
In juli 64 na Chr. werd Rome getroffen door een catastrofe. Ik heb op deze blog de beroemde beschrijving door Tacitus weleens geciteerd. Grote branden waren niet ongewoon – elke voorindustriële stad werd er van tijd tot tijd door getroffen – en er waren voorzorgsmaatregelen genomen. Zo stonden her en der brandmuren, waarvan die achter het Forum van Augustus tegenwoordig nog het meest herkenbaar is.
Maar tegen een brand zo groot als die van 64 waren alle menselijke maatregelen vergeefs. De brand woedde dagenlang en legde hele wijken in de as. Keizer Nero nam meteen maatregelen voor de getroffen bevolking. Hij liet barakken bouwen in zijn tuinen aan de andere zijde van de Tiber, voerde levensmiddelen aan, liet toezien op woekerprijzen. Allemaal voorbeeldig, maar het gerucht dat hij de lier ter hand had genomen om de brand van Troje te bezingen, liet zich niet onderdrukken. De oplossing was, zoals bekend, dat hij de stedelijke Joden, die woonden tegenover de plek waar de brand was begonnen, de schuld gaf. Omdat dat er nogal veel waren, selecteerde hij een kleine, toch al omstreden groep: de messiasbelijdende joden die in het Grieks christenen heetten, vereerders van een gekruisigde rebel.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.