Italië in de tweede eeuw v.Chr.

Niet Italië maar Sicilië en Tunesië voedden Rome en dus moesten er graanpakhuizen komen, zoals de Porticus Aemilia uit 174 v.Chr.

Het grootste drama in de aan grote drama’s bepaald niet arme geschiedenis van het Romeinse Rijk staat bekend als de Romeinse Revolutie: de val van de republiek en het ontstaan van het keizerrijk. Dat het proces ook destijds belangrijk werd gevonden, blijkt uit de opbouw van het geschiedwerk van Appianus. Na twaalf boeken waarin hij Romes oorlogen per regio behandelt, volgen vijf boeken over de diverse burgeroorlogen, gevolgd door vier boeken waarin onder Augustus de interne rust terugkeert. Tot slot drie boeken over de succesvolle campagnes van de keizertijd. Appianus bouwt zijn verhaal zo op dat duidelijk wordt dat Romes ergste vijand Rome was.

In het handboek van De Blois en Van der Spek waarover ik op donderdag vaak blog, Een kennismaking met de oude wereld, zijn we inmiddels aanbeland bij de oorzaak van deze problemen. Althans, zoals moderne historici die zien. In de Oudheid ontwaarde men een moreel probleem: de generaals waren alleen belust op aanzien en invloed, de soldaten waren hebzuchtig, niemand was voldoende integer. Alleen Appianus herkent dat de oorzaken niet in de individuen maar in de structuren moeten worden gezocht. Van alle geschiedschrijvers uit de Oudheid is Appianus de enige die je een historicus mag noemen in onze zin van het woord: met zijn causaliteitsbegrip was hij zijn tijd een eeuw of zestien, zeventien vooruit.

Lees verder “Italië in de tweede eeuw v.Chr.”

Romeinse landbouw

Een “vallus”, Gallische oogstmachine (Institut archéologique, Arlon)

Toen Umberto Eco het manuscript van De naam van de roos naar een uitgever bracht, zei die dat het een prachtboek was maar dat het begin te lang was. Het verhaal kwam te traag op gang. Eco schijnt te hebben gezegd dat hij wilde dat de lezer aan het ritme van de Middeleeuwen gewend raakte. Het lijkt me eerlijk gezegd wat overdreven dat je zo meer van een roman zou genieten. Maar toch. Het is ook niet helemáál onzinnig dat je, als je je bezighoudt met een onderwerp, een soort gevoel moet hebben voor het ritme, de natuur, de omgangsvormen, de vanzelfsprekendheden.

Boerderijstage

De ideale oudheidkundige heeft een tijdje op een boerderij gewerkt. Hij weet wat het is om door de dieren en de seizoenen een ritme opgelegd te krijgen. Hij herkent dat het onvermijdelijk is kuddes te verweiden – en wat dit betekent voor de verspreiding van informatie. Hij weet wat het betekent als de oogst mislukt en begrijpt dat je, om je risico’s te spreiden, het liefst velden gebruikt aan twee zijden van een heuvel. Hij begrijpt wat het is om, totdat je tot de aarde terugkeert, te moeten zweten voor het brood.

Lees verder “Romeinse landbouw”