
Een tijdje geleden blogde ik over het boek van Floris Overduin, die Trojaanse Redevoering van Dio van Prusa had vertaald. De Grieks-Romeinse redenaar betoogde daarin dat Troje nooit door de Grieken was ingenomen. Dat is een mooi voorbeeld van de speelse wijze waarop men destijds omging met zulke verhalen. Je kon ze tegenspreken, op z’n kop zetten, parodiëren, of allegorisch duiden (zoals Palaifatos deed). Zo werkt literatuur nu eenmaal. De Quichot heeft ook allerlei interpretaties, is geparodieerd, aangepast, bekort, gemoderniseerd.
Ik denk niet dat de kerkvader Augustinus veel heidenen overtuigde toen hij de absurditeit van de aloude mythen en sagen wilde aantonen door de Trojaanse verhalen letterlijk te nemen, Dat deed sowieso niemand. Dat laat onverlet dat Augustinus wel zijn christelijke publiek aan het lachen zal hebben gekregen. In De stad van God 3.2 wijst hij er eerst op dat de Grieken en Trojanen dezelfde goden even gewetenvol vereerden: de goden verhoorden dus wel de gebeden van de ene, maar niet die van de andere partij. Dat is onrechtvaardig.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.