Childe’s erfenis

Een deel van Childe's "spreadsheet" van antieke culturen. Anders dan je van een archeoloog zou verwachten, is het jongste onder en het oudste boven.
Een deel van Childe’s “spreadsheet” van antieke culturen. Anders dan je van een archeoloog zou verwachten, is het jongste onder en het oudste boven.

Ik blogde vorige week enkele keren over Gordon Childe, de man die de hoofdlijnen vaststelde van ons beeld van het verre verleden. Ik vertelde dat hij, zoals zijn voorganger Montelius, een soort spreadsheet maakte waarin alle archeologische culturen van Europa waren opgenomen: tijd langs de y-as, regio’s langs de x-as. Zie boven. Door het verleden zo te conceptualiseren, had hij kunnen vaststellen dat de oude theorieën, dat alle beschaving in het oosten was ontstaan en geleidelijk naar het westen was gekomen, niet konden kloppen.

Ik wees erop dat Childe er verder naar streefde de samenleving te reconstrueren waarvan de materiële cultuur een neerslag was. Daarbij kwamen economische, sociale, politieke, etnische en religieuze aspecten aan bod. Bij de beschrijving van die samenlevingen benutte hij inzichten uit de Sovjet-archeologie en het functionalisme.

Deze “cultuurhistorische” benadering is in feite een soort nationalistische geschiedenis met andere middelen: de traditionele nationale staten verlengden hun geschiedenis naar de Prehistorie, waarbij archeologische culturen de plaats innamen van staten, diffusie van culturele verworvenheden in de plaats kwam van “grote mannen” en migraties de plaats innamen van veroveringsoorlogen. De Germanenverering na de Duitse eenwording in 1870 is een voorbeeld.

Het idee van een nationale staat, met haar nationale verleden en haar cultuurhistorische Prehistorie, bleek zo succesvol dat het ook werd overgenomen door pas-onafhankelijke staten die meer dan één volk binnen de grenzen hadden, zoals op de Balkan en in het Midden-Oosten. De wonderlijke paradox was daarbij dat al die jonge staten voor één van de volken binnen hun grenzen een grote ouderdom claimden, zodat zulke staten én jeugdig vitaal én respectabel oud waren. Cultuurhistorisch archeologen hielpen hun vaderland dan door een band te benadrukken tussen enerzijds het volk dat in de nieuwe staat dominant was en anderzijds een volk uit een ver verleden, dat vervolgens archeologisch in het zonnetje werd gezet. Zo liet de Reza Shah, de koning van Iran van 1925 tot 1941, benadrukken dat er vóór de komst van de islam een magnifieke, zuiver Perzische cultuur in Iran had bestaan, die hij wilde doen herleven in een seculiere, nationale staat, ontdaan van Arabische invloeden (zoals de islam). Ik kom hierop volgende week terug.

Deze kijk op het verleden hoeft niet per se slechte wetenschap op te leveren. Ook is het feit dat een bepaalde continuïteit tussen toen en nu op het overdrevene af wordt benadrukt, nog geen aanwijzing dat zo’n continuïteit niet werkelijk is. Een voorbeeld is Israël, dat de archeologie vaak misbruikt om de aanspraken van het Joodse volk op het land te onderstrepen. Ik schrijf “misbruikt” omdat archeologie daar niet toe dient, maar dat wil niet zeggen dat de Joden er niet altijd hebben gewoond. Bezoek Safed voor een kijk op het voor-zionistische Jodendom. De Israëlische archeologie, wil ik maar zeggen, bewijst een claim op het land die geen weldenkend mens ter discussie stelt.

Een sleutelfiguur in de Israëlische archeologie met haar zionistische agenda, is Yigael Yadin (1917-1984), die wereldberoemd werd door zijn opgraving van Masada, maar in eigen land al bekend was als chef-staf van het Israëlische leger tijdens de oorlog van 1948. Archeologen als hij groeven het verleden op van het Joodse volk, probeerden aan de hand van voorwerpen uitspraken te doen over economie, etniciteit, sociale en politieke verhoudingen en religie, en wel met het uitdrukkelijke doel te bewijzen dat de symbolen die door de eeuwen belangrijk waren voor de Joden – het monotheïsme, de Bijbel, de tempelcultus in Jeruzalem – werkelijk eeuwenoud waren. Met andere woorden, de archeologie werd ondergeschikt gemaakt aan enerzijds de geschiedschrijving en anderzijds de politiek.

Wanneer een moderne staat het verleden benut om zich te legitimeren, om de nationale identiteit te versterken of om gebieden te claimen, is er een reële kans dat oneigenlijke argumenten de wetenschappelijke discussie binnensluipen. Welke naties tegenwoordig bestaan, is voor het verleden volkomen irrelevant. Een wetenschapper hoort zich daar niet voor te lenen. De geesteswetenschappen moeten en kunnen meer doen dan het aanleveren van bouwstenen voor een nationaal zelfbeeld.

Gelukkig gebeurt zoiets in Nederland natuurlijk nóóit.

Deel dit:

2 gedachtes over “Childe’s erfenis

  1. De geschiedenis in een spreadsheet plaatsen maakt het een en ander wel overzichtelijker.
    Natuurlijk moet er dan wel alleen maar feitelijk bekend staande gebeurtenissen . perioden in af te lezen zijn.

    Het boven naar onder lezen gaf mij al problemen. Maar daarna las ik pas jouw opmerking over de volgorde.

    Ik schaam mij voor het slavernij verleden van Nederland. Toch ben ik hier zelf niet verantwoordelijk voor. Persoonlijk excuses aanbieden aan mijn vrienden/nazaten van slavernij is dan ook niet mogelijk. Net zo min als ik de credits van mooiere gebeurtenissen uit de Vaderlandse geschiedenis op mijn conto kan schrijven.

    Vriendelijke groet,

  2. Jort Maas

    Leuk artikel. Zeker mee eens dat deze benadering ook wel goede wetenschap kan opleveren. Of dat wel of niet kan heeft natuurlijk wel wat met het paradigma te maken, maar meer met de manier waarop hypothesen behandeld worden. En hoe er met autoriteit wordt omgegaan, iets dat in de menswetenschappen misschien een wat groter probleem is dan in de wat ‘hardere’ wetenschappen.

Reacties zijn gesloten.