
In de stukken die ik tot nu toe wijdde aan de Zeevolken vatte ik samen hoe De Blois en Van der Spek in Een kennismaking met de oude wereld uitleggen wat er aan de hand was. Ze doen dat met alle voorzichtigheid die het onderwerp vereist, want veel is onduidelijk. Wat echter inmiddels wél zeker is, is dat er een klimaatverandering is geweest die het maatschappelijke aanpassingsvermogen te boven ging. Ik keek naar het bewijsmateriaal en wees erop dat dit viel te presenteren als een consistent verhaal: zo rond 1200 v.Chr. was er een klimaatomslag; volken uit het Griekse gebied raakten op drift; er was een noordwest-zuidoost-beweging van Zeevolken; steden werden geplunderd; het Hethitische Rijk ging ten onder; de vraag naar tin nam af; de interregionale handelsnetwerken stortten in; men schakelde over op ijzer. We zouden de migratie van de Frygiërs vanaf het zuidelijke Balkanschiereiland naar Anatolië nog kunnen toevoegen.
Complicaties
Het is mogelijk het bewijsmateriaal zo te presenteren, maar er zijn complicaties. De voorgaande alinea past mooi in een negentiende-eeuws frame dat beschavingen à la het West-Romeinse Rijk ten onder gingen door migraties. Dat was destijds een populaire analyse – om niet te zeggen: een koloniaal angstbeeld – maar het is voor de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen achterhaald. Op drift geraakte stammen assimileerden en de veranderingen in het Mediterrane wereldrijk hadden vooral te maken met het feit dat het al van binnenuit verzwakt was. Iets dergelijks kan natuurlijk ook spelen bij de Zeevolken: die werden gevaarlijk doordat de oosterse grootmachten al verzwakt waren, waarbij de klimaatomslag die de Zeevolken het ruime sop deed kiezen, slechts één factor was. Moeten we niet zoeken naar andere factoren?
Eén zo’n factor heb ik in feite al aangestipt. Normaalgesproken kan een samenleving zich aanpassen aan een klimaatomslag – de gebeurtenissen een millennium eerder waren een voorbeeld – maar dit keer overtrof de klimaatomslag het maatschappelijk aanpassingsvermogen. De veerkracht is zo een tweede factor of, zo u wil, een explicieter benoemd aspect van de eerste factor.
Verwoestingen te over
Een wezenlijker punt is de aard van het archeologisch bewijs. Er zijn op allerlei plaatsen verwoestingslagen gevonden. Goed gedocumenteerd zijn de steden van Cyprus: Pafos, Kition en Enkomi. Mykeense Grieken vestigden zich rond 1200 te Maa en vertrokken een kwart eeuw later. In de Levant zijn er Tarsus, Ugarit, Karchemish en Aleppo. In deze regio zouden na de twaalfde eeuw Neohittitische stadstaten bestaan en duiken ook de Arameeërs op. De verwoesting van Hazor in Israël is wel toegeschreven aan binnenvallende Hebreeën, al is het idee dat er werkelijk een Intocht is geweest, nogal omstreden – en dan druk ik me voorzichtig uit. Er zijn verwoestingen aangetroffen in de Fenicische stad Byblos en ook Ashkelon is relevant. De Hethitische hoofdstad Hattusa lijkt te zijn geëvacueerd (maar of dat met de Zeevolken heeft te maken, weten we niet). In Griekenland kwam een einde aan de paleisburchten en ik voeg daar gemakshalve Troje aan toe.
Dat zijn twaalf steden en het ziet er overdonderend uit, maar het is in feite lastig te dateren. Van de Mykeense paleisburchten is Thebe verwoest in de tijd waarin het aardewerk werd gemaakt dat bekendstaat als LH IIIb1, Tiryns tijdens LH IIIb2, Pylos en Troje VIIa tijdens LH IIIc1. In Mykene zijn verwoestingen bekend uit LH IIIb1 én LH IIIb2. Gemakshalve kun je zeggen dat de misère ruim voor 1250 begint en eindigt na 1200 – maar dat is dus gemakshalve.
Het dateringsprobleem
Aardewerk uit de Late Bronstijd is namelijk notoir lastig te dateren. Dat geldt voor een ouderwetse schakeldatering, waarbij je de gelijktijdigheid van diverse soorten aardewerk gebruikt om een relatieve chronologie op te stellen, die je uiteindelijk koppelt aan de Egyptische koningslijst. Maar daarin zit ruimte. We zagen al dat de zeeslag van Ramses III in zowel 1186 als 1177 v.Chr. valt te dateren. Proberen we een koolstofdatering, dan lopen we aan tegen het probleem dat er juist in deze periode een plateau zit in de kalibratiecurve, waardoor een monster van 2962 ± 15 jaar BP een kans van 65% heeft tussen de 1225 en 1125 v.Chr. te komen.
Dit klinkt misschien wat hermetisch, maar het betekent dat het dozijn steden dat ik zojuist opsomde, niet tegelijk is verwoest maar in een veel wijdere periode. We hebben tweederde kans dat het gaat om een eeuw en het kan dus nog wijder zijn. Terwijl die paleisburchten in Griekenland dus grosso modo wat eerder ten onder zijn gegaan. Complex dus allemaal. En het is nog wat complexer, zoals we morgen zullen zien, als ik deze reeks afrond.
Naar aanleiding van de actualiteit: kan de verwoesting rechtstreeks met de klimaatomslag in verband gebracht worden zonder migrerende volkeren? Worden er sporen van geweld aangetroffen of gaat het om een brandlaag? Is het mogelijk dat sommige steden ten prooi vielen aan bosbranden of was er niet voldoende bos om ze te bedreigen? Of ben ik nu vanuit een typisch 21-ste-eeuws frame aan het kijken?
Nee, er zijn geen rechtstreekse verbanden gedocumenteerd.
En daarom is de parallel zo gevaarlijk. Immers we weten zo weinig over destijds. Los daarvan is het aanpassingsvermogen van een preïndustriële samenleving anders dan een postindustriële maatschappij. Morgen eindig ik deze reeks met het advies terughoudend te zijn met parallellen.
“Of ben ik nu vanuit een typisch 21-ste-eeuws frame aan het kijken?”
Ja, maar dat wil nog niet zeggen dat het fout is.
Dat geldt ook voor het typische (maar iets aangepaste) 19e eeuwse frame. Het is goed voor te stellen dat klimaatverandering in allerlei gebieden mensen in beweging bracht. Die verstoorden de aanvoer van tin. Daardoor raakten steden en paleisburchten verzwakt. Enz. Een kettingreactie dus.
Let wel: ik zuig dit ook maar uit mijn duim. Er zijn gewoon teveel theorieën mogelijk en geen beschikbare data om een keuze te maken. Een paar weken geleden schreef ik al dat Cline dit in zijn boek toegaf.
Dus u bent bij deze uitgenodigd zelf een theorie in elkaar te knutselen, als u daar zin in hebt. Zolang alle bekende historische feiten er in passen en de boel een beetje consistent is zit u goed. En als u er helemaal lol in hebt bedenkt u vervolgens allerlei bezwaren.
Het probleem blijft vooral dat we niet weten hoe alle genoemde factoren verband met elkaar houden.
“was er een klimaatomslag”
“de vraag naar tin nam af”
Waarom zou het tweede op het eerste volgen?
En dan komt dit er nog bij:
“dat het gaat om een eeuw ”
Een eeuw vol verwoeste steden? Ik zou verwachten dat de vraag naar tin noenam. Natuurlijk kunnen we verzinnen dat niet de vraag naar maar het aanbod van tin afnam door verstoorde handelsroutes (het spul kwam van ver), maar hoe kwam dat dan?
Ik vind dit allemaal wel geinig. We weten vrij goed wat er gebeurd is, maar we weten nauwelijks hoe dat allemaal zo kwam.
>> Dat geldt voor een ouderwetse schakeldatering, waarbij je de gelijktijdigheid van diverse soorten aardewerk gebruikt om een relatieve chronologie op te stellen, die je uiteindelijk koppelt aan de Egyptische koningslijst. <<
De Egyptische chronologie is alles behalve zeker, ook al wordt dat verondersteld. Er zijn tal van pogingen om de chronologie en de interactie met Mesopotamië te verhelderen. Als de kapstok dus al wankel is …..
Het is krek zo.
Wat er bij mij niet echt in wil is die omschakeling van brons naar ijzer ‘omdat brons door de crisis lastiger te verkrijgen was’. Hoezo dan pas ijzer? Het was gemakkelijk te verkrijgen, goedkoper, en veel beter. Als dat echt zo was zou je al veel eerder ijzeren wapens verwachten.
Die vallende paleisburchten, dat kan natuurlijk oorlog zijn. Klimaatverslechtering, verdwijnende handel, instabiliteit, dat kan zeker tot een aanval van een naburige koning of piraten leiden. Maar vergeten we dan de eigen bevolking niet? Hongerende boeren kunnen ook heel goed de voorraden van de paleisburcht geplunderd hebben – in feite is dat een zelfde scenario als de Syrische crisis.
Ten laatste, al die ‘Zeevolkeren’ komen wel heel gemakkelijk uit het Mediterrane gebied. Maar ik heb ooit eens gelezen dat er ook op het Europese vasteland van alles gaande was. Iets met Urnveld-groepen, pre- en proto-Kelten en zo.
Ook vanaf een grotere afstand is het probleem goed herkenbaar. Kwantitatieve sociologen zouden zeggen dat er te veel vrijheidsgraden zijn en daarmee het causale model overindentificeerd is. Zonder een precieze tijdslijn is de richting van de causale verbanden niet vast te stellen. Verder is zonder degelijk uitgewerkte theorie het probleem onoplosbaar.
Dat een theorie “degelijk uitgewerkt” is, zegt nog niets over hoe geloofwaardig die theorie is.
Klopt. een degelijk uitgewerkte theorie is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde.
Uiteraard!
Dat spreekt natuurlijk vanzelf!
Voor Martin.
Dank u.
Ik zweer bij de stelling van Bayes. Maar dan moet je wel een P(D|H) kunnen berekenen.. Statistici zeggen vaak dat je het niet over causaliteit moet hebben; je weet nooit of het slechts een niet-causale correlatie is.
Aan Robert Vermaat. Heeft de omschakeling van brons naar ijzer niet iets te maken met de smeltpunten van de verschillende metalen – en het ontstaan van kleine smeltovens voor het ijzererts ? Ik ben maar een leek!
Ik ben RobertV niet, maar hier zijn de smeltpunten:
https://www.wetenschapsite.be/tabel_smeltpunt.htm
Dat van ijzer verreweg het hoogst..
Het kan dus heel goed. Of het klopt weet ik niet, maar een paar dagen geleden schreef iemand dat ijzer pas echt populair werd toen de Bronstijd al een tijdje afgelopen was. Dan is de opkomst van ijzer op zijn best het laatste gevolg en nergens oorzaak van.
Hier kan ook de ‘wet’ van Jan Romein toegepast worden: de wet van de remmende voorsprong. Egypte beschikte als een van de eerste grootmachten over een krachtige legermacht. Nl. strijdwagens bemand met strijders met o.a. lange bronzen zwaarden. Die wagens met pasrd waren niet zo snel te keren als een erom rennende infanterist met een kort ijzeren en daarom veel scherpere dolk. De Egyptische krijgsmacht was achterhaald en vernieuwde te laat. Egypte werd een makkelijke prooi, verloor regelmatig slagen en werd het voorbeeld van de overwinnelijkheid van de tradionele grootmachten die toen successievelijk werden aangepakt. Kwam nog bij dat Egypte geen maritieme natie was en ook weinig verweer had tegen ‘zeevolken’.
Alleen is Egypte één van de weinigen die een invasie afsloeg en een zekere mate van politieke continuïteit kende.
En de reden van de achteruitgang van Egypte was eerder een intern: een priesterklasse die steeds machtiger werd ten koste van de koningen.
Pasrd=paard
Egypte verloor bijna de helft van zijn grondgebied.
Als je daarmee de veroverde gebieden in Palestina bedoelt heb je gelijk.
Nog iets: de Egyptenaren namen paard en strijdwagens over van de Hyksos en daarin reden boogschutters, geen zwaardvechters.
Klopt ook weer. Maar ik dacht dat er ook een afdeling met khopesh zwaarden was. Maar mijn kennis hierover is niet voldoende. Punt blijft dat een strijdwagen dan een achterhaald wapen wordt genoemd en niet meer opgewassen tegen bewegelijk voetvolk met sterk verbeterde (ijzeren) wapens.