te laten dat niet in de oudste manuscripten staat en vermoedelijk een later ingevoegde toelichting is. Dat zinnetje luidt dat er weleens een engel neerdaalde die het water van Betzata in beweging bracht en geneeskrachtig maakte.

Lees verder “De genezing van de verlamde (2)”

De genezing van de verlamde (1)

Reconstructie van een antiek huis met een plat dak (Museumpark Orientalis, Berg en Dal)

Ik heb al vaker aangegeven dat het Nieuwe Testament is geschreven in een wereld met een ander waarheidsbegrip. Waar wij van een bewering vaststellen of ze waar is door te kijken of ze correspondeert met de feiten, keek men in de Oudheid of ze leek op soortgelijke beweringen. In voorindustriële samenlevingen heeft men immers de middelen niet om beweringen te toetsen. In het antieke wereldbeeld deden bijzondere mensen bijzondere dingen, want dat bleek uit elk bekend verhaal. Men vertelde dus dat de Romeinse keizer lammen kon laten lopen en blinden kon laten zien (vgl. Suetonius, Vespasianus 7.2). En het Nieuwe Testament vertelt zulks dus over Jezus.

Ik heb ook al vaker aangegeven hoe we zo’n anekdote moeten bekijken. Eén, we kijken hoe ze is overgeleverd. Twee, er zijn authenticiteitscriteria waarmee we voorbij de overlevering kijken naar wat er feitelijk gebeurd kan zijn.

De genezing van de verlamde

De anekdote is twee keer overgeleverd: één keer door de evangelist Johannes, één keer door de drie andere evangelisten (de synoptici). De laatsten zullen we als eersten behandelen.

Lees verder “De genezing van de verlamde (1)”

Authenticiteitscriteria (2)

Romeinse soldaten bespotten Jezus (Catacomben van Praetextatus, Rome; tweede eeuw)

Ik introduceerde gisteren de problemen rond het onderzoek naar de historische Jezus. De oudheidkundige, geconfronteerd met verhalen die niet kunnen (denk aan natuurwonderen of voorspellingen die altijd kloppen), moet een middenweg vinden tussen goedgelovigheid en hyperscepsis. Dit speelt niet alleen bij het Jezusonderzoek; het speelt bij elke vraag naar de oude wereld. Het is alleen bij het Jezusonderzoek het meest expliciet onder ogen gezien.

Een oplossing is het gebruik van zo objectief mogelijke criteria. Nu bestaat perfecte objectiviteit niet, maar we kunnen criteria ontwerpen waar iedereen het over eens kan zijn. Je moet je voorstellen dat een gemengd samengesteld team van onderzoekers (bijv. een christen, een moslim, een jood en een atheïst) een gegeven tekst bekijkt en oordeelt of die voldoet aan een bepaald criterium. Als ze het er, ondanks uiteenlopende achtergronden, over eens zijn dat iets authentiek is of niet, mogen we aannemen dat dit ad hoc wel zo zal zijn. Voorlopig is dit de minst slechte benadering.

Lees verder “Authenticiteitscriteria (2)”

Authenticiteitscriteria (1)

Jezus en de samaritaanse vrouw. Fresco uit de Catacomben van Praetextatus. Het kapsel van de vrouw suggereert een datering rond 200 na Chr.

Het was niet mijn bedoeling van het ene naar het andere stukje over het voorrabbijnse jodendom te stappen. Er is zoveel meer Oudheid. Maar mijn lezersbestand vernieuwt zich en oude vragen keren terug, zoals die naar de betrouwbaarheid van onze bronnen. Of het nu de evangeliën zijn of Tacitus of Cassius Dio of Suetonius of Flavius Josephus: ze hebben allemaal hun vooringenomenheden en een wereldbeeld dat niet het onze is. De lezer moet een vertaalslag van de ene naar de andere cultuur maken – we noemen dat hermeneutiek – en vervolgens moeten we de geboden informatie beoordelen.

Als het gaat om het Jezus-onderzoek (ik licht dit eruit omdat er een vraag over was) hebben we te maken met een vrij complexe situatie. De brieven van Paulus zijn redelijk oud en verwijzen naar een eerdere situatie, die die zal zijn geweest van de leerlingen die Jezus hadden gekend. Toen stond centraal dat het Einde nabij was.

Paulus concludeerde al dat de Wet van Mozes niet meer was wat ’ie was geweest, dat het belangrijk was te geloven dat Jezus de messias was geweest, dat de mensheid was gered en dat Jezus zou terugkeren om de volken te oordelen. (De discussie over het Nieuwe Perspectief op Paulus laat ik even buiten beschouwing.) Iets later ontstaan de evangeliën – eerst Marcus, dan Matteüs en Lukas, tot slot Johannes – en dan is het geloof in Jezus al belangrijker dan het geloof van Jezus.

Lees verder “Authenticiteitscriteria (1)”